ECLI:NL:RBNNE:2023:2475

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
C/18/221681 / KG ZA 23-56
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van asielzoekers in verband met weigering van aangeboden huisvesting

In deze zaak vorderde het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) de ontruiming van de bij gedaagden in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC, omdat gedaagden een aangeboden woning hadden geweigerd. Gedaagden, een Afghaans gezin met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, hadden geweigerd een woning in Sappemeer te accepteren, omdat zij deze niet passend achtten vanwege medische redenen, waaronder nierproblemen van mevrouw [gedaagde sub 1]. Het COA stelde dat de weigering van de woning leidde tot het einde van hun recht op opvang, zoals vastgelegd in de Regeling verstrekking asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De voorzieningenrechter oordeelde dat het COA zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de aangeboden woning passend was en dat de gedaagden onterecht hadden geweigerd. De rechter wees de vordering van het COA toe en gaf gedaagden een termijn van 14 dagen om de ruimte(n) te ontruimen. Tevens werden gedaagden hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/221681 / KG ZA 23-56
Vonnis in kort geding van 14 juni 2023
in de zaak van
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS, rechtspersoon op grond van artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers,
gevestigd te Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen: het COA,
advocaat: mr. A. El Allaoui te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3],
4. [gedaagde sub 4],
5. [gedaagde sub 5],
[BRP-adres],
gedaagde partij,
advocaat: mr. L.A. Fischer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de akte met producties van het COA,
- de conclusie van antwoord van gedaagden,
- de mondelinge behandeling op 31 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van het COA.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden, [gedaagden] en hun drie meerderjarige kinderen, hebben de Afghaanse nationaliteit en verblijven op dit moment in het [BRP-adres].
2.2.
Gedaagden hebben met (terugwerkende) ingang van 26 augustus 2022 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen zoals bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.3.
Bij brief van 21 september 2022 heeft het COA gedaagden medegedeeld dat zij met het verkrijgen van deze vergunning in aanmerking komen voor huisvesting in een gemeente in Nederland. Het COA heeft gedaagden erop gewezen dat zij aan één van deze gemeenten worden gekoppeld en dat deze hen vervolgens eenmalig passende woonruimte zal aanbieden. Gedaagden worden erop gewezen dat indien zij deze aangeboden passende woonruimte weigeren, de verstrekkingen in het kader van de Regeling verstrekking asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) zullen eindigen en zij het AZC moeten verlaten. Het COA heeft gedaagden er verder op gewezen dat zij zelf huisvesting kunnen zoeken.
2.4.
Op 24 september 2022 heeft een huisvestingsgesprek plaatsgevonden tussen gedaagden en een locatiemedewerker van de tijdelijke noodopvanglocatie Marnewaard (waar gedaagden eerst tijdelijk werden opgevangen). Bij dit gesprek was telefonisch een tolk aanwezig. Tijdens dit gesprek heeft het COA zijn voornemen kenbaar gemaakt om gedaagden te koppelen aan een gemeente die gedaagden dwingend en eenmalig passende woonruimte zal aanbieden.
2.5.
Het huisvestingsgesprek is vastgelegd in een gespreksformulier (het B06-formulier) dat door de heer [gedaagde sub 1] is ondertekend. Op het formulier is onder meer aangekruist dat betrokkene in een gemeente een specifieke, niet over te dragen, medische behandeling ondergaat waarvoor tenminste 4 keer per jaar naar de behandelaar gereisd moet worden. Daar is met de hand bijgeschreven dat mevrouw [gedaagde sub 2] nierproblemen heeft en 3 keer per week wordt gedialyseerd.
2.6.
Het COA heeft de Gemeente Midden-Groningen bereid gevonden om woonruimte voor gedaagden beschikbaar te stellen en een passend aanbod voor huisvesting in die gemeente te doen. Dit is gedaagden bij brief van 26 september 2022 medegedeeld.
2.7.
Het COA heeft op 21 november 2022 een Sociaal Medisch Advies van MediFirst gevraagd. Op 29 december 2022 is dit advies aan het COA verstrekt. Hierin staat onder meer het volgende:
Probleem volgens de cliënt of COA medewerker
mw kan de trap niet oplopen en van afdalen
(…)
Relevantie soort aandoening(en)
Tijdens het onderzoek op locatie d.d. 28-12-2022 is door betrokkene aangegeven dat zij nierdialyse nodig heeft.
