ECLI:NL:RBNNE:2023:2491

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
18-332327-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting, mishandeling, bedreiging en vernieling door een gedetineerde in een forensische instelling met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, mishandeling, bedreiging en vernieling. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 19 december 2022 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn kamer op de afdeling Forensische High Intensive Care (FHIC) van de FPK in Assen. De brandstichting leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen, hoewel de rechtbank oordeelde dat er geen levensgevaar voor de bewoners was, gezien de brandwerende voorzieningen van het gebouw. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 187 dagen, met aftrek van voorarrest, en gelastte terbeschikkingstelling onder voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, een gevaar voor de samenleving vormt zonder adequate behandeling. De rechtbank volgde de adviezen van deskundigen en de reclassering, die pleitten voor een tbs-maatregel met voorwaarden, en legde ook een maatregel op tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.332327-22 ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18.127760-22, 18.137054-22, 18.138488-22, 18.14054722, 18.144009-22 en 18.309301-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd in de [instelling 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lubbers.

Tenlasteleggingen

Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18.332327-22 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Assen, ( [adres] ) op de afdeling Forensische High Intensive Care (FHIC) gelegen aan de [adres] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of kleding en/of een tas, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan dit papier en/of de kleding en/of een tas en/of [adres] van de afdeling FHIC en/of de inboedel van die kamer geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de afdeling FHIC en/of de inboedel van voornoemde afdeling en/of de afdeling bevindende kamers, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van en/of aanwezigen op de afdeling FHIC, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van en/of aanwezigen op de afdeling FHIC, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18.127760-22 ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 februari 2022 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een stoel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan GGZ-Drenthe [instelling 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 2 februari 2022 te Assen [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, ik maak je gewoon dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18.137054-22 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juni 2022 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk een deur en een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [instelling 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18.138488-22 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juni 2022 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk een TV en/of een raam (van een pand aan de [adres] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het [instelling 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd.
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18.140547-22 ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 juni 2022 te Leeuwarden [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
  • enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
  • zware mishandeling, en/of
  • brandstichting,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek je neer" en/of
'Ik ga de [bedrijf 1] en de [bedrijf 2] in brand steken, ik steek je neer', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 6 juni 2022 te Leeuwarden opzettelijk een ambtenaar, te weten
[slachtoffer 2] , [functie] en/of [slachtoffer 3] , [functie] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: 'kankerlijer' en/of 'klootzak' en/of 'flikker', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18.144009-22 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2022, te Assen, in de gemeente Assen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door meermalen (vier of vijf keer) met de gebalde vuist en/of de hand op/tegen het voorhoofd en/of de neus en/of in/tegen het gezicht te stompen en/of te slaan.
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18.309301-22 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Assen, althans in de gemeente Assen,
[slachtoffer 5] (verpleegkundige bij het Forensisch Psychiatrische Kliniek) en/of [slachtoffer 6] (arts
GGZ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla je hersenen in" en/of "Ik sla iedereens hersenen in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

In de zaak met parketnummer 18.332327-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. De officier van justitie verwijst hiertoe naar de aangifte van [naam 1] namens GGZ Drenthe, naar de processenverbaal van de verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , naar de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , het proces-verbaal van forensisch onderzoek, het aanvullend procesverbaal van verbalisanten [naam 5] en [naam 6] , alsmede de verklaring van verdachte. De officier van justitie gaat er op grond van voornoemde stukken vanuit dat sprake was van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen. Er was in elk geval gevaar voor de hulpverleners.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden, zoals vermeld in de pleitnota, betoogd dat de verdachte ter zake van het laste gelegde levensgevaar voor personen moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft daarnaast aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde brandstichting overigens geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 6 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 19 december 2022 in mijn kamer op de afdeling FHIC gelegen aan de [adres] te Assen opzettelijk brand gesticht door een katoenen tasje en een stuk papier in brand te steken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt (elektronisch ondertekend) proces-verbaal van politieNoord-Nederland met registratienummer PLO100-2022336755 opgemaakt en gesloten op 3 februari 2023 door verbalisant [naam 6] (hierna: het dossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2022 opgemaakt door verbalisant [naam 7] enopgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] , namens GGZ Drenthe:
Vandaag, 19 december 2022, omstreeks 14:55 uur werd er door [verdachte] brand gesticht op zijn kamer. [verdachte] zit op [adres] . Om 14:55 uur kregen de medewerkers een brandalarm op hun piepers. Op de pieper is dan te zien dat er een brandalarm was op FHIC [adres] . Dit betrof de kamer van [verdachte] . Bij de kamer aangekomen zagen wij het brandindicatielampje boven de deur branden. (...) Hierop hebben wij de deur geopend. Het eerste wat je zag toen de deur open ging, was dat er een brand was in de kamer. Ik zag dat de brand in het midden van kamer was naast het bed. Ik zag dat de brand ongeveer 1 meter hoog was. Ik zag dat de brand ongeveer 30 centimeter breed was.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 3] en opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier, inhoudend:
Op maandag 19 december 2022, te 16:10 uur bevond ik mij in de Forensisch Psychiatrische Kliniek gelegen aan de [adres] binnen de gemeente Assen. Ik bevond mij daar [adres] van de afdeling Forensische High Intensive Care. Ik bevond mij daar naar aanleiding van onderzoek naar brandstichting, vermoedelijk gepleegd door de bewoner van genoemde [adres] . Ik zag in de binnenzijde van de toegangsdeur van [adres] een bruine vlek. Deze vlek zat op een geschatte hoogte van één meter tachtig (1.80m) en leek veroorzaakt door hitte en open vuur.
