ECLI:NL:RBNNE:2023:2496

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
18-194393-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zorgverlener wegens ontucht met cliënt

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een zorgverlener, hierna te noemen verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een cliënt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 februari 2022, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg, ontucht heeft gepleegd met een cliënt die zich aan zijn zorg had toevertrouwd. De verdachte heeft zich door de cliënt te laten aftrekken tijdens zijn laatste slaapdienst. De rechtbank heeft de verklaring van de cliënt als betrouwbaar en overtuigend beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaring inconsistent en ongeloofwaardig was. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder chatgesprekken tussen de verdachte en de cliënt, die steun boden aan de verklaring van de cliënt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de inverzekeringstelling, alsmede een taakstraf van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een beroepsverbod opgelegd voor de duur van vijf jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, als first offender, niet langer dan de duur van het voorarrest in gevangenisstraf hoeft te worden veroordeeld, maar dat een taakstraf passend is om de gevolgen van zijn gedrag te ondervinden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/194393-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juni 2023. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Knegt, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2022 tot en met 14 februari 2022, te Heerenveen, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht uit:
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) onbetrouwbaar, inconsistent en ongeloofwaardig is. Indien de rechtbank dat standpunt niet volgt, heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] in het dossier aanwezig is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2022, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRBC22066 d.d. 7 juli 2022, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Wat is de [instelling] ?
A: Wij zijn een zorgaanbieder voor mensen met een beperking.
V: Voor wie doen jullie aangifte?
A: [slachtoffer] .
V: Sinds wanneer woont [slachtoffer] bij de [instelling] ?
A: Sinds september 2021.
V: Op welke manier wordt [slachtoffer] begeleid?
A: Zij krijgt ongeveer 3 keer per dag ondersteuning. Ze heeft begeleiding nodig in de gewone dagelijkse dingen.
V: Vertel eens waarvan je aangifte wil doen?
A: [slachtoffer] heeft gedeeld: “Stel dat er iemand door een begeleider op een manier wordt aangeraakt wat diegene niet wil, wat gebeurt er dan.”. Later heeft ze gezegd dat ze het vroeg voor haarzelf. Op een gegeven moment heeft ze de naam opgeschreven: “Het was [verdachte] .”.
V: Wie is [verdachte] ?
A: [verdachte] . [verdachte] is in juli 2021 komen werken bij ons.
V: Wat is er gebeurd?
A: Zij heeft hem afgetrokken.
V: Hebben jullie gekeken wanneer [verdachte] aan het werk was?
A: Dat was rondom 11 februari (
de rechtbank begrijpt: 2022).
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2022,opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 1] :
Ik, verbalisant, vroeg wat de exacte functie van [verdachte] bij de [instelling] was.
Aangeefster vertelde dat [verdachte] assistent-begeleider bij de [instelling] was. Dit houdt in dat hij ondersteuning geeft aan cliënten die bij de stichting wonen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van uitwerking studioverhoor d.d. 2 mei2022, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Waar woon je?
A: [adres] .
V: Je mag gewoon je verhaal vertellen.
A: Donderdag haalt [verdachte] me op. Zijn laatste slaapdienst. Hij kwam bij mij en vroeg aan mij “Wil je misschien in bed liggen?”. Maar ik dacht dat hij dat vroeg op een verzorgende manier, omdat hij mij begeleidt. Toen ging ik in bed liggen en kwam hij ineens naast mij liggen. Hij pakte mijn hand en die legde hij op zijn penis neer. Daarna pakte hij weer mijn hand en deed hij die in zijn broek. Hij maakte die beweging van aftrekken. Ik heb dat gedaan. Toen is hij klaargekomen. Daarna ging hij weer in zijn verzorgende rol. Hij stond op en zei dat hij met grensoverschrijdend gedrag bezig was, dat ik het voor me moest houden en of die verder nog iets voor mij kon doen.
V: Dat aftrekken, is dat één keer of vaker gebeurd?
A: Eén keer.
V: Waar is het gebeurd?
A: In mijn slaapkamer.
V: Je vertelde dat hij wegging. Wanneer was die laatste keer?