Relevantie soort beperking(en)
Door de aandoening van betrokkene ervaart zij in hevige mate vermoeidheidsklachten.
Prognose
Zolang betrokkene is aangewezen op dialyse zal vermoeidheid blijven bestaan. Er zal nog onderzoek volgen of betrokkene op termijn mogelijk in aanmerking kan komen voor een niertransplantatie. Zij zal levenslang aangewezen zijn op het gebruik van medicatie.
Advies en motivering
Afweging
Naar aanleiding van de SMA aanvraag werd medische informatie opgevraagd bij het GZA. Er is geen informatie ontvangen waardoor het niet mogelijk was tot een zorgvuldig advies te komen. Daarom werd een bezoek op locatie afgelegd op 28-12-2022.
(…)
ADL: mevrouw heeft bij het uitvoeren van de persoonlijke verzorging hulp van haar dochter. Deze helpt met douchen, haar wassen en aankleden.
(…)
Mobiliteit (lopen/traplopen): betrokkene geeft aan erg vermoeid te zijn, waardoor traplopen niet in één keer lukt. Zij kan traplopen maar moet tussendoor pauzeren. Het lopen lukt naar haar eigen zeggen 10 minuten aaneengesloten in een traag tempo. (…)
Betrokkene vraagt huisvesting met een slaapkamer op de begane grond. (…) Vermoeidheid past bij de aandoening, echter, de continue hevigheid zoals betrokkene omschrijft past hier niet bij. (…) Een traptredenbeperking tot de eerste etage is passend. Dit kan een eengezinswoning zijn of een appartement (…) Voorlopig zal betrokkene zijn aangewezen op nierdialyse. Huisvesting met een maximale reisafstand van 30 km tot een ziekenhuis waar zij kan dialyseren is passend.
Advies
Op basis van de onderzoeksbevindingen wordt het volgende geadviseerd:
  • Positief: traptredenbeperking tot maximaal de eerste verdieping
  • Positief: huisvesting met een maximale reisafstand van 30 km tot een ziekenhuis waar zij kan dyaliseren.
2.8.
In januari 2023 heeft de Gemeente Midden-Groningen woonruimte aan gedaagden aangeboden aan de Azaleastraat 30 te Sappemeer. Gedaagden hebben deze woning bezichtigd en vervolgens geweigerd.
2.9.
Op 9 januari 2023 heeft het eerste woningweigeringsgesprek plaatsgevonden tussen gedaagden en een locatiemedewerker van het [BRP-adres]. In het tijdens het gesprek ingevulde B10-formulier ‘Eerste gespreksverslag woningweigering’ is als weigeringsgrond genoteerd dat de trap te steil is in verband met de ziekte van mevrouw [gedaagde sub 1], de wc beneden is en er te weinig slaapkamers zijn waardoor het huis te klein is.
2.10.
Het COA heeft vervolgens de weigering van gedaagden heroverwogen en de bezwaren van gedaagden beoordeeld. Na de heroverweging heeft het COA besloten dat de aangeboden woning passend is en dat de woningweigering onterecht is.
2.11.
Op 16 januari 2023 is het tweede woningweigeringsgesprek met gedaagden gevoerd. Bij het gesprek was een tolk aanwezig. Op het tijdens het gesprek ingevulde B11a-formulier ‘Tweede gespreksverslag woningweigering’ is aangekruist dat aan gedaagden is medegedeeld dat gedaagden een laatste kans wordt geboden om de woning alsnog binnen 24 uur te accepteren en dat bij een weigering na het verstrijken van de gegeven termijn de verstrekking van de Rva-voorzieningen op dat moment zal worden beëindigd. Daarnaast is op het tijdens het gesprek ingevulde B10A-formulier ‘Acceptatie woning’ aangekruist dat aan gedaagden is medegedeeld wat het eindigen van de Rva-verstrekkingen inhoudt. Verder zijn daarop als redenen voor de weigering genoteerd dat het huis te smal is voor 5 personen, de trap te steil is en het toilet beneden is hetgeen niet geschikt is voor een nierpatiënt.
2.12.