Toen ik [adres] betrad zag ik op de vloer, bij het raam, een plas schuim. Ik zag in het midden van deze plas een zwarte substantie wat leek op as en/of residu van een brandende substantie. Ik zag in de plas een zwart gekleurd stuk stof liggen. (…)
Ik zag dat de plas, wat vermoedelijk de plek was van de brand, direct naast een bed, met matras en dekbed, lag. Ik zag dat de plas direct naast het vierkante tafeltje lag. Ik zag dat boven het tafeltje gordijnen voor het raam hingen.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 december 2022, opgemaakt door verbalisant [naam7] en opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige 1] :
Op maandag 19 december 2022 omstreeks 15:05 uur kwam ik ter plaatse op de [adres] te Assen bij de FPK van de GGZ Drenthe. Ik was daar naar aanleiding van een melding betreffende een brand. Ik ben bevelvoerder van de brandweer en in die hoedanigheid was ik aanwezig bij de brand.
Ik zag dat de brand ontstaan was [adres] . Ik zag dat de brand reeds geblust was door medewerkers van de FPK. In de kamer zag de reeds gebluste plek waar de brand ontstaan is. Deze plek bevond zich in het midden van de kamer bij de ruit.
Over de gevaar zetting kan ik het volgende verklaren:
De brand was dusdanig dat deze binnenkamers was gebleven. Dit soort gebouwen worden gebouwd met verschillende brandwerende voorzieningen waaronder compartimentering. Deze kamer was dan ook 1 compartiment. Het gehele compartiment heeft een bepaalde brand vertraging. Hoe dat bij deze compartimenten zit weet ik niet precies. Er was wel gevaar voor de mensen van de BHV. Buiten de gevaren van de brand moeten de medewerkers ook door de rook heen. Rook is giftig en kan bij een hoge concentratie dodelijk zijn. De kans dat het hele gebouw in de brand vliegt is heel klein, maar nogmaals het gevaar voor de BHV is wel heel groot ook omdat zij de patiënt moeten verplaatsen en niet kunnen laten zitten.
De brandplek welke wij hebben aangetroffen was om en nabij de 30 bij 30 centimeter.
Het brandje was gesticht met papier en voor zover het leek een onderbroek.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 december 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 6] en opgenomen op pagina 36 van het dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige 2] (verpleegkundige op de afdeling FHIC van de FPK in Assen):
A: Ik zat in de overdrachtsruimte. Deze ruimte bevindt zich naast de afdeling. Om 14.55 uur kreeg ik een melding op mijn pieper met de tekst 'Brand FHIC [adres] '.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Toen ben ik direct naar [adres] gerend. De afstand van de overdrachtsruimte, de plek waar ik mij bevond, tot aan [adres] was ongeveer honderd meter. Ik was er binnen twintig seconden. Ik zag het brandalarmindicatielampje boven de deur. Daardoor wisten we dat er rookontwikkeling moest zijn in de kamer. Toen deden we de deurprocedure. Deze procedure bestaat uit het controleren van de deur om een inschatting van de situatie binnen te maken. De deur voelde wel iets warmer, maar de deurklink nog niet. Vervolgens deed ik de deur open. Ik zag patiënt [verdachte] in het midden van zijn kamer naast een vuurtje staan. Ik zag dat het vuur ongeveer een meter hoog was en ongeveer dertig à veertig centimeter breed. Omdat het een nog te blussen vuur was, heeft een collega een brandblusser gehaald en hiermee hebben we de brand geblust. (...) V: Zijn er medebewoners geëvacueerd?
A: Ja.
V: Voor hoelang zijn de bewoners geëvacueerd geweest?
A: Een uur.
V: Waarom zijn zij geëvacueerd?
A: Omdat de rookvorming dermate was dat wij van mening waren dat de patiënten hun kamer moesten verlaten. Ook zodat de brandweer en de politie goed hun werk konden doen.
V: Wat kan je vertellen over de rookvorming?
