ECLI:NL:RBNNE:2023:2426

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
C/18/ 221973 / KG RK 23-115
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter-plaatsvervanger in civiele procedure

Op 17 mei 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op de wrakingsverzoeken van twee verzoekers, die hun verzoeken hadden ingediend op 16 april 2023. De verzoekers stelden dat de rechter, mr. J.C.G. Leijten, partijdig was in de behandeling van hun zaak, waarin het verzoek tot ontslag als mentoren en het benoemen van een opvolgend mentor aan de orde was. De verzoekers voerden aan dat het optreden van de rechter hen deed twijfelen aan zijn onpartijdigheid, onder andere omdat hij bewijsmateriaal had geweigerd en niet voldoende recht had gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor.

De wrakingskamer overwoog dat een verzoek tot wraking tijdig moet worden ingediend, namelijk zodra de omstandigheden die aanleiding geven tot het verzoek zich voordoen. In dit geval waren de omstandigheden voorafgaand aan de zitting van 14 maart 2023 ontstaan, maar de verzoekers dienden hun verzoek pas in na de einduitspraak van de rechter op 31 maart 2023. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoekers geen redelijke verklaring hadden gegeven voor het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen en de indiening van hun verzoek.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers niet-ontvankelijk waren in hun verzoeken, omdat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De verzoekers werden geïnformeerd over de uitkomst van hun wrakingsverzoek en de gewraakte rechter werd eveneens op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/ 221973 / KG RK 23-115
Beslissing van 17 mei 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op de verzoeken van
[verzoeker sub 1]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
[verzoeker sub 2]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoekster,
tezamen te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. J.C.G. Leijten,
rechter-plaatsvervanger in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de schriftelijke wrakingsverzoeken van 16 april 2023; en
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 25 april 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer [zaaknummer]
, waarbij het verzoek tot ontslag van verzoekers als mentoren en het benoemen van een opvolgend mentor is behandeld.
2.2
Verzoekers hebben – onder meer en samengevat - blijkens de schriftelijke verzoeken aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat het optreden van de rechter voor of na de zitting aanleiding geeft tot het vermoeden van partijdigheid en dat dit optreden twijfel schept over de niet-vooringenomenheid van de rechter, dat de rechter bewijsmateriaal dat door verzoekers is aangeleverd heeft geweigerd, dat onvoldoende recht is gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor en dat de rechter opmerkingen heeft gemaakt of conclusies heeft getrokken die niet passend worden geacht in het licht van de waarheidsvinding.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2
De wrakingskamer overweegt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoekers aangevoerde omstandigheden hebben zich voorgedaan voorafgaand aan dan wel op de zitting van 14 maart 2023. Verzoekers hebben op 16 april 2023 hun wrakingsverzoeken ingediend. Voor het tijdsverloop tussen deze twee data is door verzoekers geen redelijke verklaring gegeven.
De wrakingskamer stelt voorts vast dat de rechter bij beschikking van 31 maart 2023 op het verzoek tot ontslag van verzoekers als mentoren en het benoemen van een opvolgend mentor heeft beslist. Verzoekers hebben derhalve hun wrakingsverzoeken eerst ingediend nadat de rechter in de hoofdzaak einduitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad heeft echter eerder bepaald (HR 18 december 1998, NJ 1999/271) dat een wrakingsverzoek moet zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Ook om die reden kunnen verzoekers derhalve niet in hun wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van de verzoeken ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.4
Gelet op het bovenstaande komt de wrakingskamer aan een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken niet toe en zullen verzoekers (kennelijk) niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoeken.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart verzoekers (kennelijk) niet-ontvankelijk in hun verzoeken tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers en aan de gewraakte rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. J.S. Bartstra en
mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, rechters in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.I. Havinga en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.