Bij brief van 20 februari 2023 zijn gedaagden door het COA gesommeerd om de bij hen in gebruik zijnde ruimte(n) in het [BRP-adres] binnen drie dagen na dagtekening van de brief te ontruimen. Gedaagden hebben de ruimte(n) niet ontruimd en verblijven op dit moment nog steeds in het [BRP-adres].
2.13.
Op 6 maart 2023 hebben gedaagden beroep ingesteld bij de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen. Gedaagden hebben in dit beroep gesteld dat het door het COA beëindigen van de verstrekkingen feitelijke handelingen zijn die met een besluit gelijk dienen te worden gesteld. Bij beschikking van 25 april 2023 (zaaknummer AWB 23/2571) heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen, omdat – kort gezegd – sprake is van van rechtswege ingetreden rechtsgevolgen.
2.14.
Gedaagden hebben daarnaast de voorzieningenrechter van de afdeling bestuursrecht gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Bij beschikking van 25 april 2023 (zaaknummer AWB23/2572) heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen, omdat de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard om van het beroep met zaaknummer AWB 23/2571 kennis te nemen en er aldus geen aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen.

3.Het geschil

3.1.
Het COA vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk veroordeelt om de bij hen in gebruik zijnde ruimte(n) in het [BRP-adres] aan [BRP-adres], of elke andere door het COA verzorgde opvanglocatie, binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen en ontruimd te houden, met al het hunne en al de hunnen.
3.2.
Het COA legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Door de gemeente Midden-Groningen is passende woonruimte aangeboden. Gedaagden hebben deze woning geweigerd. Ingevolge artikel 7 lid 1 sub a Rva 2005 heeft deze weigering tot gevolg dat het recht op opvang in het kader van de Rva 2005 van rechtswege is geëindigd. Gedaagden verblijven volgens het COA daarom zonder recht of titel in het [BRP-adres] en handelen onrechtmatig jegens het COA.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van het COA, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van het COA.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het COA stelt dat gedaagden niet langer recht hebben op de aan hen ingevolge de Rva 2005 toegekende voorzieningen. Gelet op de druk op de opvang, de financiële belangen van het COA en het politiek maatschappelijke krachtenveld waarin het COA opereert, rust op het COA de verplichting de doorlooptijden te beperken. Daarom zijn gedaagden gehouden de aan hen ter beschikking gestelde ruimten in het [BRP-adres] op korte termijn te verlaten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang bij het gevorderde daarmee genoegzaam aangetoond.
Juridisch beoordelingskader
4.2.
Voor toewijzing van de door het COA gevorderde voorzieningen is van belang het antwoord op de vraag of er een gerede kans bestaat dat de bodemrechter (later) oordeelt dat de tot ontruiming strekkende vordering van het COA dient te worden toegewezen. Deze vraag dient te worden beantwoord op basis van de thans gepresenteerde feiten en omstandigheden. De voorzieningenrechter overweegt daaromtrent als volgt.
4.3.
De Rva 2005 heeft betrekking op asielzoekers en daarmee gelijkgestelde categorieën, als bedoeld in artikel 3 derde en vierde lid van de regeling, die niet beschikken over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten van hun bestaan te voorzien (artikel 2 Rva 2005). Op grond van artikel 3 Rva 2005 draagt het COA zorg voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat aan hen opvang wordt geboden in een opvangcentrum. De opvang in het centrum omvat, aldus artikel 9 lid 1 Rva 2005, een aantal verstrekkingen waaronder onderdak, een wekelijkse financiële toelage, recreatieve en educatieve activiteiten en een ziektekostenverzekering. De centrale opvang door het COA is – in beginsel – bestemd voor asielzoekers die – kort samengevat – recht hebben op opvangvoorzieningen. Het afwijzen of inwilligen van asielaanvragen doet het recht op opvang eindigen (artikel 7 Rva 2005).
4.4.