A: Toen we de kamer binnenkwamen was er veel rook in de kamer. Na het blussen hebben we de deur van de kamer dichtgedaan. Toch was er, nadat het vuur was geblust, een dusdanige rooklucht te ruiken op de afdeling, dat wij dit geen gezonde situatie vonden voor onszelf en de patiënten. Daarna is er geëvacueerd.
V: Hoeveel patiënten zijn er geëvacueerd?
A: Negen patiënten en daarnaast ook nog veel medewerkers.
V: Waaruit bleek dat de brand gevaar voor goederen en/of personen met zich meebracht?
A: Omdat de vlammen al een meter hoog waren. En ook omdat hij het vuur had gemaakt naast zijn bed. We hebben het geluk gehad dat het niet is overgeslagen op andere voorwerpen.
V: Wat was de afstand tussen het vuur en het bed?
A: Vijf tot hooguit tien centimeter. Het vuur was heel dicht bij het bed.
V: Wat is de schade van de brand?
A: Ik heb het alleen gezien toen het net geblust was. De materiële schade bestaat volgens mij alleen uit wat papier en kleding. Ik heb gehoord dat er ook brandplekken op de deur te zien zijn geweest en ik vermoed ook dat de vloer beschadigd is.
V: Hoe kijk jij zelf naar het gevaar voor goederen en/of personen als gevolg van de brand? A: Als het vuur over was gesprongen op het bed, dan was er wel een aanzienlijke brand ontstaan. Waarbij meerdere mensen mogelijk rook hadden ingeademd.
- een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ), d.d. 20 december 2022 opgemaakt door verbalisant [naam 8] en opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier, inhoudend:
Op maandag 19 december 2022 om 16:00 uur kwam ik, naar aanleiding van een brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] Assen, FHIC, [adres] .
Tijdens het onderzoek maakte ik foto's. De originele foto's zijn als digitale bestanden onder PL01002022336755-7 opgeslagen bij de Forensische Opsporing van Eenheid Noord-Nederland. Een selectie van de foto's is weergegeven in een fotomap, genummerd 01 tot en met 04, die als bijlage deel uitmaakt van dit proces-verbaal.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs van het ten laste gelegde
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 december 2022 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn kamer op de afdeling FHIC van de FPK gelegen aan de [adres] te Assen, op de wijze zoals volgt uit voornoemde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de gevaarzetting overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het relaas van verbalisant [naam 3] en uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , verpleegkundige op de afdeling FHIC van de FPK te Assen, en [getuige 1] , bevelvoerder van de brandweer, leidt de rechtbank af dat het vuur ongeveer één meter hoog was en ongeveer dertig à veertig centimeter breed en dat het vuur vijf tot hooguit tien centimeter naast het bed brandde. Doordat het gebouw van de FPK is gebouwd met verschillende brandwerende voorzieningen waaronder compartimentering, was de kans dat het hele gebouw vlam vatte, klein. Naar het oordeel van de rechtbank was er daarom geen sprake van levensgevaar voor de bewoners van de FPK. Door de brandstichting is er echter wel gevaar ontstaan voor de bedrijfshulpverleners van de FPK, omdat zij door de rook heen moesten om de patiënt (verdachte) te verplaatsen. Het is een feit van algemene bekendheid dat rook giftig is en bij een hoge concentratie dodelijk kan zijn. De rechtbank merkt daarbij op dat er een reëel en voorzienbaar risico aanwezig was dat het vuur zou overslaan op het matras nu het vuur op korte afstand van de matras woedde. Van een brandend matras komt veel rook vrij en deze rook is vaak zeer giftig.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat door de brandstichting gemeen gevaar voor goederen alsmede levensgevaar voor (in elk geval) medewerkers van de FPK en/of andere hulpverleners te duchten was. Dat verdachte dit niet heeft gewild en dat het levensgevaar zich niet heeft verwezenlijkt doet daar niet aan af nu dit gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
In de zaak met parketnummer 18.127760-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederlandmet zaakregistratienummer PL0100-2022030240-2, opgemaakt en gesloten op 22 februari 2022, door verbalisant [naam 9] , (hierna: het dossier) inhoudend:
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 februari 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 10] enopgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van aangever [naam 11] , namens GGZ-Drenthe [instelling 2] ;
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 februari 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 12] enopgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ;
  • een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2022, opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 1] en opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In de zaak met parketnummer 18.137054-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland
met registratienummer PLO100-2022138327, opgemaakt en gesloten op 16 juni 2022 door verbalisant [naam 13] (hierna: het dossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 14] en opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van aangever [naam 15] .
In de zaak met parketnummer 18.138488-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland
met registratienummer PL0100-2022141714, opgemaakt en gesloten op 9 juni 2022, door verbalisant [naam 16] (hierna: het dossier), inhoudend:
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juni 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 17] enopgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van aangever [naam 18] , namens het slachtoffer [instelling 4] , [adres] ;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 juni 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 17] enopgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van getuige [getuige 3] .