A: 14 februari (
de rechtbank begrijpt: 2022) was hij als laatst. Dat was op een maandag.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2022,opgenomen op pagina 56A van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] :
[slachtoffer] haar personalia luidt:
Naam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1995
[slachtoffer] gaf aan dat ze via Facebook Messenger contact heeft gehad met [verdachte] . In de telefoon, op Facebook, zagen wij, verbalisanten, berichten staan tussen [slachtoffer] en [verdachte] .
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een achter het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2022 gevoegde bijlage met fotobladen van chatgesprekken, opgenomen op pagina 57 e.v., voor zover inhoudend: [verdachte] 18 feb.
Ook graag niet meer spreken over het ene wat gebeurd is
19 feb.
Heb je nog gedroomd of gedacht over mij Wou je meer dan op die donderdag?
24 feb. om 18:50
Hey hey
Heb je even
Heb je wat verteld?
Want ik werd gebeld door [naam]
Of ik een gesprek wou
Nee ik heb niks gezegd
Ook niet in boekje iets geschreven?
Nee niks over wat er gebeurd is Ook niet iets van een signaal ofzo Zoals?
Geen idee, dat je verliefd op mij bent of dat je iets met mij wilt ofzo Btw ons contact is geheim toch?
3 mrt.
Heb je nog over mij gehad onlangs?
Graag ons gesprek verwijderen
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een achter de aangifte van [naam] gevoegde bijlage met een tijdlijn, opgenomen op pagina 14 e.v., voor zover inhoudend:
Geestelijke gezondheid [verdachte] 11-02-2022 08:48
[slachtoffer] is een beetje erg onrustig bij mij. Dit ervaar ik best wel als niet zo fijn, dit ga ik proberen af te sluiten op maandag zodat zij zelf weer verder kan. Ook mengen andere begeleiders zich in het gesprek over mij met [slachtoffer] , dit wil ik dan ook liever zelf afsluiten zonder dat ik extra dingen allemaal dingen moet zeggen om wat andere begeleiders zeggen weer goed te draaien. Ook merk dat [slachtoffer] er gek mee aan de haal gaat en soms wat dingen gaat verzinnen die niet zijn gebeurd of gezegd. Daarom wil ik dat het gesprek daarin tussen mij een [slachtoffer] blijft en dan ik dat goed kan afsluiten want dat gaat moeilijk op deze manier. Ik hoop dat hier wat begrip over getoond wordt en dat ik de ruimte krijg om dat maandag te doen. Graag er niet op ingaan als ze mij benoemt en zeg dat ze dat mij moet bespreken en afsluiten. Ook niet over verliefdheid hebben dat brengt het alleen maar op. Op 24-02-2022 nodigt [naam 3] mogelijk betrokken medewerker uit voor gesprek. Zij doen dit telefonisch om 18.40 en bevestigen dit om 18.45 schriftelijk.
Bewijsoverweging
Verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank volgt niet het verweer van de raadsman dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar, inconsistent en ongeloofwaardig is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. [slachtoffer] heeft druppelsgewijs over de ontucht aan haar begeleiders verteld. Eerst vroeg ze namens een vriendin wat er zou gebeuren wanneer iemand door een begeleider ongewild zou worden aangeraakt, toen vertelde ze dat ze het eigenlijk vroeg voor zichzelf, daarna heeft ze gedetailleerd opgeschreven wat er met die begeleider gebeurd zou zijn en tot slot heeft ze verteld dat dit met verdachte zou zijn gebeurd. Voordat [slachtoffer] vertelde wie de dader was, zei ze telkens tegen haar begeleiders dat zij diegene niet in de problemen wilde brengen en dat het voor haar voldoende is dat hij spijt heeft betuigd. Het voorgaande maakt de verklaring van [slachtoffer] authentiek, nu zij duidelijk heeft geworsteld met de voor verdachte beschuldigende verklaring en daarom haar verhaal zo heeft opgebouwd dat zij de reactie van haar begeleiders (collega’s van verdachte) kon aftasten. Daarbij komt dat [slachtoffer] op verschillende tijdstippen en ten overstaan van verschillende personen over dezelfde ontuchtige handeling heeft verklaard, namelijk het aftrekken van verdachte. Dit deed zij een aantal uren nadat het gebeurd was middels een app-bericht aan haar vriendin [naam 4] , vervolgens in een brief en bij begeleiders en tot slot bij de politie. Concluderend acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de bewijsminimumregel uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering betrekking heeft op de tenlastelegging als geheel en niet op onderdelen daarvan. Het is niet vereist dat voor de verklaring van het slachtoffer op het punt van de “kern” van het tenlastegelegde – hier het aftrekken van verdachte – steun is te vinden in het overige bewijsmateriaal. Het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van het slachtoffer in andere bewijsmiddelen kan volgens de Hoge Raad eveneens voldoende zijn, mits afkomstig van een andere bron en er geen te ver verwijderd verband bestaat tussen de verklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal.
In onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] in combinatie met de door de [instelling] opgemaakte tijdlijn voldoende steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. [slachtoffer] heeft verklaard dat de ontucht op een donderdag, tijdens de laatste slaapdienst van verdachte, heeft plaatsgevonden. Volgens [slachtoffer] was verdachte op maandag 14 februari 2022 voor het laatst. Aangeefster [naam] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte rondom 11 februari 2022 aan het werk is geweest. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de ontucht op of omstreeks donderdag 10 februari 2022 moet hebben plaatsgevonden.
Uit de tijdlijn volgt dat verdachte op 11 februari 2022 om 08:48 uur heeft gerapporteerd dat [slachtoffer] onrustig is bij hem en dat wanneer [slachtoffer] over verdachte begint, de collega’s hier niet op in moeten gaan. Hij suggereert hierbij dat ze dingen verzint die niet gebeurd zijn. Ook heeft hij zijn collega’s verzocht om het met [slachtoffer] niet over verliefdheid te hebben, omdat dat “het alleen maar opbrengt”. Vervolgens hebben [slachtoffer] en verdachte op 18 februari en 19 februari 2022 chatcontact, waarbij verdachte verzoekt niet meer te spreken over “het ene wat gebeurd is” en vraagt of [slachtoffer] nog over hem heeft gedroomd en meer wilde op “die donderdag”. Vervolgens blijkt dat de [instelling] verdachte op 24 februari 2022 uitnodigt voor een gesprek. Om 18:40 uur wordt telefonisch contact opgenomen, en om 18:45 uur wordt hiervan een schriftelijke bevestiging aan hem gestuurd. Vervolgens stuurt verdachte 5 minuten later om 18:50 uur naar [slachtoffer] “Hey Hey. Heb je even. Heb je wat verteld? Want ik werd gebeld door [naam] (
de rechtbank begrijpt: aangeefster [naam]). Of ik een gesprek wou.”. Daarna is te lezen dat [slachtoffer] aangeeft niets te hebben gezegd “over wat er is gebeurd”, waarbij verdachte vraagt of zij ook niets in haar boekje heeft geschreven of een signaal heeft gegeven, zoals dat zij verliefd op hem is. Ook vraagt verdachte nog of het contact tussen hen geheim is. Tot slot vraagt verdachte op 3 maart 2022 nogmaals of [slachtoffer] het over verdachte heeft gehad en verzoekt hij [slachtoffer] hun gesprek te verwijderen.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij met zijn berichten doelde op het feit waarvan [slachtoffer] hem beschuldigd heeft. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank echter geen geloofwaardige verklaring gegeven over waar de gesprekken dan wel over gingen. Zo zou het zijn gegaan over een briefje dat [slachtoffer] aan verdachte zou hebben gegeven op de dag dat hij voor het laatst werkzaam was, maar niet is gebleken van het bestaan van een dergelijk briefje en bovendien begrijpt de rechtbank niet waarom daar geheimzinnig over moet worden gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de voornoemde berichten van verdachte, mede in het licht van voornoemde gebeurtenissen in de tijdlijn, niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte heeft gedoeld op de door hem gepleegde ontucht en dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer] daarover te laten zwijgen. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de chatgesprekken, in combinatie met de tijdlijn, voldoende steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer] , zodat sprake is van voldoende wettig bewijs voor het ten laste gelegde. Ook acht de rechtbank het wettige bewijs overtuigend, zodat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde komt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2022 te Heerenveen, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 1995, die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht uit:
