ECLI:NL:RBNNE:2023:2416

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
10373968 CV FORM 23-1566
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot nakoming van een vervoersovereenkomst met betrekking tot een CMR-formulier

In deze zaak heeft Lew Transport Sp. Zo.o.Sp.k, gevestigd te Gdynia, Polen, een vordering ingesteld tegen Expeditiebedrijf H. Nijdam B.V., gevestigd te Groningen, met betrekking tot een openstaande factuur van € 1.100,- voor het vervoer van aluminium van Farmsum naar Ham, Frankrijk. De vordering is gebaseerd op de vervoersovereenkomst die tussen partijen is gesloten, waarbij het CMR-document een cruciale rol speelt. Lew Transport heeft de factuur ingediend, maar Nijdam heeft deze niet betaald, met als argument dat het CMR-document niet correct was ingevuld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen en dat het CMR van toepassing is. Nijdam betwistte de geldigheid van de factuur op basis van een vermeende onjuistheid in het CMR-document, maar de rechtbank oordeelde dat de onregelmatigheid van het document de overeenkomst niet aantast. De kantonrechter benadrukte dat de voorwaarden die Nijdam in de transportorder had opgenomen, in strijd waren met het CMR, en dat deze voorwaarden niet konden leiden tot afwijzing van de factuur.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Lew Transport toegewezen, waarbij Nijdam werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer.: 10373968 CV FORM 23-1566
beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007 van 2 juni 2023
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
Lew Transport Sp. Zo.o.Sp.k,
gevestigd te Gdynia, Polen,
verzoekende partij,
tegen
de besloten vennootschap
Expeditiebedrijf H. Nijdam B.V.,
gevestigd te Groningen,
verwerende partij,
Partijen zullen hierna Lew Transport en Nijdam worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Lew Transport heeft een vordering ingesteld met het standaard vorderingsformulier A van bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de Verordening). De Verordening is nadien op enkele punten gewijzigd door Verordening (EU) 2015/2421. Formulier A is op 2 maart 2023 door de griffie ontvangen.
1.2.
Nijdam heeft een verweerschrift ingediend, dat op 14 april 2023 door de griffie is ontvangen.
1.3.
Daarna is bepaald dat een beslissing wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op 27 juni 2022 heeft Lew Transport een opdracht aangenomen van Nijdam voor het vervoeren van een lading aluminium van Farmsum, Groningen (Nederland) naar Ham (Frankrijk), tegen een tarief van € 1.100,- (all-in).
2.2.
In de transportorder van Nijdam van 27 juni 2022 is bij ‘additional remarks’ het volgende opgenomen:

Invoice to be accompanied by a signed and stamped CMR and delivery note otherwise your invoice will be rejected.
2.3.
Het transport is uitgevoerd op 29 juni 2022.
2.4.
Lew Transport heeft na het transport, op basis van het vervoersdocument, een factuur opgemaakt en aan Nijdam toegestuurd.
2.5.
Nijdam heeft de factuur niet betaald.
2.6.
Partijen hebben verder via e-mail gecorrespondeerd over betaling van de factuur, maar Nijdam heeft niet betaald voor het transport.

3.De vordering

3.1.
Lew Transport heeft betaling gevorderd van de openstaande factuur van € 1.100,-
te vermeerderen met rente en kosten. Ter onderbouwing heeft Lew Transport aangevoerd dat zij het transport heeft uitgevoerd zoals overeengekomen en dat daarom betaling moet volgen.