In de zaak met parketnummer 18.140547-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging met brandstichting dient verdachte te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten geen verweer voert, met uitzondering van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging met brandstichting. Verdachte heeft weliswaar geroepen dat hij de [bedrijf 2] en [bedrijf 1] in de brand ging steken, maar dat is geen concrete bedreiging van [slachtoffer 2] zelf. De raadsvrouw vraagt vrijspraak voor dit deel van de tenlastelegging.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte de bewezen verklaarde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederlandmet zaakregistratienummer PL0100-2022142553 opgemaakt en gesloten op 8 juni 2022 door verbalisant [naam 19] (hierna: het dossier), inhoudend:
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juni 2022 opgemaakt door verbalisant [naam 20] enopgenomen op pagina 14 van het dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 juni 2022 opgemaakt door verbalisant [naam 21] enopgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van de getuige [getuige 4] ;
  • een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2022 opgemaakt door verbalisant [slachtoffer 3] enopgenomen op pagina 17 van het dossier.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In de zaak met parketnummer 18.144009-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland
met registratienummer PL0100-2022146649, opgemaakt en gesloten op 12 juni 2022 door verbalisant [naam 22] (hierna: het dossier), inhoudend:
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juni 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 23] enopgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 4] ;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 juni 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 23] enopgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van de getuige [getuige 5] .
In de zaak met parketnummer 18.309301-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit geen verweer voert, met uitzondering van het onderdeel ‘Ik sla iedereens hersenen in’, nu dit geen concrete bedreiging tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] inhoudt. Van dit deel van de tenlastelegging moet verdachte worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht, in overeenstemming met het standpunt van de verdediging, het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte het bewezen verklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederlandmet zaakregistratienummer PL0100-2022304194, opgemaakt en elektronisch ondertekend op 28 november 2022, door verbalisant [naam 28] (hierna: het dossier), inhoudend:
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 16 november 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 24] enopgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 5] ;
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 16 november 2022, opgemaakt door verbalisant [naam 25] enopgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 6] ;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 november 2022, opgemaakt door verbalisant [naam22] en opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier, inhoudend de verklaring van getuige [naam 26]
;

Bewezenverklaring

Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.332327-22 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2022 te Assen, ( [adres] ) op de afdeling Forensische High Intensive Care (FHIC) gelegen aan de [adres] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papier en een tas, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.127760-22 ten laste gelegde
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: 1
hij op 2 februari 2022 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een stoel, die aan GGZ-Drenthe [instelling 2] toebehoorde, heeft vernield;
2
hij op 2 februari 2022 te Assen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, ik maak je gewoon dood".
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.137054-22 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 juni 2022 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk een deur en een raam, die aan [instelling 3] toebehoorden, heeft vernield.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.138488-22 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 5 juni 2022 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk een TV en een raam (van een pand aan de [adres] ), die aan het [instelling 4] toebehoorden, heeft vernield.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.140547-22 ten laste gelegde
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 6 juni 2022 te Leeuwarden [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek je neer".
2
hij op 6 juni 2022 te Leeuwarden opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] , [functie] en [slachtoffer 3] , [functie] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: 'kankerlijer' en/of 'klootzak' en/of 'flikker'.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.144009-22 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 juni 2022, te Assen, in de gemeente Assen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door meermalen met de gebalde vuist in/tegen het gezicht te stompen.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.309301-22 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op [geboortedatum] 2022 te Assen, [slachtoffer 5] (verpleegkundige bij het Forensisch
Psychiatrische Kliniek) en [slachtoffer 6] (arts GGZ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla je hersenen in".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18.332327-22:
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
in de zaak met parketnummer 18.127760-22:
1: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
in de zaak met parketnummer 18.137054-22:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
in de zaak met parketnummer 18.138488-22:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
in de zaak met parketnummer 18.140547-22:
1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2: Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
in de zaak met parketnummer 18.144009-22:
Mishandeling.
in de zaak met parketnummer 18.309301-22:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen en conclusies van GZ-psycholoog B.Y van
Toorn van 16 maart 2023 en psychiater C.A.J. Veldman van 17 maart 2023, neergelegd in de Pro Justitia (PJ) rapportages die zijn opgesteld ter beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte (ten aanzien van het onder parketnummers 18.332327-22, 18.144009-22 en 18.309301-22 ten laste gelegde). Uit de PJ-rapportages blijkt dat de rapporteurs op meerdere terreinen van inzicht verschillen, waaronder over de vraag naar de toerekenbaarheid van het ten laste gelegde aan verdachte.
Ten aanzien van de mate van toerekenbaarheid geeft de psychiater aan dat de vervorming van de realiteitstoetsing bij verdachte dermate ernstig was dat rapporteur, nu zij heeft te kiezen uit de driepuntschaal voor toerekenen, adviseert het ten laste gelegde, indien bewezen, niet aan verdachte toe te rekenen.
