ECLI:NL:RBNNE:2023:2425

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
C/18/222162 KG RK 23-126
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid in civiele procedure

Op 17 mei 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een verzoek tot wraking van rechter M. Jansen behandeld. Het verzoek is ingediend door verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. I. Mercanoglu, en betreft een zaak waarin verzoekster partij is. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter de rol van de advocaat in de inhoudelijke behandeling van de zaak zou betrekken en diens functioneren ter discussie zou stellen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen concrete omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. De rechter wordt geacht onpartijdig te zijn, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk ongegrond is en heeft besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De procedure met zaaknummer [zaaknummer] zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/222162 KG RK 23-126
beslissing van 17 mei 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoekster
gemachtigde: mr. I. Mercanoglu, kantoorhoudende te Almelo,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Jansen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 21 april 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 21 april 2023;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 9 mei 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer [zaaknummer]
waarin verzoekster partij is en verzoekster wordt bijgestaan door
mr. I. Mercanoglu.
2.2
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat het optreden van haar gemachtigde door de rechter bij de inhoudelijke behandeling van de zaak wordt betrokken en dat het functioneren van haar gemachtigde ter discussie wordt gesteld. Hierbij heeft verzoekster aangegeven dat de gemachtigde zelf bepaalt hoe hij zijn client bijstaat en dat de rechter daar niks mee te maken heeft.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de wrakingskamer is sprake van een kennelijk ongegrond verzoek en daarom laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede lid, sub b, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Hierna legt de wrakingskamer uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd dat de rechter het optreden van de advocaat betrekt bij de inhoudelijke behandeling van de zaak en dat de rechter het functioneren van de advocaat ter discussie stelt.
3.3.1
Zoals hiervoor al aangegeven wordt bij de beoordeling van het wrakingsverzoek tot uitgangspunt genomen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten de handelwijze van de rechter niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
3.3.2
De rechter heeft ter toelichting op haar handelen aangevoerd dat het hier gaat om een zitting in het kader van een verzoek op grond van de geschillenregeling en dat de kinderrechter de wettelijke taak heeft om een vergelijk tussen de betrokkenen te beproeven alvorens een beslissing wordt genomen. In het kader van deze taak zijn de gewraakte opmerkingen ter zitting gemaakt, maar dit staat, aldus de rechter, los van enige inhoudelijke beoordeling van het verzoek en ook is hier geen (schijn van) vooringenomenheid uit op te maken.
3.3.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet komen vast te staan dat de (hoge) drempel voor het aannemen van partijdigheid is gehaald. Bij zijn beoordeling betrekt de wrakingskamer dat de rechter regie voert over de zaken die aan hem worden voorgelegd. Hierbij heeft de rechter een grote mate van vrijheid bij de bepaling van de wijze van behandelen. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan in de wijze waarop de rechter die taak heeft ingevuld een grond worden gevonden voor het oordeel dat zij jegens een van de partijen een vooringenomenheid koestert, of dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Voor die zeer uitzonderlijke omstandigheden heeft de wrakingskamer geen aanknopingspunten kunnen vinden. Hierbij betrekt de wrakingskamer dat het niet ongebruikelijk is (en in het kader van de geschillenregeling van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek zelfs aangewezen is) dat ter zitting wordt onderzocht of partijen ten aanzien van het tussen hen in geding zijnde geschil tot een vergelijk (in casu: tot een betere samenwerking) kunnen komen. Dat hierbij in dit geval te dringend zou zijn opgetreden door de rechter is de wrakingskamer niet gebleken. De wrakingskamer ziet geen aanwijzingen voor het standpunt dat de rechter hier zodanig heeft gehandeld dat zij niet onpartijdig is of dat zij vooringenomen zou zijn.
3.4
Voor zover verzoekster aan het wrakingsverzoek de bejegening van de rechter ten grondslag heeft gelegd overweegt de wrakingskamer dat voor dergelijke klachten de wrakingsprocedure niet is bedoeld. Verzoekster kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn niet gebleken.
3.5
Gelet op het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek kennelijk ongegrond is.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer [zaaknummer] wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
- [verzoekster] ;
- de gewraakte rechter;
- [belanghebbende] ; en
- het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. J.S. Bartstra en
mr. F.P. Dresselhuys -Doeleman, rechters in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.I. Havinga en in openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.