ECLI:NL:RBNNE:2023:2411

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
10460118 CV FORM 23-2483
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door staking personeel van luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Ryanair DAC. [Verzoekster] had een vervoersovereenkomst gesloten met Ryanair voor een vlucht van Bremen naar Alicante op 26 juli 2018, die geannuleerd werd vanwege een staking door het cabinepersoneel van Ryanair. [Verzoekster] heeft compensatie van € 800,- gevorderd, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels stelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Ryanair heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de staking een 'buitengewone omstandigheid' was, waardoor zij niet verplicht zou zijn tot compensatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staking door het cabinepersoneel van Ryanair geen buitengewone omstandigheid is in de zin van de Verordening, omdat het personeel van Ryanair zelf betrokken was bij de staking. De rechtbank oordeelde dat Ryanair niet kon aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg was van omstandigheden die buiten haar invloed lagen. Daarom heeft de rechtbank de vordering van [verzoekster] tot betaling van compensatie toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van de annulering.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van Ryanair komen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 390,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer.: 10460118 CV FORM 23-2483
beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007 van 2 juni 2023
inzake
[voornaam] [verzoekster] ,
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Dublin, Ierland,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers.
Partijen zullen hierna ‘ [verzoekster] ’ en ‘Ryanair’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 30 september 2020, waarin de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard om van de vordering kennis te nemen en de zaak heeft doorverwezen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, sector kanton;
  • de brief van mr. G. den Hartog, gemachtigde van Ryanair, van 10 maart 2023, ontvangen door de griffie van de rechtbank Noord-Nederland op 13 maart 2023,
  • de brief van de griffier van de rechtbank Noord-Nederland van 19 april 2023 aan partijen, waarin is meegedeeld dat de rechtbank Noord-Holland de zaak niet had doorgestuurd, maar inmiddels door de rechtbank Noord-Nederland was ontvangen.
1.2.
Daarna is bepaald dat een beslissing wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] heeft met Ryanair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair haar en haar medepassagier diende te vervoeren van Bremen (Duitsland) naar Alicante (Spanje) op 26 juli 2018 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd vanwege een staking door cabinepersoneel van Ryanair.
2.3.
[verzoekster] heeft een andere vlucht geboekt en is vanaf een andere luchthaven met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aangekomen.
2.4.
[verzoekster] heeft compensatie van Ryanair verzocht in verband met de annulering.
2.5.
Ryanair heeft geweigerd om tot betaling van compensatie over te gaan.

3.De vordering

3.1.
[verzoekster] heeft betaling gevorderd van € 800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2018 tot aan de dag van algehele betaling, alsmede betaling van de proceskosten.
3.2.
[verzoekster] heeft haar vordering gebaseerd op artikel 7 van de Verordening (EG)
nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening). [verzoekster] maakt, gelet op de reisafstand van 1612 kilometer, aanspraak op € 400,- compensatie per persoon, in totaal € 800,-.

4.Het verweer

4.1.
Ryanair betwist dat zij [verzoekster] een vergoeding verschuldigd is. Op het verweer van Ryanair zal, voor zover relevant, worden ingegaan bij de beoordeling.