De psycholoog adviseert om alle ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Met betrekking tot parketnummer 18.144009-22 concludeert de psycholoog dat factoren uit de stoornis doorgewerkt hebben in het ten laste gelegde, waaronder de krenkbaarheid, gevoelens van wanhoop en inhibitieproblemen. Verdachte was op dat moment onder invloed van alcohol, maar wist op voorhand dat hij agressief kon worden van drank. Er wordt daarom geadviseerd om hem dit ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.309301-22 ten laste gelegde concludeert de psycholoog dat verdachte op dat moment in psychiatrische zin sterk ontregeld was, dat hij onder invloed van middelen was en dat verdachte door de inhibitieproblemen de grip op zijn emoties verloor. Ingeschat wordt dat de invloed van stoornissen op het delict aanzienlijk is geweest en dat de keuze- en handelingsvrijheid in sterke mate werd ingeperkt waardoor geadviseerd wordt om hem dit ten laste gelegde in een sterk verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.332327-22 ten laste gelegde concludeert de psycholoog dat verdachte gekrenkt was en met zijn gedrag zijn wil af heeft willen dwingen waarbij hij de gevolgen van zijn handelen niet heeft kunnen overzien. Bij het advies aangaande de mate van toerekening is meegewogen dat er weliswaar doorwerking is geweest van stoornissen in gedrag, maar dat er tegelijkertijd geen causaal verband is tussen deze stoornissen en de brandstichting en dat verdachte zijn wil gedeeltelijk in vrijheid heeft kunnen bepalen. Op basis hiervan wordt geadviseerd om hem het onder parketnummer 18.332327-22 ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich vinden in vorenstaande motivering door de psycholoog waaruit volgt dat, zonder af te doen aan de ernst van de problematiek van verdachte, verdachte zeker ten aanzien van het onder parketnummer 18.332327-22 ten laste gelegde (de brandstichting) slechts in beperkte mate belemmerd is geweest in zijn keuzevrijheid. Verdachte heeft daarbij bewust gekozen voor een bepaald gedrag om zijn doelen te bereiken. Voorgaande is voor de rechtbank aanleiding om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte heeft zichzelf ten tijde van de andere hierboven genoemde strafbare feiten in een ontremde situatie gebracht door het gebruik van drank en drugs, terwijl hij weet dat dit zijn problematiek verergerd.
Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluiten voor de bewezenverklaarde feiten. Verdachte is daarom strafbaar voor die feiten.

Motivering van straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar wordt verklaard en wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging wordt opgelegd. Aan alle wettelijke voorschriften voor oplegging is volgens de officier van justitie voldaan. Bij verdachte is sprake van ernstige en hardnekkige problematiek, hij heeft een uitgebreid strafblad en het risico op gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat. Daarnaast hebben er in het verleden vele interventies en diverse behandelingen in verschillende kaders plaatsgevonden die niet het beoogde resultaat hebben opgeleverd. De officier van justitie geeft aan dat zij ten zeerste betwijfelt of verdachte zich zal kunnen houden aan in het kader van een tbs met voorwaarden te stellen voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om, indien verdachte niet wordt ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege volledige ontoerekeningsvatbaarheid, aan verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan voor de duur van het voorarrest.
De raadsvrouw heeft voorts aangegeven dat de verdediging zich niet verzet tegen de geadviseerde tbs met voorwaarden en dat verdachte zich aan alle door de reclassering geformuleerde voorwaarden wil houden.
Verdachte kan op 21 juni 2023 worden opgenomen in FPK [instelling 5] . In het verleden heeft verdachte laten zien dat hij gebaat is bij duidelijkheid en dat hij zich aan de regels kan houden en vrij van middelen kan blijven. Een tbs met voorwaarden past bij zijn problematiek en biedt voldoende bescherming voor de maatschappij. Een tbs met dwangverpleging zou averechts werken. Allereest vanwege het ontbreken van de motivatie hiervoor en voorts omdat bij verdachte sprake is van borderlineproblematiek. In het geval van borderlineproblematiek is het belangrijk dat de patiënt zijn eigen autonomie behoudt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten (waaronder vernieling en bedreiging), alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, mishandeling, bedreiging en vernieling. Dit zijn ernstige feiten die leiden tot angst en onrust bij de betrokken slachtoffers en in de samenleving. Dit blijkt ook uit de in parketnummer 18.144009-22 namens [slachtoffer 4] voorgelezen slachtofferverklaring.
Ten aanzien van de onder parketnummer 18.332327-22 ten laste gelegde brandstichting was voorts sprake van gevaarzettend handelen van verdachte.
De rechtbank weegt voorts mee dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting ook naar voren komt dat de brandstichting (en de overige gepleegde feiten) eerder een schreeuw om hulp lijken te zijn geweest, ingezet als middel en niet als boosaardig doel, en dat verdachte spijt heeft betuigd ten aanzien van genoemde feiten.
