ECLI:NL:RBNNE:2023:2609

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
189362
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

Op 9 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van jeugdzorg, waarbij de ouders geconfronteerd werden met een tekort aan jeugdzorgmedewerkers, wat leidde tot een onverwachte thuisplaatsing van hun zoon. De kinderrechter heeft de machtiging voor zes maanden toegewezen, met de hoop dat dit bijdraagt aan het herstel van vertrouwen in de jeugdzorg.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over de minderjarigen en dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van beide kinderen. De GI (Gecertificeerde Instelling) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, maar de ouders hebben aangegeven dat een verlenging van zes maanden voor [minderjarige 1] acceptabel is. De kinderrechter heeft de zorgen over de gedragsproblematiek van [minderjarige 2] en de impact daarvan op [minderjarige 1] meegewogen in zijn beslissing.

De kinderrechter concludeert dat de ontwikkelingsbedreigingen nog steeds aanwezig zijn en dat de ouders niet de noodzakelijke hulp hebben ontvangen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen te verlengen tot 23 december 2023, met de opdracht aan de GI om de kinderrechter en belanghebbenden tijdig te informeren over de voortgang. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de hoop dat de hulpverlening nu daadwerkelijk van de grond komt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/189362 / JE RK 23-426
Datum uitspraak: 9 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam , hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 4 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 11 mei 2023;
- het nagezonden plan van aanpak van de GI van 1 juni 2023, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
1.2.
Op 9 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader;
- de moeder;
- [naam] en [naam] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de ouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 juni 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 23 juni 2023. Bij dezelfde beschikking heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 23 december 2022 en de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 november 2022 de machtiging verlengd om [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een 24-uursaccomodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 23 juni 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Voor de onderbouwing verwijst de GI naar het verzoekschrift en de daaraan gehechte bijlagen.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek nader toegelicht en naar voren gebracht dat het afgelopen jaar veel is gebeurd in de situatie van de kinderen. De GI erkent dat - doordat een halfjaar lang geen vaste jeugdzorgwerker betrokken is geweest binnen het gezin vanwege personeelsproblemen bij de GI - niet het maximale is ingezet en er onvoldoende zicht is gekomen op de situatie. Desondanks heeft de GI nog zorgen over de kinderen, wat maakt dat zij een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk vindt. De zorgen zien met name op de gedragsproblematiek van [minderjarige 2] en het feit dat hij niet naar school gaat. Daarnaast nemen ook de zorgen over [minderjarige 1] toe, omdat [minderjarige 2] inmiddels weer enige tijd thuis woont en het gezin daarmee onder enorme spanning komt te staan. De GI heeft als doel om [minderjarige 2] op korte termijn te plaatsen bij [instantie] , voor nadere diagnostiek en behandeling. Op dit moment staat [minderjarige 2] (als eerste) op de wachtlijst, maar er is weinig doorstroming waardoor een concrete plaatsing nog onzeker is. De GI heeft om die reden dan ook (nog) geen verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing ingediend.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
De ouders staan voor wat betreft [minderjarige 2] achter het verzoek van de GI en menen dat [minderjarige 2] elders geplaatst dient te worden en hulpverlening moet krijgen. Ten aanzien van [minderjarige 1] vinden de ouders een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar niet nodig, maar zij kunnen wel instemmen met een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de duur van een halfjaar, zodat op dat moment weer gekeken kan worden of een ondertoezichtstelling langer noodzakelijk is. Ondanks dat [minderjarige 1] onrust ervaart van de situatie dat [minderjarige 2] weer thuis woont, gaat het goed met haar en gaat zij naar school. Bovendien hebben de ouders met de gezinsopname eind vorig jaar laten zien dat zij over goede opvoedvaardigheden beschikken en dat er wat betreft [minderjarige 1] geen zorgen zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen wanneer aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 1:255 BW wordt voldaan.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling op de zitting is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat de ontwikkelingsbedreigingen die tot de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben geleid ook nu nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is dat de maatregel wordt verlengd. De kinderrechter overweegt hierover het volgende.