5.De beoordeling

5.1.
De kern van de zaak is de vraag of [verzoekster] recht heeft op compensatie voor de geannuleerde vlucht van 26 juli 2018.
5.2.
Als eerste verweer heeft Ryanair naar voren gebracht dat [verzoekster] geen geldige boeking voor de vlucht op 26 juli 2018 heeft overgelegd, conform artikel 3 lid 2 van de Verordening. Ryanair betwist daarom dat [verzoekster] een vordering heeft.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoekster] bij repliek alsnog een bewijs heeft overgelegd van de door haar geboekte vlucht voor twee personen (een geldige boeking). Bij dupliek is Ryanair niet meer ingegaan op haar eerder ingenomen standpunt dat er geen geldige boeking is overgelegd. Daarmee is het verweer van Ryanair op dit punt onvoldoende onderbouwd.
Ryanair heeft in dit verband ook naar voren gebracht dat de vordering verlaagd moet worden, omdat [verzoekster] als enige een verzoekschrift heeft ingediend. [verzoekster] heeft naar het oordeel van de kantonrechter door het overleggen van de boeking echter voldoende onderbouwd dat zij de boeking voor twee personen heeft gedaan en betaald, zodat zij voor twee personen compensatie kan vorderen. Dat zij de enige is die het verzoekschrift heeft ingediend, maakt dat niet anders.
5.4.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de staking door het cabinepersoneel van Ryanair een ‘buitengewone omstandigheid’ is in de zin van de Verordening.
Ryanair heeft aangevoerd dat daar sprake van is, omdat de staking naar zijn aard of oorsprong niet inherent is aan de dagelijkse activiteiten van de luchtvaartmaatschappij en omdat zij geen daadwerkelijke invloed heeft op die aard en oorsprong. Ryanair heeft betoogd dat zij als gevolg van deze buitengewone omstandigheden niet gehouden is om passagiers te compenseren.
5.5.
Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagiers voor vertraging te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Op grond van punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich onder meer voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.6.
Het Europese Hof van Justitie (hierna: het Hof) heeft in het arrest van 23 maart 2021 (CS – Eurowings, ECLI:EU:C:2021:226) en in het arrest van 6 oktober 2021 (Airhelp – SAS, ECLI:EU:C:2021:820) een kader geschetst voor de toets of een staking als een buitengewone omstandigheid moet worden aangemerkt. Het Hof heeft overwogen dat er
geensprake is van een ‘buitengewone omstandigheid’ in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening in geval van een staking 1) om eisen met betrekking tot loon of andere arbeidsvoorwaarden van werknemers kracht bij te zetten, 2) die is begonnen na een oproep daartoe van een personeelsvakbond van de maatschappij die de vlucht uitvoert en 3) waarbij zich een personeelscategorie heeft aangesloten die nodig is voor de uitvoering van een vlucht.
5.7.
In het arrest Airhelp – SAS heeft het Hof verder overwogen dat alle gebeurtenissen, die in de jurisprudentie tot dan toe onder ‘buitengewone gebeurtenissen’ vallen, met elkaar gemeen hebben dat zij het gevolg zijn van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij én van externe omstandigheden waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed heeft omdat zij het gevolg zijn van een natuurverschijnsel of een handeling van een derde. Het Hof heeft uitgelegd dat gebeurtenissen met een ‘interne’ oorsprong daarom moeten worden onderscheiden van gebeurtenissen waarvan de oorsprong ‘extern’ is aan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Onder verwijzing naar overweging 14 van de Considerans van de Verordening heeft het Hof overwogen dat de Uniewetgever met ‘buitengewone omstandigheden’ heeft willen verwijzen naar stakingen die geen verband houden met het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij zelf (‘extern’), zoals stakingsacties van de luchtverkeersleiding of luchthavenpersoneel. Een staking van het eigen personeel vormt daarentegen een aan deze onderneming ‘interne’ gebeurtenis.
5.8.
In dit geval gaat het om een staking op 26 juli 2018 door het cabinepersoneel van Ryanair (‘eigen’ personeel) en niet door staking bij een externe partij. Het cabinepersoneel is gaan staken om eisen met betrekking tot loon of andere arbeidsvoorwaarden kracht bij te zetten. De staking was bovendien vooraf aangekondigd en, zoals Ryanair bij antwoord heeft aangegeven, geïnitieerd door de vakbonden. Ten slotte is het cabinepersoneel nodig voor de uitvoering van de vlucht.
5.9.
Gelet op de criteria van het Hof en de feiten in deze zaak, concludeert de kantonrechter dat de staking van het cabinepersoneel op 26 juli 2018 geen buitengewone omstandigheid is in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.10.
Het verzoek van [verzoekster] tot betaling van compensatie zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar.
5.11.
Ryanair heeft met betrekking tot de proceskosten betoogd dat deze niet voor haar rekening komen. Zij heeft in dat kader een beroep gedaan op artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden, op grond waarvan vorderingen die voortvloeien uit de vervoersovereenkomsten direct bij Ryanair moeten worden ingediend, zonder tussenkomst van een derde partij en met inachtneming van een termijn van 28 dagen. Pas nadat Ryanair de claim heeft afgewezen of niet heeft gereageerd kan de verzoeker een derde inschakelen om de vordering te innen. [verzoekster] heeft voorafgaand aan de procedure geen contact opgenomen met Ryanair en geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar vordering direct bij Ryanair in te dienen. Volgens [verzoekster] betreft deze voorwaarde een oneerlijk beding.
5.12.
Ingevolge de bijlage bij artikel 3 lid 3 van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van
5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten zijn bedingen, die tot doel of tot gevolg hebben het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren, als oneerlijk aan te merken.
5.13.
De kantonrechter stel vast dat het beding in artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair een belemmering vormt voor [verzoekster] om haar rechtsvordering direct bij de rechter in te dienen. Het beding moet daarom naar het oordeel van de kantonrechter als oneerlijk in de zin van voornoemde Richtlijn worden aangemerkt en om die reden buiten toepassing blijven.
5.14.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter enerzijds dat [verzoekster] Ryanair inderdaad niet eerst zelf heeft benaderd en daarmee Ryanair heeft overvallen met deze procedure. Anderzijds heeft Ryanair in deze procedure gemotiveerd verweer gevoerd. Het is dan ook niet aannemelijk dat, indien [verzoekster] zich wel eerst (en zonder tussenkomst van een derde) tot Ryanair had gewend, Ryanair het verzoek om compensatie van [verzoekster] zou hebben gehonoreerd. [verzoekster] zou dan alsnog genoodzaakt zijn geweest deze procedure aan te spannen.
5.15.
De proceskosten komen daarom voor rekening van Ryanair, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten van [verzoekster] worden vastgesteld op € 126,- (griffierecht) en € 264,- (salaris gemachtigde), in totaal € 390,-.
5.16.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Ryanair tot betaling van € 800,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2018 tot de datum van betaling van de hoofdsom;
6.2.
veroordeelt Ryanair in de proceskosten, die aan de zijde van [verzoekster] worden vastgesteld op € 390,-;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te Groningen en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023 door
mr. N.A. Baarsma, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 524