Advies van de deskundigen
De hiervoor genoemde PJ- rapportages houden onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
De psycholoog geeft aan dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van het Syndroom van Gilles de la Tourette, afhankelijkheid van alcohol en cocaïne en een psychotische stoornis door het gebruik van middelen. Daarnaast lijdt verdachte aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken en is er mogelijk ook sprake van neurocognitieve schade.
De psychiater geeft aan dat bij verdachte sprake is van een complex van psychiatrische stoornissen, waaronder ernstige verslavingen aan o.a. alcohol en cocaïne en mogelijk andere middelen, de Syndroom van Gilles de la Tourette, een psychotische stoornis met imperatieve en commentaar gevende hallucinaties, wanen en achterdocht, te classificeren als schizofreniforme psychose, dan wel als schizofrenie.
Beide rapporteurs schatten het risico op recidive van gevaarzettend gedrag, als geweld en brandstichting, in als hoog en adviseren een zeer intensieve behandeling, waarbinnen de diagnostiek verfijnd kan worden zodat beter richting aan de behandeling gegeven kan worden. In elk geval dient de behandeling zich te richten op de psychosen, de verslavingen en de overige stoornissen. Medicamenteus dient verdachte goed ingesteld te worden op passende medicatie hetgeen de bereidheid tot acceptatie van verdere behandeling waarschijnlijk zal vergroten.
Ten aanzien van het juridisch kader waarbinnen een dergelijke behandeling gerealiseerd kan worden geeft de psycholoog aan dat vanuit een forensisch inhoudelijk perspectief de maatregel van de tbs met voorwaarden, in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht de voorkeur geniet, maar dat het juridisch kader van de TBS met dwangverpleging de voorkeur heeft vanuit het perspectief van bescherming van de maatschappij.
Om de kans op toekomstige ontregelingen/geweldsescalaties te dempen dient verdachte in elk geval eerst langdurig te stabiliseren. Dat kan alleen plaatsvinden op een klinische, hoog-gestructureerde en gesloten afdeling met een hoog beveiligingsniveau en een hoge zorgintensiteit. Aangezien de ten laste gelegde feiten plaatsgevonden hebben in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) adviseert de psycholoog plaatsing op een forensisch psychiatrisch centrum (FPC) of een FPK met een hogere zorgintensiteit dan de FPK Assen.
Gedurende deze fase is het van groot belang dat verdachte abstinent blijft van middelen. Daarbij kan de diagnostiek verder verfijnd worden onder andere door afname van neuropsychologisch onderzoek en kan het medicatiebeleid zo nodig worden gesaneerd of aangepast. Hierna kan stapsgewijs toegewerkt worden naar een minder restrictieve zorgomgeving waarbij goed gemonitord wordt wat verdachte in emotionele zin aankan, zodat terugval in middelengebruik, met alle consequenties van dien, voorkomen wordt.
De psychiater geeft aan dat verdachte een juridisch kader nodig heeft dat voldoende dwang en drang kan bieden, als dat nodig is voor de behandeling van verdachte. Verdachte behoeft medicamenteuze behandeling. Hij werkt daar vooralsnog aan mee. Verdachte behoeft abstinentie van alcohol en middelen. Hiervoor moet het mogelijk zijn hem binnen te houden, zolang dat nodig is. Verdachte behoeft nadere diagnostiek om zijn stoornissen met meer precisie in beeld te brengen en zo mogelijk verdere behandeling te starten. Zijn motivatie hiervoor is wisselend en betrokkene heeft te kampen met stoornissen die medewerking ondermijnen. De psychiater geeft aan dat een tbs-kader aangewezen lijkt om een voldoende veilige behandeling en effectief ingrijpen mogelijk te maken, waarbij het de aanbeveling verdient om uit te zoeken of een tbs met voorwaarden mogelijk is, zeker nu verdachte zelf een voorkeur voor tbs met voorwaarden uitspreekt. In dat geval dient naast de tbs met voorwaarden een GVM te worden opgelegd.
Mocht verdachte nog niet voldoende kunnen meewerken met de behandeling om een tbs met voorwaarden mogelijk te maken, dan adviseert de psychiater een tbs met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over.
Advies van de reclassering
Bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde heeft de reclassering (GGZ Reclassering Fivoor) in een adviesrapport van 15 mei 2023 geadviseerd om een tbs-maatregel op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
een opname in zorginstelling (FPK [instelling 5] ) aansluitend aan de huidige detentie van verdachte, indien nodig meewerken aan een time-out, aansluitend aan de klinische opname begeleid wonen of maatschappelijke opvang, aansluitend aan de klinische behandeling ambulante behandeling, middelenverbod (drugs en alcohol) en meewerken aan middelencontrole, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind, zoals nader uitgewerkt in de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden.
