ECLI:NL:RBNNE:2023:2384

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
C/18/222359 KG RK 23-138
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard wegens gebrek aan concrete feiten en omstandigheden

Op 15 juni 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. T.K. Hoogslag, rechter in een civiele procedure. De verzoeker, die als gedaagde was opgeroepen in de hoofdzaak, stelde dat de rechter en de griffier fictieve personen waren en dat de rechtbank niet onafhankelijk was. Hij voerde aan dat de rechter zijn aanstellingsbesluit en andere brondocumenten had geweigerd te tonen, wat zijn vertrouwen in de rechtspraak zou hebben geschaad. De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker onvoldoende concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Ook ontbrak een wettelijke grondslag voor de wraking van de griffier. De wrakingskamer verklaarde het verzoek kennelijk ongegrond en besloot dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/222359 KG RK 23-138
beslissing van 15 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. T.K. Hoogslag,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 juni 2023, met aangehecht een ter zitting overgelegd stuk;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 14 juni 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, die is belast met de behandeling van de zaak met zaaknummer 10483793 / CV EXPL 23-2337, kort gezegd de behandeling van een dagvaarding in een civiele vordering. De verzoeker is in die procedure als gedaagde opgeroepen. De verzoeker richt zijn wrakingsverzoek, zo blijkt het aan het proces-verbaal gehechte stuk, tevens tot de griffier.
2.2.
De verzoeker legt, kort samengevat, aan zijn verzoek ten grondslag dat de rechter heeft geweigerd zijn aanstellingsbesluit te tonen, evenals alle andere brondocumenten waaruit blijkt dat de rechter (en de griffier) bevoegd zijn tot het wijzen/schrijven van een vonnis. De verzoeker stelt zich tevens op het standpunt dat de rechter en de griffier fictieve personen zijn die niet bestaan en daarom handelingsonbekwaam zijn. Ook stelt de verzoeker dat de rechtbank een bedrijf met winstoogmerk is, dat doelbewust en opzettelijk slachtoffers maakt om winsten te behalen. De verzoeker is van mening dat de rechtbank niet onafhankelijk is, waardoor zijn vertrouwen in onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak is geschaad.
2.3
De rechter heeft op het verzoek gereageerd en heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
3.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening gehouden worden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat als uitgangspunt voor de beoordeling van een wrakingsverzoek geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. De wrakingskamer is van oordeel dat uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 juni 2023 en uit de daar aangehechte bijlage door de verzoeker onvoldoende concrete feiten of omstandigheden volgen waaruit de vooringenomenheid van de rechter, of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid. Voor zover het verzoek zich richt op wraking van de griffier, overweegt de wrakingskamer dat de wettelijke grondslag hiervoor ontbreekt.
3.5.
Gelet op het voorgaande is de wrakingkamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan op grond van artikel 4 lid 2 onder a van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland achterwege blijven.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
4.2.
bepaalt dat de procedure met zaaknummer 10483793 / CV EXPL 23-2337 wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
- verzoeker;
- mr. T.K. Hoogslag;
- partijen in de hoofdzaak
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en
mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2023 in tegenwoordigheid van mr. H.J. Boon als griffier.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.