De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 27 juni 2023 in de zaak met parketnummer
18/064452-22 veroordeeld ter zake van medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting voldoende aannemelijk geworden dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van het door hem gepleegde strafbare feit of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank neemt het rapport als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormeld strafbare feit wordt geschat.
Blijkens het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 18 maart 2021 zijn op 16 maart 2021 in een pand aan de [adres] drie kweekruimtes aangetroffen met daarin respectievelijk 99, 59 en 196 hennepplanten. Bij de berekening in het rapport is uitgegaan van 354 hennepplanten. Het rapport gaat uit van drie eerdere oogsten. De rechtbank acht dit ook aannemelijk, in het bijzonder gelet op de door Enexis gemeten patronen in het elektriciteitsverbruik vanaf juni 2020.
1
De raadsman heeft ten aanzien van de opbrengst aangevoerd dat deze met 80% moet worden verlaagd, aangezien verdachte 20% van de opbrengst zou ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn stelling dat hij 20% van de opbrengst zou ontvangen in het geheel niet heeft onderbouwd. Ook heeft verdachte wisselend verklaard over hoeveel mensen betrokken zouden zijn geweest bij de hennepkwekerij. Bij de politie heeft hij het over één iemand anders, ter zitting sprak hij over twee anderen.
De rechtbank heeft evenwel bewezenverklaard en acht dus ook aannemelijk dat er sprake is van mededaders. In het voordeel van verdachte zal de rechtbank dan uitgaan van in totaal drie daders, zodat de opbrengst door drieën moet worden gedeeld. Daarbij gaat de rechtbank wel voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij slechts 20% van de opbrengst kreeg.
Uit voormeld rapport volgt dat de opbrengst aan hennep per plant minimaal 29,1 gram bedraagt, waardoor de totale bruto opbrengst aan hennep respectievelijk per kweekruimte 2,8809 kilogram (99 planten x 29,1 gram), 1,7169 kilogram (59 planten x 29,1 gram) en 5,7036 kilogram (196 planten x 29,1 gram) bedraagt. Omdat de daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep niet kon worden vastgesteld, bedraagt de opbrengst volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken minimaal €
4.070,- per kilogram. De totale bruto opbrengst bedraagt minimaal 2,8809 kilogram x € 4.070 = € 11.725,26 voor de eerste kweekruimte, 1,7169 kilogram x € 4.070 = € 6987,78 voor de tweede kweekruimte en 5,7036 kilogram x €4070 = € 23.213,65 voor de derde kweekruimte.
Voor wat betreft de kosten die op de opbrengst in mindering dienen te worden gebracht overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat zij bij het schatten van het wederrechtelijk verkregen voordeel alleen met die kosten rekening kan houden die in rechtstreeks verband staan tot de bewezenverklaarde hennepteelt en waarvan het bestaan en de omvang of uit het dossier blijken, of door de veroordeelde voldoende aannemelijk zijn gemaakt. De opbrengsten moeten allereerst worden verminderd met de door de veroordeelde gemaakte standaardkosten, te weten afschrijvingskosten, hennepstekken en variabele kosten.
De officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd dat ook een bedrag van € 1.800,00 in mindering moet worden gebracht op het totaalbedrag, omdat verdachte deze huurkosten heeft betaald. Deze kosten zijn onderbouwd door het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, opgenomen op pagina 244 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021090980 d.d. 27 oktober 2021, waar op de bankrekening van veroordeelde te zien is dat hij drie keer een bedrag van respectievelijk € 550,-, € 650,- en € 600,- aan huur heeft overgeboekt. De rechtbank zal deze huurkosten dan ook in mindering brengen op het deel van verdacht in de opbrengst, nu verdachte deze kosten heeft gedragen.
De in mindering te brengen kosten voor de oogsten zijn op basis van het rapport als volgt:
De eerste kweekruimte:
Afschrijvingskosten: € 150,00 (Tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken: € 377,19 (€ 3,81 x 99 planten)
Variabele kosten: € 384,12 (€ 3,88 x 99 planten)
Totaal aan kosten: € 911,31
De tweede kweekruimte:
Afschrijvingskosten: € 150,00 (Tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken: € 224,79 (€ 3,81 x 59 planten)
Variabele kosten: € 228,92 (€ 3,88 x 59 planten)
Totaal aan kosten: € 603,71
De derde kweekruimte:
Afschrijvingskosten: € 150,00 (Tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken: € 746,76 (€ 3,81 x 196 planten)
Variabele kosten: € 760,48 (€ 3,88 x 196 planten)
Totaal aan kosten: € 1.657,24
Dit levert de volgende berekening op:
De eerste kweekruimte
Bruto opbrengst 3 oogsten x € 11.725,26 € 35.175,78
Totale kosten 3 oogsten x € 911,31 € 2.733,93
De tweede kweekruimte:
Bruto opbrengst 3 oogsten x € 6.987,78 € 20.963,34
Totale kosten 3 oogsten x € 603,71 € 1.811,13
De derde kweekruimte:
Bruto opbrengst 3 oogsten x € 23.213,65 € 69.640,95
Totale kosten 3 oogsten x € 1.657,24 ` € 4.971,72
Totaal van drie kweekruimtes en drie oogsten € 116.263,29
€ 116.263,29 / 3 € 38.754,43
Huurkosten € 1.800,00
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 36.954,43
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 36.954,43 voordeel heeft genoten. De rechtbank zal de betalingsverplichting op hetzelfde bedrag vaststellen.