De reclassering geeft aan dat bij verdachte sprake is van disfunctioneren op alle levensgebieden. Alle eerder ingezette vrijwillige, civiel- én strafrechtelijke interventies hebben geen duurzame gedragsveranderingen kunnen bewerkstelligen, maar het heeft wel invloed gehad op het delictgedrag van verdachte. Na het opleggen van de ISD-maatregel in 2015 zijn er tot 2022 geen justitiële contacten meer geweest. Opmerkelijk is dat verdachte tot februari 2022 naar vermogen redelijk gefunctioneerd heeft onder de paraplu van GGZ Drenthe. De reclassering acht het mogelijk dat de terugplaatsing in de FPK en de op handen zijnde uitplaatsing naar [instelling 3] een trigger is geweest. Terugval in middelengebruik kan ook hierbij een factor zijn geweest. Gelet op de mogelijke bemoeilijkte leerbaarheid zou een succesvol behandel- en resocialisatietraject gericht moeten zijn op het stutten en steunen van de levensgebieden middels een stringent kader. Het gebleken achterdochtige en wispelturige karakter van verdachte heeft dergelijke trajecten eerder vroegtijdig doen laten stagneren. Derhalve acht GGZ Reclassering Fivoor de maatregel tbs met voorwaarden het best passend gelet op het kunnen borgen van de noodzakelijke behandeling als wel resocialisatie. Wanneer een dergelijk traject, zonder het duidelijke en stringente kader van de tbs-maatregel, in een vrijelijk karakter wordt gegoten acht de reclassering het aannemelijk dat justitiecontacten zullen blijven aanhouden. De reclassering is zich ervan bewust dat een dergelijk traject binnen de maatregel tbs met voorwaarden uitdagingen kent, zoals in ieder ander kader, maar beseft zich dat een duurzaam traject -waarin verdachte mág vallen en opstaanaangewezen is.
Er is door het NIFP/IFZ een indicatie afgegeven voor een kliniek met een hoog beveiligingsniveau. Verdachte is geïndiceerd voor en aangenomen bij FPK [instelling 5] , waar hij op 21 juni 2023 kan worden opgenomen.
De reclassering is van mening dat, mede door de huidige meewerkende houding van verdachte en het gestructureerde kader van de tbs met voorwaarden, verdachte inhoudelijk kan profiteren van de behandeling, en er binnen een dergelijk kader gekomen kan worden tot een duurzame gedragsverandering/verkleining van de kans op recidive. De reclassering is derhalve van mening dat verdachte de kans dient te krijgen om de geïndiceerde behandeling vorm te geven in het kader van een tbs met voorwaarden. Mocht dit uiteindelijk toch niet lukken dan is de bescherming van de maatschappij en de behandeling gewaarborgd door de mogelijkheid om de tbs met voorwaarden, bij overtreden van de voorwaarden, om te zetten in een tbs met dwangverpleging.
Naast een tbs met voorwaarden acht de reclassering het aanvullende kader van een GVM, conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht geïndiceerd. De GVM biedt een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt. Dit zou betekenen dat de begeleiding, indien deze ook na een tbs met voorwaarden nodig blijkt, niet afhankelijk is van civielrechtelijke monitoringsopties. Daarbij kan de GVM ook nadrukkelijk een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een tbs met voorwaarden noodzakelijk is. Voor verdachte zou dit kunnen betekenen dat het toezicht in een minder ingrijpend kader zou kunnen worden voortgezet, indien daar aanleiding toe zou bestaan.
Geadviseerd wordt om deze voorwaarden en het toezicht ook dadelijk uitvoerbaar te verklaren, zodat de behandeling en begeleiding ook doorgang kan vinden in het geval dat een veroordelend vonnis niet onherroepelijk is.
Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich te houden aan deze voorwaarden en de reclassering kan het toezicht over deze voorwaarden uitoefenen.
Motivering van de tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen (artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht en verder):
  • verdachte is onderzocht door een psychiater en psycholoog;uit de PJ- rapportages blijkt dat tijdens het begaan van het bewezenverklaarde bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een complex van psychische stoornissen, zoals hiervoor benoemd;
  • brandstichting, mishandeling van een hulpverlener en bedreiging van een ambtenaar gedurende ofterzake van de rechtmatige uitoefening van zijn functie, zijn misdrijven zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
  • verder is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen eengevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting, de inhoud van de PJ-rapportages en de adviesrapportage van de reclassering overtuigd geraakt van de noodzaak van behandeling om de kans op recidive terug te dringen. Een dergelijke behandeling dient, in ieder geval in eerste instantie, plaats te vinden binnen een klinische setting, zoals een FPK. Gelet op hetgeen hiervoor door de deskundigen en de reclassering is geadviseerd, komt de rechtbank tot de conclusie dat een tbsmaatregel met voorwaarden het recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau kan terugbrengen. Dit is ook vanuit het behandelperspectief voor verdachte het meest passend.