De beëindiging van de opvang van gedaagden door het COA in het [BRP-adres] is gebaseerd op artikel 44 Vw 2000 en artikel 7 lid 1 onder aanhef en onder a Rva. Vast staat dat aan gedaagden een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verkregen zoals bedoeld in artikel 28 Vw 2000. Op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de Rva 2005 eindigt de opvang van een vergunninghouder (d.w.z. de verstrekkingen ex artikel 9 lid 1 Rva 2005) in dat geval op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd. Ter beoordeling ligt derhalve de vraag voor of het COA zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aan gedaagden aangeboden woonruimte aan de Azaleastraat 30 te Sappemeer als een voor hen passende woonruimte dient te worden aangemerkt.
Niet teruggekomen op woningweigering
4.5.
Allereerst overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Anders dan gedaagden hebben aangevoerd blijkt niet dat gedaagden tijdens het eerste weigeringsgesprek op 6 januari 2023 zijn teruggekomen op hun initiële weigering. Op het B10-formulier dat is ingevuld op dat gesprek is immers genoteerd dat gedaagden de woning weigeren. Daarbij zijn met pen als redenen genoteerd dat de trap te steil is, de wc beneden is en er te weinig slaapkamers zijn. Dat bij de vraag ‘Komt betrokkene terug op de woningweigering?’ ‘ja’ is aangekruist, is in het licht van de overige inhoud van het formulier onvoldoende om anders te oordelen. Bovendien had, indien gedaagden terug waren gekomen op de weigering, geen tweede weigeringsgesprek plaatsgevonden.
4.6.
Dat gedaagden in het tweede weigeringsgesprek op 16 januari 2023 zouden zijn teruggekomen op de weigering is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter evenmin gebleken. Hoewel bij het tweede weigeringsgesprek gebruik is gemaakt van het B10A-formulier ‘Acceptatie woning’ is op dat formulier slechts aangekruist dat aan gedaagden is medegedeeld wat het eindigen van de verstrekkingen inhoudt en dat indien gedaagden de opvanglocatie niet verlaten een ontruimingsprocedure zal worden gestart. Bovendien is op dit formulier genoteerd wat de door gedaagden in dat gesprek aangevoerde redenen zijn voor de woningweigering, zijnde dat het huis te klein is voor vijf personen, de trap te steil is en de wc beneden is waardoor de woning niet geschikt is voor een nierpatiënt. Daarnaast is op dit gesprek eveneens het B11a-formulier ‘Tweede gespreksverslag woningweigering’ ingevuld, waarop is aangekruist dat gedaagden nog 24 uur de tijd hebben om de woning alsnog te accepteren.
Daadwerkelijk rechtsmiddel
4.7.
Gedaagden hebben aangevoerd dat zij recht hebben op een daadwerkelijk rechtsmiddel zodat op een moment van twijfel de knoop nog kan worden doorgehakt zonder dat dit voor een van de partijen onomkeerbare gevolgen heeft. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de tijdens de weigeringsgesprekken ingevulde formulieren juist blijkt dat gedaagden hebben volhard in hun weigering en dat bij gedaagden derhalve geen twijfel bestond over het antwoord op de vraag of de woning voor hen al dan niet passend was. Ook tijdens de mondelinge behandeling nog hebben gedaagden verklaard dat zij de woning niet geschikt achten en de woning om die reden niet willen accepteren. Het COA heeft bovendien onweersproken gesteld dat gedaagden meer tijd is geboden dan gebruikelijk is om de woning alsnog te accepteren. Dat de woning thans aan een ander is vergeven, maakt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet dat het COA nadien niet in redelijkheid een ontruimingsprocedure kon starten jegens gedaagden. Van het COA kan niet worden verwacht dat zij de woning, terwijl deze tot twee keer toe is geweigerd, wordt aangehouden tot een beslissing is genomen door de rechter. Een beroep op strijd met artikel 6 EVRM en artikel 8 EVRM in combinatie met artikel 14 EVRM vermag daarin geen verandering te brengen.
Woning is passend
4.8.
Voorop moet worden gesteld dat de vraag of de aangeboden woning passend is, ter beoordeling staat aan het COA. Daarbij hanteert het COA objectieve plaatsingscriteria. Daarbuiten spelen subjectieve woonwensen geen rol. In het kader van de objectieve plaatsingscriteria is ruimte om (medische) omstandigheden aan de orde te stellen. Dit laatste speelt in de onderhavige zaak.
4.9.