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: werkzaam in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, namelijk de meldplicht, ambulante behandeling en een beroepsverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de inverzekeringstelling, alsmede voor een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 24 februari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een aan zijn hulp en zorg toevertrouwde cliënte, door zich door haar te laten aftrekken tijdens zijn laatste slaapdienst. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij het vertrouwen dat het slachtoffer in hem mocht stellen heeft beschaamd en zich in zijn rol als assistent-begeleider onprofessioneel heeft gedragen. Daarbij komt dat het ontucht heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, terwijl de woning, en in het bijzonder de slaapkamer, bij uitstek een plaats is waar mensen zich veilig zouden moeten voelen. Het slachtoffer heeft in haar verklaring ook aangegeven dat zij bang was dat verdachte weer bij haar binnen zou komen, omdat hij in het bezit was van een sleutel. Het handelen van verdachte heeft grote impact gehad op het slachtoffer en zij ondervindt daar nog steeds de nadelige gevolgen van, zoals ook blijkt uit de namens haar voorgelezen slachtofferverklaring. Verder neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven en dat hij heeft geprobeerd om zijn daad te verhullen door één dag na het feit te rapporteren dat andere begeleiders niet meer met het slachtoffer over verdachte en/of verliefdheid moesten praten, door te suggereren dat het slachtoffer dingen verzon die niet gebeurd waren en door het slachtoffer te vragen over het feit te zwijgen en hun chats te verwijderen. Een feit als onderhavige rechtvaardigt in beginsel dan ook oplegging van een gevangenisstraf.
Op dit moment is verdachte niet meer werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg. Hij is werkzoekend en woont sinds december 2022 zelfstandig. Verdachte heeft een beperkt sociaal netwerk en heeft ter terechtzitting aangegeven zich eenzaam te voelen. Hij is vanwege spanningsklachten door zijn huisarts verwezen naar een psycholoog, maar door de lange wachtlijsten is een gesprek met een psycholoog er nog niet van gekomen.
De reclassering heeft oplegging van bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten de meldplicht, ambulante behandeling en een beroepsverbod. Gegeven de jonge leeftijd van verdachte, maar ook de aard en ernst van het delict, acht de reclassering het noodzakelijk dat er nadere diagnostiek en een delictscenario verricht wordt en behandeling plaatsvindt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard hieraan mee te zullen werken.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest van twee dagen achterwege dient te blijven. Redengevend hiervoor is onder andere dat verdachte een first offender is die niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat de ontuchtige handeling eenmalig heeft plaatsgevonden.
Wel acht de rechtbank een taakstraf voor de maximale duur passend en geboden, zodat verdachte de consequenties van het door hem gepleegde grensoverschrijdende gedrag ervaart. De rechtbank zal de helft van deze taakstraf voorwaardelijk opleggen, zodat verdachte een flinke stok achter de deur krijgt en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd. Het beroepsverbod zal de rechtbank echter niet in het kader van bijzondere voorwaarden opleggen, maar als bijkomende straf. De rechtbank zal verdachte een beroepsverbod opleggen om in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg werkzaam te zijn (in brede zin), nu het bewezenverklaarde feit tijdens de uitoefening van zijn beroep als assistent-begeleider is begaan. Deze bijkomende straf wordt, om recidive te voorkomen, opgelegd voor een termijn van vijf jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 31 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, te weten twee dagen, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 120 uren,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van twee maanden zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van twee maanden zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de
reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door de polikliniek forensische psychiatrie of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat verdachte wordt
ontzet van het recht tot uitoefening van het beroepvan zorg- en hulpverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg, of andersoortige functies of werkzaamheden waarin kwetsbare personen (mede) aan zijn zorg en hulp zijn toevertrouwd, voor de duur van
vijf jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Meulen, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. A.H.M. Dölle, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2023.