Bij onvoldoende behandeling van zijn (psychische/psychiatrische) problematiek, vormt verdachte een blijvend gevaar voor de samenleving. Omdat verdachte (inmiddels) een voldoende betrouwbare bereidheid tot medewerking toont, ziet de rechtbank op dit moment geen noodzaak om over te gaan tot de oplegging van tbs met dwangverpleging. De rechtbank acht een behandeling binnen een ander (lichter) strafrechtelijk kader evenmin aangewezen.
De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een tbs-maatregel met daaraan verbonden naast de algemene voorwaarde - de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bepalen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte - zonder de juiste behandeling en begeleiding - opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Het is van belang dat de klinische behandeling direct wordt aangevangen en dat een periode zonder behandeling en toezicht - die er zou kunnen zijn in geval van het instellen van hoger beroep - wordt vermeden.
Ongemaximeerde tbs-maatregel
Nu de tbs-maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt heeft voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal (indien het komt tot een omzetting van de tbs met voorwaarden in een tbs met dwangverpleging), gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht een totale duur van de maatregel van meer dan vier jaren niet op voorhand uitgesloten zijn.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel overweegt de rechtbank dat, gelet op het recidiverisico en de bescherming van de maatschappij, er een groot belang is dat verdachte langdurig wordt begeleid en dat er langdurig toezicht op hem is, ook nadat de tbsmaatregel eindigt. De rechtbank zal daarom tevens de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Motivering van de straf
De rechtbank is van oordeel dat, naast de oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden, de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, passend en gewezen is. Een gevangenisstraf voor langere duur is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, niet wenselijk. Verdachte en de maatschappij zijn meer gebaat bij een spoedige aanvang van adequate behandeling van verdachte.
De reclassering heeft aangegeven dat door het NIFP/IFZ een indicatie is afgegeven voor een kliniek met een hoog beveiligingsniveau. Verdachte is geïndiceerd voor en aangenomen bij FPK [instelling 5] . In beginsel is er een opnamedatum afgegeven voor 21 juni 2023, één dag na wijzen van het vonnis.
Gelet hierop zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 187 dagen, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en met dien verstande dat hij met ingang van 21 juni 2023 om 12:00 uur zal worden opgenomen in FPK
[instelling 5] .

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
In de zaak met parketnummer 18.140547-22
Politie Noord Nederland, vertegenwoordigd door [naam 27] , tot een bedrag van € 140,- ter zake van materiële schade (kosten calamiteiten schoonmaak na brandstichting in de ophoudcel), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
In de zaak met parketnummer 18.144009-22
[slachtoffer 4] , vertegenwoordigd door mr. G.J.H. Beernink, tot een bedrag van € 50,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
In de zaak met parketnummer 18.140547-22
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij Politie Noord Nederland niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat met betrekking tot de opgevoerde schoonmaakkosten er geen rechtstreeks verband is met de ten laste gelegde feiten.
In de zaak met parketnummer 18.144009-22
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] dient te worden toegewezen tot het gevorderde bedrag.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18.140547-22
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
In de zaak met parketnummer 18.144009-22
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 juni 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38d, 38z, 57, 157, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 18.332327-22, 18.127760-22 onder 1 en 2, 18.137054-22, 18.138488-22, 18.140547-22 onder 1 en 2, 18.144009-22 en 18.309301-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 187 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
-• Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
-• Veroordeelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen;
-• Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
-• Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
-• Veroordeelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
-• Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
-• Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
-• Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
-• Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
-• Veroordeelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
-• Veroordeelde zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend.
3. Veroordeelde laat zich met ingang van
21 juni 2023 om 12:00 uuropnemen en zal verblijven bij FPK [instelling 5] of soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
-• De opname start direct aansluitend aan de huidige detentie in het kader van de voorlopige hechtenis van veroordeelde. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden;
-• Veroordeelde houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
-• Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
4. Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, dan wel na rechterlijketoestemming, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde of de rechtbank deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
5. Aansluitend aan zijn klinische opname zal veroordeelde verblijven in een instelling voor beschermdwonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden.
-• Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
6. Aansluitend aan zijn klinische behandeling laat veroordeelde zich behandelen door een forensischambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt.
-• Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
7. Veroordeelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. Dereclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek.
8. Veroordeelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door dereclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.
9. Veroordeelde geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en hettreffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind.
10. Veroordeelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop veroordeelde wordt opgenomen bij FPK [instelling 5] of soortgelijke instelling.
In de zaak met parketnummer 18.140547-22
Verklaart de vordering van de
benadeelde partij Politie Noord Nederlandniet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen proceskosten draagt.
In de zaak met parketnummer 18.144009-22
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 4]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 4] te betalen:
  • het bedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. H. Hanssen, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2023.
Mr. H.J. Schuth is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.