ECLI:NL:RBNNE:2023:2599

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
18-007654-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over seksuele aanranding van een minderjarige in een bus

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanraken van de billen van een 14-jarig slachtoffer in een bus. Het incident vond plaats op 11 oktober 2022, toen de verdachte achter het slachtoffer ging zitten en haar meerdere keren aanraakte. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij zich verlamd voelde en dat het voor haar een angstige ervaring was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en heeft een taakstraf opgelegd van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De reclassering heeft gerapporteerd dat de kans op recidive als matig-hoog wordt ingeschat, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte niet eerder veroordeeld, wat ook in zijn voordeel heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.007654.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2022, in de bus van [dorp] naar Groningen, in de provincie Groningen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het in die bus achter die [slachtoffer] plaatsnemen en/of vervolgens meermalen onverhoeds de/een bill(en) van die [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en/of hier aan te kriebelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen aanraken en/of betasten en/of kriebelen van/aan de/een bil(len) van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2023;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 oktober 2022, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022268554 d.d. 29 december 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2022, in de bus van [dorp] naar Groningen, in de provincie Groningen, door een feitelijkheid, te weten het in die bus achter die [slachtoffer] plaatsnemen en vervolgens meermalen onverhoeds een bil van die [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en/of hier aan te kriebelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen aanraken en/of betasten en/of kriebelen van een bil van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte dienen de bijzondere voorwaarden, te weten de meldplicht bij de reclassering en de ambulante behandeling, te worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de oplegging van een taakstraf, deels in voorwaardelijke zin. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bereid is om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tegen de wil van het slachtoffer aanraken van haar billen, terwijl zij ten tijde van het feit slechts 14 jaar oud was. In de bus is verdachte in de stoel achter het slachtoffer gaan zitten, waarbij hij meerdere malen aan haar heeft gezeten. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft tegenover de politie verklaard dat zij zich gedurende het voorval verlamd heeft gevoeld en uit haar verklaring blijkt dat het voor het slachtoffer een angstige ervaring is geweest. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Uit het reclasseringsrapport van 10 mei 2023 volgt dat de kans op recidive als matig-hoog wordt ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering (na afspraak) en een ambulante behandeling.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 19 april 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gezien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een forse taakstraf, waarvan de helft voorwaardelijk, aangewezen. De rechtbank acht met het bewezenverklaarde feit weliswaar een inbreuk op de lichamelijke integriteit van aangeefster aanwezig, maar niet een zodanig ernstige inbreuk als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf - als stok achter de deur - niet noodzakelijk. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedragingen en hij hiervoor spijt heeft betuigd alsmede het feit dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van
120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op, een en ander zoals hierna in het dictum is bepaald.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 60 urenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
1. de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak. Dit kan ook huisbezoeken inhouden. De veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar de veroordeelde aan zal werken deze te behalen.;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. van der Kuijl, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2023.