5.3.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat de afgelopen periode veel is gebeurd in het gezin en dat zij daarbij niet de noodzakelijke jeugdhulp ontvangen hebben. De GI kampte met een ernstig tekort aan jeugdzorgmedewerkers, waarvan het gezin de dupe is geworden. De ouders werden enkele maanden geleden onverwachts geconfronteerd met een plotselinge thuisplaatsing van [minderjarige 2] , nadat bleek dat hij niet langer binnen het gezinshuis kon verblijven vanwege seksueel overschrijdend gedrag. Ook de beoogde plaatsing van [minderjarige 2] bij [instantie] voor observatie en behandeling kwam niet van de grond, mede door het tekort aan jeugdzorgmedewerkers. De kinderrechter begrijpt dat sinds de thuisplaatsing van [minderjarige 2] er een enorme belasting op het gezinssysteem ligt en het is lastig voor de ouders om hun hoofd boven water te houden. [minderjarige 2] laat toenemend gedragsproblematiek zien en gaat al lange tijd niet naar school. Hoewel de ouders afgelopen jaar middels de gezinsopname met [minderjarige 1] hebben laten zien dat zij - in ieder geval ten aanzien van [minderjarige 1] - over goede opvoedvaardigheden beschikken, geven de ouders aan dat [minderjarige 1] lijkt terug te vallen in negatief gedrag sinds het moment dat [minderjarige 2] weer thuis woont. De zorgen over [minderjarige 1] lijken daarmee ook toe te nemen.
De kinderrechter concludeert dat de zorgen over de kinderen nog onverminderd aanwezig en dat het gezin niet de noodzakelijke hulp ontvangen heeft die zij had moeten ontvangen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is gezien de aanwezige zorgen noodzakelijk. Gelukkig lijkt de hulpverlening nu wel echt van de grond te laten komen, en zijn er ervaren jeugdzorgmedewerkers bij het gezin betrokken geraakt. De kinderrechter begrijpt dat [instantie] nog steeds betrokken is en het is belangrijk dat dit de komende periode gewaarborgd blijft. Daarbij is het belangrijk om de ontwikkeling van beide kinderen te volgen, ook op het moment dat [minderjarige 2] eventueel wordt overgeplaatst naar [instantie] .
5.4.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn:
- de onvoorspelbare opvoedingssituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- de schoolgang van [minderjarige 2] ;
- de gedragsproblematiek van [minderjarige 2] en het effect hiervan op [minderjarige 1] ;
- de persoonlijke problematiek van de ouders en hun belaste verleden;
- de zorgen over de opvoedingsvaardigheden en beschikbaarheid/onmacht van de ouders.
5.5.
Uit het voorgaande blijkt dat aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. De kinderrechter overweegt ten aanzien van de duur het volgende. Ter zitting is duidelijk geworden dat de afgelopen periode bepaalde dingen ernstig zijn misgelopen, waaronder het feit dat er langere tijd geen vaste jeugdzorgwerker betrokken was, de aanmelding van [minderjarige 2] bij [instantie] niet van de grond kwam en [minderjarige 2] - mede daardoor - plotseling is teruggeplaatst bij de ouders. De kinderrechter begrijpt dat dit erg frustrerend moet zijn geweest voor de ouders. Desondanks stellen de ouders zich positief op en weten opnieuw het vertrouwen in handen te geven van de nieuwe jeugdzorgwerker, wat hen te prijzen valt.
De kinderrechter begrijpt van de GI dat de komende periode ingezet wordt om [minderjarige 2] bij [instantie] te plaatsen om de diagnostiek en behandeling op te starten en daarnaast de thuissituatie van [minderjarige 1] te blijven volgen, omdat de huidige jeugdzorgwerker nog maar kort betrokken is en om die reden nog onvoldoende zicht heeft op de opvoedsituatie van de ouders. De kinderrechter wil gelet op het feit dat de ouders de afgelopen periode teveel in de steek zijn gelaten, de touwtjes strak in handen houden en de voortgang van de huidige inzet kunnen volgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden en voor het overige aanhouden tot een nader te bepalen zittingsdatum. Daarbij draagt de kinderrechter de GI op om uiterlijk één week voorafgaand aan de nader te bepalen zittingsdatum de kinderrechter en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken. Na zes maanden zal de kinderrechter de GI en de ouders opnieuw horen en beslissen op het resterende duur van het verzoek. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat dit bij zal dragen aan het herstellen van het vertrouwen van de ouders in de jeugdzorg.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 23 december 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan tot de zitting met gesloten deuren op een
nog nader te bepalen dag en tijdstip in december 2023 ;
6.4.
draagt de GI op om uiterlijk
één weekvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting de kinderrechter en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken, haar visie op de ondertoezichtstelling, en haar standpunt ten aanzien van de resterende duur van het verzoek.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2023 door
mr. G.J. Baken, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Y. Bos als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.