Bij het huisvestingsgesprek op 24 september 2022 hebben gedaagden namelijk kenbaar gemaakt dat mevrouw [gedaagde sub 1] nierproblemen heeft waardoor zij 3 keer per week wordt gedialyseerd. Om die reden heeft MediFirst in opdracht van het COA een medisch advies uitgebracht. In dit advies is wat betreft mevrouw [gedaagde sub 1] onder meer opgetekend dat traplopen niet in één keer lukt, dat zij kan traplopen maar dat zij tussendoor moet pauzeren. Hoewel MediFirst in haar rapport heeft opgemerkt dat vermoeidheid bij de nieraandoening van mevrouw past, maar dat de continue hevigheid zoals zij die omschrijft daar niet bij past, is niet gebleken dat MediFirst deze (ernstige) vermoeidheidsklachten niet heeft meegewogen in haar advies. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kon het COA daarom afgaan op de juistheid van de conclusie van MediFirst dat een traptredenbeperking tot de eerste etage passend is.
4.10.
De woning die aan gedaagden is aangeboden voldoet aan het door MediFirst gestelde criterium. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat de trap in de woning te steil is voor mevrouw [gedaagde sub 1]. Het COA heeft dit betwist en gedaagden hebben slechts in algemene zin aangegeven bij welke afmetingen volgens hen sprake zou zijn van een (te) steile trap. Dat daarvan in het onderhavige geval sprake is, is niet gebleken.
4.11.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat weliswaar sprake is van slechts één wc op de begane grond, maar blijkens het medisch advies van MediFirst is dit geen reden op grond waarvan de woning niet passend voor gedaagden zou zijn. MediFirst heeft immers, gelet op de medische klachten van mevrouw [gedaagde sub 1], slechts een traptredebeperking als voorwaarde gesteld voor de passendheid van de aan te bieden woning. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat in een bijzondere situatie als de onderhavige ook wel enige improvisatie van gedaagden mag worden verwacht. Immers staat het gedaagden vrij om vanuit de aan hun aangeboden woning zelf naar in hun ogen meer geschikte woonruimte om te zien, waarin zij overigens al vanaf 21 september 2022 zelf initiatief konden ontplooien, wat zij niet hebben gedaan.
4.12.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is op basis van de voorliggende feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk gemaakt dat de bodemrechter de tot ontruiming strekkende vordering van het COA zal toewijzen omdat sprake is van een aan gedaagden aangeboden passende woning.
4.13.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van gedaagden dat de aankondiging van het einde van de Rva-verstrekkingen slechts geldt tegenover de ouders van het gezin, omdat alleen zij deze aankondiging hebben ondertekend, en dat daarom geen ontruimingsvordering jegens de meerderjarige kinderen kan worden ingesteld. Alle gedaagden hebben met (terugwerkende) ingang van 26 augustus 2022 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen zoals bedoeld in artikel 28 Vw 2000. In dat geval eindigt de opvang (ex artikel 9 lid 1 Rva 2005) op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd (artikel 7 lid 1 sub a van de Rva 2005). Gedaagden hebben tezamen als plaatsingseenheid te gelden, zoals blijkt uit het B06-formulier ‘Huisvesting vergunninghouders’ dat op 24 september 2022 tijdens het huisvestingsgesprek is ingevuld. Dit betekent dat aan gedaagden tezamen een passende woonruimte wordt aangeboden. Hiervoor is reeds geoordeeld dat de aangeboden woning passend is. Dit betekent dat ook de Rva-verstrekkingen, waaronder de opvang, jegens de meerderjarige kinderen eindigen. Dat de meerderjarige kinderen een zelfstandige unit hebben in het AZC maakt dat niet anders.
4.14.
De gevorderde ontruiming zal gelet op het voorgaande worden toegewezen, met dien verstande dat gedaagden voor ontruiming een redelijke termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis zal worden geboden.
4.15.
Gedaagden zijn de partij die ongelijk krijgt en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van COA als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,71
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
697,00
Totaal
‭1.505,71‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
4.16.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de bij hen in gebruik zijnde ruimte(n) in het [BRP-adres] aan de [BRP-adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van COA zijn, en ontruimd te houden,
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van COA tot dit vonnis vastgesteld op € ‭1.505,71‬‬‬‬,‬‬‬‬‬‬‬‬‬
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.
c:598