ECLI:NL:RBNNE:2023:2560

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
18-140954-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van minderjarige nicht door verdachte met handelingen van seksuele aard

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van zijn minderjarige nichtje. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten dertien jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 november 2021 in Hoogeveen, door onverhoeds te handelen, het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft betast en met zijn hand in haar broek is gegaan, wat leidde tot een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft erkend dat hij de seksuele handelingen heeft verricht, maar de verdediging heeft betoogd dat er geen sprake was van dwang, omdat het slachtoffer 'nee' had gezegd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het onverhoedse karakter van de handelingen van de verdachte het slachtoffer overviel, waardoor zij zich niet kon verzetten. Dit leidde tot de conclusie dat er wel degelijk sprake was van dwingen in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 180 uren. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en het feit dat hij spijt heeft betuigd en hulp heeft gezocht bij de geestelijke gezondheidszorg.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/140954.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 november 2021 te Hoogeveen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het omhoog doen van het shirt van die [slachtoffer] en (vervolgens) betasten van de (ontblote) buikvan die [slachtoffer] ,
  • het losmaken van de broek en/of gulp van die [slachtoffer] en (vervolgens) met zijn hand in de broekvan die [slachtoffer] gaan, en/of
  • het (vervolgens) met zijn hand/vingers wrijven over de vagina en tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 november 2021 te Hoogeveen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum]
2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het omhoog doen van het shirt van die [slachtoffer] en (vervolgens) betasten van de (ontblote) buikvan die [slachtoffer] ,
  • het losmaken van de broek en/of gulp van die [slachtoffer] en (vervolgens) met zijn hand in de broekvan die [slachtoffer] gaan, en/of
  • het (vervolgens) met zijn hand/vingers wrijven over de vagina en tussen deschaamlippen van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zowel aangeefster als verdachte verklaren dat de seksuele handelingen stopten toen aangeefster “nee” zei. Dat was de enige kenbare vorm van verzet voor verdachte. Hij is toen ook gestopt. Van verkrachting is dan ook geen sprake, nu dwang niet bewezen kan worden, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 3 november 2021 op een onverwachts moment met mijn hand in de broek van [slachtoffer] ben gegaan en toen met mijn vingers tussen haar schaamlippen heb gewreven. Het is gegaan zoals [slachtoffer] heeft verteld.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 januari 2022,opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021308011 d.d. 24 mei 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Waar was jij toen?
A: Ik was bij [verdachte] zijn huis. Hij woont in [adres] .
V: Vertel ons eens alles wat er gebeurd is?
A: Nou hij zei de hele tijd tegen mij dat ik zwanger was. Toen ging hij op de bank de hele tijd aan mijn buik zitten. Hij zei dat we naar de keuken moesten gaan want daar was beter licht. Ik ging naar de keuken en daar ging hij met zijn hand in mijn broek. Hij vroeg of ik het lekker vond. Ik riep hard: "nee". Hij zei ssssst.
V: Dan sta je in de keuken. Vertel eens alles over wat er dan gebeurt?
A: Ik stond voor een keukenkastje. [verdachte] deed mijn shirtje omhoog. Ik dacht toen: "Nee", maar ik zei het niet. Hij zat eerst aan mijn buik. Hij ging toen steeds verder naar onderen. Hij deed toen mijn broek los en ging met zijn hand in mijn broek.
V: En zegt hij dan ook wat?
A: Hij deed daarna mijn gulp open. Hij zei: "Je moet ook bij de baarmoeder voelen". En toen ging hij gelijk tussen mijn benen. v: Wat doet hij dan precies?
A: Hij wreef met twee vingers over alles heen.
V: Wat bedoel je met alles?
A: Over heel mijn geslacht.
V: Waar voel je dan die vingers precies?
A: Eigenlijk overal. Maar ook door de schrik komt het twee keer harder aan.
V: Je zegt hij wrijft met zijn handen van boven naar beneden. Jij zegt dan dat zijn handen bij jou kut zitten. Zitten zijn vingers, aan de voorkant, of er tussenin of aan de zijkant of is het anders?
A: Er tussen erin. Zijn vingers zaten tussen mijn schaamlippen.
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daartoe als volgt.
Van het in artikel 242 Wetboek van Strafrecht bedoelde “dwingen” kan ook sprake zijn indien het onverhoedse karakter van het handelen van verdachte het slachtoffer overvalt en de ontuchtige handelingen derhalve niet door het slachtoffer, eventueel mondeling, gepareerd kunnen worden. Aan het slachtoffer wordt aldus de mogelijkheid van verzet ontnomen met als gevolg dat de ontuchtige handelingen voor het slachtoffer onvermijdbaar zijn.
