Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar wordt verklaard en wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging wordt opgelegd. Aan alle wettelijke voorschriften voor oplegging is volgens de officier van justitie voldaan. Bij verdachte is sprake van ernstige en hardnekkige problematiek, hij heeft een uitgebreid strafblad en het risico op gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat. Daarnaast hebben er in het verleden vele interventies en diverse behandelingen in verschillende kaders plaatsgevonden die niet het beoogde resultaat hebben opgeleverd. De officier van justitie geeft aan dat zij ten zeerste betwijfelt of verdachte zich zal kunnen houden aan in het kader van een tbs met voorwaarden te stellen voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om, indien verdachte niet wordt ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege volledige ontoerekeningsvatbaarheid, aan verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan voor de duur van het voorarrest.
De raadsvrouw heeft voorts aangegeven dat de verdediging zich niet verzet tegen de geadviseerde tbs met voorwaarden en dat verdachte zich aan alle door de reclassering geformuleerde voorwaarden wil houden.
Verdachte kan op 21 juni 2023 worden opgenomen in FPK [instelling 5] . In het verleden heeft verdachte laten zien dat hij gebaat is bij duidelijkheid en dat hij zich aan de regels kan houden en vrij van middelen kan blijven. Een tbs met voorwaarden past bij zijn problematiek en biedt voldoende bescherming voor de maatschappij. Een tbs met dwangverpleging zou averechts werken. Allereest vanwege het ontbreken van de motivatie hiervoor en voorts omdat bij verdachte sprake is van borderlineproblematiek. In het geval van borderlineproblematiek is het belangrijk dat de patiënt zijn eigen autonomie behoudt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten (waaronder vernieling en bedreiging), alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, mishandeling, bedreiging en vernieling. Dit zijn ernstige feiten die leiden tot angst en onrust bij de betrokken slachtoffers en in de samenleving. Dit blijkt ook uit de in parketnummer 18.144009-22 namens [slachtoffer 4] voorgelezen slachtofferverklaring.
Ten aanzien van de onder parketnummer 18.332327-22 ten laste gelegde brandstichting was voorts sprake van gevaarzettend handelen van verdachte.
De rechtbank weegt voorts mee dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting ook naar voren komt dat de brandstichting (en de overige gepleegde feiten) eerder een schreeuw om hulp lijken te zijn geweest, ingezet als middel en niet als boosaardig doel, en dat verdachte spijt heeft betuigd ten aanzien van genoemde feiten.
Advies van de deskundigen
De hiervoor genoemde PJ- rapportages houden onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
De psycholoog geeft aan dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van het Syndroom van Gilles de la Tourette, afhankelijkheid van alcohol en cocaïne en een psychotische stoornis door het gebruik van middelen. Daarnaast lijdt verdachte aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken en is er mogelijk ook sprake van neurocognitieve schade.
De psychiater geeft aan dat bij verdachte sprake is van een complex van psychiatrische stoornissen, waaronder ernstige verslavingen aan o.a. alcohol en cocaïne en mogelijk andere middelen, de Syndroom van Gilles de la Tourette, een psychotische stoornis met imperatieve en commentaar gevende hallucinaties, wanen en achterdocht, te classificeren als schizofreniforme psychose, dan wel als schizofrenie.
Beide rapporteurs schatten het risico op recidive van gevaarzettend gedrag, als geweld en brandstichting, in als hoog en adviseren een zeer intensieve behandeling, waarbinnen de diagnostiek verfijnd kan worden zodat beter richting aan de behandeling gegeven kan worden. In elk geval dient de behandeling zich te richten op de psychosen, de verslavingen en de overige stoornissen. Medicamenteus dient verdachte goed ingesteld te worden op passende medicatie hetgeen de bereidheid tot acceptatie van verdere behandeling waarschijnlijk zal vergroten.
Ten aanzien van het juridisch kader waarbinnen een dergelijke behandeling gerealiseerd kan worden geeft de psycholoog aan dat vanuit een forensisch inhoudelijk perspectief de maatregel van de tbs met voorwaarden, in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht de voorkeur geniet, maar dat het juridisch kader van de TBS met dwangverpleging de voorkeur heeft vanuit het perspectief van bescherming van de maatschappij.
Om de kans op toekomstige ontregelingen/geweldsescalaties te dempen dient verdachte in elk geval eerst langdurig te stabiliseren. Dat kan alleen plaatsvinden op een klinische, hoog-gestructureerde en gesloten afdeling met een hoog beveiligingsniveau en een hoge zorgintensiteit. Aangezien de ten laste gelegde feiten plaatsgevonden hebben in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) adviseert de psycholoog plaatsing op een forensisch psychiatrisch centrum (FPC) of een FPK met een hogere zorgintensiteit dan de FPK Assen.
Gedurende deze fase is het van groot belang dat verdachte abstinent blijft van middelen. Daarbij kan de diagnostiek verder verfijnd worden onder andere door afname van neuropsychologisch onderzoek en kan het medicatiebeleid zo nodig worden gesaneerd of aangepast. Hierna kan stapsgewijs toegewerkt worden naar een minder restrictieve zorgomgeving waarbij goed gemonitord wordt wat verdachte in emotionele zin aankan, zodat terugval in middelengebruik, met alle consequenties van dien, voorkomen wordt.
