ECLI:NL:RBNNE:2023:2545

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
18-310886-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van ontuchtige handelingen met pleegdochter

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn pleegdochter. De verdachte, geboren in 1949, werd bijgestaan door advocaat mr. E.J. Kuiters, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. L.J. van der Heide. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van seksueel misbruik die zich zouden hebben voorgedaan tussen 2007 en 2015. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, haar zus en een pleegzorgwerker beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende steun boden voor de aangifte van de pleegdochter. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank merkte op dat het LEBZ niet was geraadpleegd en dat het jeugdzorgdossier van de pleegdochter niet was toegevoegd aan het dossier, wat in deze zaak relevant had kunnen zijn. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/310886-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1949 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2007 tot en met 15 augustus 2013, te [woonplaats] , gemeente Achtkarspelen, meerdere malen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina en/of het brengen van zijn penis in haar mond en/of haar beffen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 15 augustus 2015, te [woonplaats] , gemeente Achtkarspelen, meerdere malen, althans eenmaal, met [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn vinger(s) in haar vagina gebracht en/of heeft hij haar gebeft;
3. hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2007 tot en met 15 augustus 2015, te [woonplaats] , gemeente Achtkarspelen, meerdere malen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pleegkind, [slachtoffer] , [geboortedatum 2] , bestaande die ontucht hierin dat hij die [slachtoffer]
  • heeft betast aan haar vagina en/of
  • heeft gelikt aan haar vagina en/of
  • heeft betast aan haar borsten en/of billen en/of
  • dat hij in het bijzijn van die [slachtoffer] zich heeft afgetrokken en/of waarbij hij ejaculeerde op/overhaar lichaam.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Ook heeft de officier van justitie oplegging van een contactverbod met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voor de duur van 5 jaren ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, waarbij per overtreding een vervangende hechtenis van twee weken geldt met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer] gedetailleerd, consistent en betrouwbaar is en dat haar verklaring tevens voldoende steun vindt in de verklaringen van haar zus [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en pleegzorgwerker [medewerker] (hierna: [medewerker] ).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte integraal vrijspreken van de tenlastegelegde feiten omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Steunbewijs
[slachtoffer] , de pleegdochter van verdachte, heeft in 2019 aangifte gedaan van langdurig seksueel misbruik door verdachte. De tenlastegelegde feiten zijn op haar verklaring gebaseerd en komen kortgezegd neer op het meermalen betasten en likken van haar vagina, het betasten van haar borsten en billen en het in het bijzijn van [slachtoffer] aftrekken en ejaculeren op/over haar lichaam een en ander verspreid over een periode van jaren.
Verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan enig seksueel misbruik. Hij heeft hierover verklaard dat hij denkt dat [slachtoffer] dit seksueel misbruik wel heeft meegemaakt, maar dat hij niet degene is die zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Volgens verdachte haalt [slachtoffer] fantasie en werkelijkheid door elkaar. Verdachte denkt dat [slachtoffer] zich door hem afgewezen voelt omdat hij ervoor koos te stoppen met het bieden van pleegzorg toen hij een nieuwe partner had gekregen na het overlijden van zijn echtgenote en dat dit mogelijk een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de aangifte.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank wordt geconfronteerd met twee tegenover elkaar staande verklaringen: de belastende verklaring van [slachtoffer] versus de ontkenning van verdachte.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Ook niet wanneer deze verklaring op zichzelf als geloofwaardig kan worden beoordeeld. De aangifte van [slachtoffer] alleen is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De tenlastegelegde feiten en omstandigheden moeten voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vereiste voldoende steun kan niet uitsluitend worden gevonden in een onderbouwing van de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring. In aanmerking komen enkel feiten en omstandigheden die worden aangedragen door een tweede, onafhankelijke, kenbron.
Volgens de officier van justitie kan de ondersteuning voor de aangifte van [slachtoffer] worden gevonden in de verklaringen van haar zus [naam 1] en van getuige [medewerker] . De rechtbank zal hierna ingaan op de inhoud van deze verklaringen en ook ingaan op de verklaring van getuige [naam 2] , een vriendin van [slachtoffer] van de middelbare school.
De verklaring van zus [naam 1]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaring van [naam 1] , de zus van aangeefster, voldoende steun biedt voor de verklaring van [slachtoffer] omdat [naam 1] het seksueel misbruik van [slachtoffer] zelf heeft waargenomen. De rechtbank is van oordeel dat haar verklaring in potentie als steunbewijs kan dienen omdat het een verklaring uit eigen waarneming betreft, ware het niet dat [naam 1] over pleegplaatsen heeft verklaard die niet door [slachtoffer] zijn genoemd. [slachtoffer] heeft verklaard dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden in de douche, op de wc, in het bed van verdachte, in de auto en achter de computer. Voor deze verklaring biedt de verklaring van [naam 1] echter geen ondersteuning aangezien zij het heeft over andere pleegplaatsen, namelijk de slaapkamer van [naam 1] en [slachtoffer] en de camper. Om die reden kan de verklaring van [naam 1] niet als steunbewijs worden gebruikt voor de tenlastegelegde feiten.