4.Het verweer

4.1.
Nijdam heeft als verweer naar voren gebracht dat Lew Transport het vervoersdocument niet volledig en juist heeft ingevuld, omdat in veld 23 niet de juiste handtekening is geplaatst. In dat veld heeft de chauffeur die de lading in Farmsum heeft geladen (een chauffeur van Nijdam), zijn handtekening geplaatst en niet de ontvanger in Frankrijk. Om die reden kan Nijdam de factuur niet accepteren. Zij krijgt op haar beurt ook haar factuur niet betaald als het vervoersdocument niet juist is ingevuld.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is een vervoersovereenkomst tot stand gekomen, waarop het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer over de weg (hierna: het CMR) van toepassing is.
5.2.
Deze rechtbank is op grond van artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, van het CMR bevoegd om van de onderhavige vordering kennis te nemen, omdat de gedaagde partij haar hoofdzetel heeft in Groningen, Nederland.
5.3.
Partijen verschillen niet van mening over het feit dat het transport heeft plaatsgevonden en ook niet over het feit dat het CMR-formulier niet (volledig) correct is ingevuld. Namens Lew Transport heeft mevrouw [naam] op 8 september 2022 per e-mail uitgelegd dat haar chauffeur een fout heeft gemaakt en in veld 24 heeft gestempeld in plaats van in veld 23. Daarbij is volgens haar in veld 24 ook de handtekening van de ontvanger zichtbaar en deze handtekening komt overeen met de handtekening op de ontvangstbevestiging.
5.4.
De vraag die beantwoord moet worden, is of het niet (volledig) juist invullen van het formulier als consequentie moet hebben, dat Nijdam de factuur voor het vervoer van aluminium niet hoeft te betalen. Lew Transport heeft in dit kader een beroep gedaan op artikel 4 van het CMR; Nijdam heeft betwist dat dit artikel van toepassing is.
5.5.
In artikel 4 van het CMR is bepaald dat de vervoerovereenkomst wordt vastgelegd in een vrachtbrief (het CMR-document). De afwezigheid, de onregelmatigheid of het verlies van de vrachtbrief tast noch het bestaan noch de geldigheid aan van de vervoerovereenkomst, die onderworpen blijft aan de bepalingen van het CMR.
5.6.
De kantonrechter stelt vast dat, op grond van artikel 41, het CMR dwingend recht is en ziet geen aanleiding om artikel 4 CMR buiten toepassing te laten. Nijdam heeft daar ook geen reden voor aangevoerd. De onregelmatigheid van het CMR-document tast daarom de vervoersovereenkomst niet aan; die is in stand gebleven.
5.7.
Lew Transport vordert nakoming van die vervoersovereenkomst, omdat het vervoer op de juiste manier is uitgevoerd. Nijdam heeft gewezen op de transportorder, waarin de voorwaarde is vermeld dat een factuur vergezeld moet worden van een ondertekend en gestempeld CMR-formulier, en zo niet, dan wordt de factuur afgewezen.
5.8.
De kantonrechter overweegt dat partijen, gelet op het dwingende karakter van het CMR, geen regels of voorwaarden mogen stellen die zover gaan dat zij in strijd zijn met het CMR. De onvoorwaardelijke eis van Nijdam in de transportorder (‘will be rejected’) gaat echter zover dat zij wel in strijd is met het CMR. Weliswaar wordt in de transportorder niet gesteld dat de vervoersovereenkomst nietig is of wordt aangetast bij het niet juist invullen van het CMR-document, maar het afwijzen van de factuur komt feitelijk op hetzelfde neer.
5.9.
Daar komt bij dat het formulier in beginsel wel ondertekend en gestempeld is, maar volgens Nijdam niet in de juiste vakken. Nijdam is in het verweerschrift niet ingegaan op de uitleg van Lew Transport, dat de juiste handtekeningen en stempels wel aanwezig zijn en Nijdam heeft ook niet betwist dat de handtekening van de ontvanger op het CMR-formulier overeenkomt met de handtekening op de ontvangstbevestiging. In de onderliggende correspondentie heeft Nijdam zich wel op het standpunt gesteld dat de handtekening van de ontvanger ontbreekt, maar verbindt daar verder geen consequenties aan.
5.10.
De kantonrechter ziet de algemene praktijk van strenge regels voor het invullen van het CMR-document (en de voorwaarde van Nijdam in haar transportorder) tegen de achtergrond van het feit dat dit document een belangrijke functie vervult in de bewijslevering. Bewijslevering zal pas aan de orde komen wanneer één van de partijen aansprakelijk wordt gesteld voor schade, verlies of diefstal van goederen. In dit geval heeft Nijdam niet gesteld dat er problemen zijn ontstaan bij het vervoer en afleveren van aluminium in Frankrijk.
5.11.
De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat Nijdam geen beroep toekomt op haar voorwaarde in de vervoersovereenkomst. Het niet juist invullen van het CMR-document kan in dit geval geen reden zijn om de factuur niet te betalen. De vordering van Lew Transport tot betaling van € 1.100,- zal daarom worden toegewezen, en wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2022 tot aan de dag van betaling van de hoofdsom.
5.12.
Nijdam zal worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Lew Transport worden begroot op € 322,- (griffierecht).
5.13.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Nijdam tot betaling van € 1.100,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2022 tot de datum van betaling van de hoofdsom;
6.2.
veroordeelt Nijdam tot betaling van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt Nijdam in de proceskosten, die aan de zijde van Lew Transport worden begroot op € 322,-;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te Groningen en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023 door
mr. N.A. Baarsma, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 524