De psychiater geeft aan dat verdachte een juridisch kader nodig heeft dat voldoende dwang en drang kan bieden, als dat nodig is voor de behandeling van verdachte. Verdachte behoeft medicamenteuze behandeling. Hij werkt daar vooralsnog aan mee. Verdachte behoeft abstinentie van alcohol en middelen. Hiervoor moet het mogelijk zijn hem binnen te houden, zolang dat nodig is. Verdachte behoeft nadere diagnostiek om zijn stoornissen met meer precisie in beeld te brengen en zo mogelijk verdere behandeling te starten. Zijn motivatie hiervoor is wisselend en betrokkene heeft te kampen met stoornissen die medewerking ondermijnen. De psychiater geeft aan dat een tbs-kader aangewezen lijkt om een voldoende veilige behandeling en effectief ingrijpen mogelijk te maken, waarbij het de aanbeveling verdient om uit te zoeken of een tbs met voorwaarden mogelijk is, zeker nu verdachte zelf een voorkeur voor tbs met voorwaarden uitspreekt. In dat geval dient naast de tbs met voorwaarden een GVM te worden opgelegd.
Mocht verdachte nog niet voldoende kunnen meewerken met de behandeling om een tbs met voorwaarden mogelijk te maken, dan adviseert de psychiater een tbs met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over.
Advies van de reclassering
Bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde heeft de reclassering (GGZ Reclassering Fivoor) in een adviesrapport van 15 mei 2023 geadviseerd om een tbs-maatregel op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
een opname in zorginstelling (FPK [instelling 5] ) aansluitend aan de huidige detentie van verdachte, indien nodig meewerken aan een time-out, aansluitend aan de klinische opname begeleid wonen of maatschappelijke opvang, aansluitend aan de klinische behandeling ambulante behandeling, middelenverbod (drugs en alcohol) en meewerken aan middelencontrole, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind, zoals nader uitgewerkt in de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden.
De reclassering geeft aan dat bij verdachte sprake is van disfunctioneren op alle levensgebieden. Alle eerder ingezette vrijwillige, civiel- én strafrechtelijke interventies hebben geen duurzame gedragsveranderingen kunnen bewerkstelligen, maar het heeft wel invloed gehad op het delictgedrag van verdachte. Na het opleggen van de ISD-maatregel in 2015 zijn er tot 2022 geen justitiële contacten meer geweest. Opmerkelijk is dat verdachte tot februari 2022 naar vermogen redelijk gefunctioneerd heeft onder de paraplu van GGZ Drenthe. De reclassering acht het mogelijk dat de terugplaatsing in de FPK en de op handen zijnde uitplaatsing naar [instelling 3] een trigger is geweest. Terugval in middelengebruik kan ook hierbij een factor zijn geweest. Gelet op de mogelijke bemoeilijkte leerbaarheid zou een succesvol behandel- en resocialisatietraject gericht moeten zijn op het stutten en steunen van de levensgebieden middels een stringent kader. Het gebleken achterdochtige en wispelturige karakter van verdachte heeft dergelijke trajecten eerder vroegtijdig doen laten stagneren. Derhalve acht GGZ Reclassering Fivoor de maatregel tbs met voorwaarden het best passend gelet op het kunnen borgen van de noodzakelijke behandeling als wel resocialisatie. Wanneer een dergelijk traject, zonder het duidelijke en stringente kader van de tbs-maatregel, in een vrijelijk karakter wordt gegoten acht de reclassering het aannemelijk dat justitiecontacten zullen blijven aanhouden. De reclassering is zich ervan bewust dat een dergelijk traject binnen de maatregel tbs met voorwaarden uitdagingen kent, zoals in ieder ander kader, maar beseft zich dat een duurzaam traject -waarin verdachte mág vallen en opstaanaangewezen is.
Er is door het NIFP/IFZ een indicatie afgegeven voor een kliniek met een hoog beveiligingsniveau. Verdachte is geïndiceerd voor en aangenomen bij FPK [instelling 5] , waar hij op 21 juni 2023 kan worden opgenomen.
De reclassering is van mening dat, mede door de huidige meewerkende houding van verdachte en het gestructureerde kader van de tbs met voorwaarden, verdachte inhoudelijk kan profiteren van de behandeling, en er binnen een dergelijk kader gekomen kan worden tot een duurzame gedragsverandering/verkleining van de kans op recidive. De reclassering is derhalve van mening dat verdachte de kans dient te krijgen om de geïndiceerde behandeling vorm te geven in het kader van een tbs met voorwaarden. Mocht dit uiteindelijk toch niet lukken dan is de bescherming van de maatschappij en de behandeling gewaarborgd door de mogelijkheid om de tbs met voorwaarden, bij overtreden van de voorwaarden, om te zetten in een tbs met dwangverpleging.
Naast een tbs met voorwaarden acht de reclassering het aanvullende kader van een GVM, conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht geïndiceerd. De GVM biedt een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt. Dit zou betekenen dat de begeleiding, indien deze ook na een tbs met voorwaarden nodig blijkt, niet afhankelijk is van civielrechtelijke monitoringsopties. Daarbij kan de GVM ook nadrukkelijk een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een tbs met voorwaarden noodzakelijk is. Voor verdachte zou dit kunnen betekenen dat het toezicht in een minder ingrijpend kader zou kunnen worden voortgezet, indien daar aanleiding toe zou bestaan.
Geadviseerd wordt om deze voorwaarden en het toezicht ook dadelijk uitvoerbaar te verklaren, zodat de behandeling en begeleiding ook doorgang kan vinden in het geval dat een veroordelend vonnis niet onherroepelijk is.
Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich te houden aan deze voorwaarden en de reclassering kan het toezicht over deze voorwaarden uitoefenen.
Motivering van de tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen (artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht en verder):