Aangeefster is, op uitnodiging van verdachte, met verdachte meegelopen naar de keuken in de veronderstelling dat verdachte daar, bij beter licht, kon zien of zij zwanger was. Verdachte heeft aangeefster, ook naar eigen zeggen van verdachte, vervolgens onverhoeds betast door het shirt van aangeefster omhoog te doen, haar broek open te maken en met zijn hand in de broek van aangeefster te gegaan om vervolgens over de vagina en tussen de schaamlippen van aangeefster te wrijven. Aangeefster is hier erg van geschrokken mede omdat het voor haar geheel onverwacht gebeurde. Aangeefster was op de verrichte seksuele handelingen in het geheel niet bedacht en behoefde dit, naar het oordeel van de rechtbank, ook niet te zijn. Nu voornoemde seksuele handelingen voor aangeefster onverhoeds gebeurden en zij zich daardoor niet kon verzetten, waren die seksuele handelingen voor haar onvermijdelijk. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat er sprake was van dwingen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 november 2021 te Hoogeveen, door een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het omhoog doen van het shirt van die [slachtoffer] en vervolgens betasten van de ontblote buik vandie [slachtoffer] ,
  • het losmaken van de broek en gulp van die [slachtoffer] en vervolgens met zijn hand in de broek vandie [slachtoffer] gaan, en
  • het vervolgens met zijn hand/vingers wrijven over de vagina en tussen de schaamlippen van die[slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair: verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeel tot 20 maanden gevangenisstraf waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde en voor een taakstraf in combinatie met één dag gevangenisstraf voor het subsidiair ten laste gelegde.
Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het feitelijk handelen van verdachte is ontuchtig maar heeft niet de uiterlijke verschijningsvorm van verkrachting. Bij de strafoplegging bij bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde dient rekening gehouden te worden met het feit dat verdachte verstandelijke beperkt is en dat dit vermoedelijk een rol heeft gespeeld bij zijn handelen. Daar komt bij dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en dat hij spijt heeft betuigd. Tevens is verdachte in een vrijwillig kader hulp gaan zoeken en heeft hij zich aangemeld bij de geestelijke gezondheidszorg (hierna: GGZ) waar hij zeer binnenkort een intakegesprek heeft. Een gevangenisstraf is derhalve niet op zijn plaats nu een dergelijke straf het traject bij de GGZ zal doorkruisen. Voorts is verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht met voornoemde omstandigheden rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat en af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan één dag.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 17 april 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn toen dertien jaar oude nichtje door met zijn hand in haar broek te gaan en met zijn hand/vingers tussen haar schaamlippen te wrijven. Het jonge slachtoffer voelde zich, gelet op het onverhoedse handelen van verdachte, niet in staat om zich tegen de seksuele handelingen te verzetten. Het betreft hier een ernstig strafbaar feit. De ontuchtige seksuele handelingen hebben een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen daar nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van ondervinden. Verdachte heeft het vertrouwen van zijn nichtje beschaamd evenals dat van zijn zus, die dacht dat haar dochter veilig zou zijn bij haar broer thuis. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer geplaatst. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank houdt evenwel in strafmatigende zin rekening met de volgende aspecten. Verdachte neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen en hij heeft oprechte spijt betuigd. Tevens heeft verdachte zelfstandig hulp gezocht bij de GGZ om te achterhalen waar zijn gedrag vandaan komt. Uit het vorenstaande blijkt dat verdachte de verwerpelijkheid van zijn handelen inziet en daar ook aan wil werken om recidive te voorkomen. Voorts blijkt uit het reclasseringsadvies van 17 april 2023 dat verdachte verstandelijk beperkt is en dat zijn verstandelijke beperking vermoedelijk een rol heeft gespeeld bij zijn handelen. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het vorenstaande maakt dat de rechtbank sterk afwijkt van de LOVS-oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert voor verkrachting en op een lagere straf uitkomt dan door de officier van justitie geëist. Geheel afzien van (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf, zoals bepleit door de raadsvrouw, zou echter onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit en aan het strafrechtelijk uitgangspunt van de generale preventie. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf voor de duur van 180 uren, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 (negentig) zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. R. Depping en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2023.
Mr. M.A.A. van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.