ECLI:NL:RBNNE:2023:261

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
18/099704-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het binnendringen van het lichaam van een minderjarige en het plegen van ontucht wegens het ontbreken van wettig bewijs

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het binnendringen van het lichaam van een minderjarige en het plegen van ontucht. De zaak betreft een periode van 2 juli 2015 tot en met 1 juli 2021, waarin de verdachte zou hebben geprobeerd zijn stiefkind, geboren in 2010, seksueel te misbruiken. De verdachte is verschenen in de rechtszaal, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.J.H. Titahena, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tijdens de zitting op 10 januari 2023 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat er volgens hem geen wettig bewijs was voor de beschuldigingen. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit, met de argumentatie dat de verklaringen van het vermeende slachtoffer onvoldoende betrouwbaar waren en niet voldeden aan het bewijsminimum zoals bedoeld in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen wettig bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als bewijs beschikbaar zijn, en dat deze verklaringen niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte vrijgesproken is van de feiten waarvoor de schadevergoeding werd gevorderd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/099704-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 juli 2015 tot en met 1 juli 2021, althans in het jaar 2015 en/of het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar2019 en/of het jaar 2020 en/of het jaar 2021 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, en/of te Ureterp, in elk geval in de gemeente Opsterland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010,die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het in voornoemde periode opzettelijk ontuchtig meermalen, althans eenmaal, doen en/of laten ontkleden van het lichaam van die [slachtoffer] en(vervolgens) het binnendringen met verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het
betasten/aanraken van de/een (blote) borst(en)en/of bil(len) en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 juli 2015 tot en met 1 juli 2021, althans in het jaar 2015 en/of het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar2019 en/of het jaar 2020 en/of het jaar 2021 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, en/of te Ureterp, in elk geval in de gemeente Opsterland, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, althans een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, en bestaande die ontucht uit het in voornoemde periode opzettelijk ontuchtig meermalen, althans eenmaal, doen en/of laten ontkleden van het lichaam van die [slachtoffer] en(vervolgens) het binnendringen met verdachtes vinger(s) in, althans betasten/aanraken van, de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten/aanraken van de/een (blote) borst(en) en/of bil(len) en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde feit, zowel in de primaire als de subsidiaire variant, wegens het ontbreken van wettig bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar zijn, waardoor vrijspraak dient te volgen. Als de rechtbank de verklaringen wel voldoende betrouwbaar acht, dan stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet is voldaan aan het bewijsminimum zoals bedoeld in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), omdat de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Steunbewijs
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens artikel 342, tweede lid, Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is in zedenzaken niet vereist dat de seksuele handelingen zelf steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het kan voldoende zijn dat de verklaringen van het slachtoffer op bepaalde punten worden bevestigd door andere bewijsmiddelen, mits die afkomstig zijn van een andere bron. Daarbij mag tussen deze verklaringen en het overige gebezigde bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaan.
1
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het procesdossier. Op 30 maart 2022 heeft [slachtoffer] op school een formulier ingevuld waarop zij aangeeft een gesprek te willen met haar juf, getuige [naam] . Tijdens het gesprek met [naam] op 7 april 2022 heeft [slachtoffer] verklaard dat ze misbruikt is door verdachte, haar voormalige stiefvader. Naar aanleiding van deze verklaring zijn de ouders van [slachtoffer] uitgenodigd op school en heeft er een tweede gesprek plaatsgevonden. [slachtoffer] herhaalt vervolgens hetgeen zij eerder heeft verklaard. Op 11 april 2022 en 28 april 2022 vinden twee studioverhoren plaats waarin [slachtoffer] een nadere verklaring aflegt over de ontuchtige handelingen die zouden zijn gepleegd door verdachte. [naam] en de ouders van
[slachtoffer] hebben vervolgens een verklaring afgelegd bij de politie ten aanzien van hetgeen zij van [slachtoffer] hebben gehoord.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of naast de hiervoor genoemde verklaringen van [slachtoffer] in onderhavig procesdossier ondersteunende bewijsmiddelen aanwezig zijn die redengevend zijn voor het tenlastegelegde en voldoende inhoudelijk verband hebben met de verklaringen. De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door de getuigen afgelegde verklaringen niet het benodigde inhoudelijke steunbewijs op ten aanzien van het tenlastegelegde. De verklaringen van de getuigen – voor zover betrekking hebbende op de ten laste gelegde handelingen – zijn immers afkomstig uit één bron: de verklaringen van [slachtoffer] .
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, buiten de verklaringen van [slachtoffer] om, niet het benodigde bewijs opleveren voor het tenlastegelegde.
Dit brengt met zich mee dat er geen wettig bewijs in het dossier aanwezig is om het aan verdachte primair en subsidiair tenlastegelegde bewezen te verklaren. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.

Benadeelde partij

De volgende persoon heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer] , tot een bedrag van in totaal € 15.690,00, waarvan € 690,00 ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij heeft tevens gevorderd de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor is overwogen wordt de verdachte vrijgesproken van het feit waarvoor de benadeelde partij schadevergoeding heeft gevraagd. Hierdoor kan de verdachte in deze strafzaak niet verantwoordelijk worden gehouden voor de gevorderde schade van de benadeelde partij. De rechtbank verklaart daarom de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de strafrechter de vordering van de benadeelde partij niet inhoudelijk behandelt in deze strafzaak.

Uitspraak

Vrijspraak
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. M.M. Spooren, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. F. van der Meulen, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2023.