De verklaring van [medewerker]
Ook de verklaring van [medewerker] biedt naar het oordeel van de rechtbank – anders dan door de officier van justitie is aangevoerd – geen steun aan de verklaringen van [slachtoffer] . Weliswaar blijkt uit de verklaring van [medewerker] dat [naam 1] op enig moment tegen een voormalig pleegmoeder heeft gezegd dat zij en haar zusje door haar pleegvader zouden worden misbruikt, maar [naam 1] heeft in de gesprekken die daarop volgden met [medewerker] , de gezinsvoogd en Veilig Thuis ontkend dat het gebeurd was. Zij heeft haar hele verhaal ingetrokken en toen vervolgens ambulante spoedhulp in het (pleeg)gezin werd geboden, bleef [naam 1] bij haar verhaal dat het niet was gebeurd. [naam 1] en [slachtoffer] hebben vervolgens ook nog langere tijd in het pleeggezin van verdachte gewoond. [medewerker] verklaart verder dat al voor de plaatsing van [slachtoffer] in het pleeggezin van verdachte sprake was van vermoedens dat [slachtoffer] en [naam 1] seksueel misbruikt waren in het gezin van herkomst. Ook omschrijft zij [slachtoffer] als een meisje dat fantasie en werkelijkheid door elkaar kon halen.
Weliswaar spreekt getuige [medewerker] over een eerdere beschuldiging van seksueel misbruik door de verdachte, maar haar informatie is afkomstig van [naam 1] . Daar komt bij dat [naam 1] het seksueel misbruik vervolgens ontkende en haar hele verhaal terugnam. Om die reden acht de rechtbank de verklaring van [medewerker] niet bruikbaar als ondersteuning voor de aangifte van [slachtoffer] , temeer daar de verklaring van [medewerker] ook geen steun biedt aan de tenlastegelegde feiten en omstandigheden die betrekking hebben op [slachtoffer] .
De verklaring van [naam 2]
Het dossier bevat verder een getuigenverklaring van een jeugdvriendin van aangeefster, [naam 2] , die inhoudt dat [slachtoffer] in het eerste jaar van het VMBO aan haar vertelde dat ze seksueel misbruikt was waarbij ze vertelde dat ze van achteren verkracht was door haar pleegvader en dat ze daarom darmproblemen heeft. Deze verklaring biedt geen ondersteuning voor de tenlastegelegde feiten en omstandigheden, nu anale verkrachting niet ten laste gelegd is en [slachtoffer] verdachte daarvan ook niet beschuldigt.
De rechtbank acht het daarbij opvallend dat de verklaring van [naam 2] wel aanknopingspunten biedt voor het alternatieve scenario dat de verdachte heeft geschetst en dat neerkomt op de mogelijkheid dat [slachtoffer] seksueel is misbruikt door een ander. Immers heeft verdachte verklaard dat ten tijde van de plaatsing van [slachtoffer] in hun pleeggezin aan verdachte en zijn vrouw werd verteld dat [slachtoffer] slachtoffer was van seksueel misbruik door een familielid waarbij sprake was van anale verkrachting. Ook verklaart verdachte over darmproblemen van [slachtoffer] ten gevolge daarvan. Ook uit de verklaring van [medewerker] blijkt dat sprake was van vermoedens van seksueel misbruik in het gezin van herkomst.
Dit alles leidt voor de rechtbank tot de conclusie dat ook de verklaring van [naam 2] niet kan worden gebruikt als steunbewijs.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat niet wordt toegekomen aan het wettelijk bewijsminimum en dit ertoe leidt dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Slotopmerking
Tot slot merkt de rechtbank -ten overvloede- nog het volgende op. Om voor de rechtbank onduidelijke redenen is het LEBZ (Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken) niet geconsulteerd en is het jeugdzorgdossier van [slachtoffer] niet aan het dossier gevoegd. De rechtbank is van mening dat dat in een zaak als deze juist wel in de rede zou hebben gelegen. Qua tijdspanne zou dat ook mogelijk moeten zijn geweest. [slachtoffer] heeft immers in 2019 aangifte gedaan en de inhoudelijke zitting heeft pas vier jaar later plaatsgevonden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 954,86, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Omdat de rechtbank de ten laste gelegde feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht en verdachte daarvan geheel vrijspreekt, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering verklaren.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij [naam 2] ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. F. van der Meulen, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2023.