Op 2 juni 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker. Het verzoek was gericht tegen mr. B. van den Bosch, de rechter in de zaak met nummer 10463961 CV EXPL 23-2577, en daarnaast tegen de griffier, de officier van justitie, de rechtbank en de gehele rechtspraak. Verzoeker stelde dat de rechter, de griffier en de officier van justitie niet tekeningsbevoegd zijn en dat niemand jurisdictie heeft over het levende wezen. De rechter heeft echter aangegeven niet in de wraking te berusten.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de rechter niet-ontvankelijk verklaard. De kamer oordeelde dat verzoeker geen concrete en gemotiveerde gronden heeft aangevoerd die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Het enkele feit dat verzoeker het gezag of de bevoegdheid van de rechters niet accepteert, is onvoldoende voor een wrakingsverzoek.
Met betrekking tot de wraking van de griffier, de officier van justitie, de rechtbank en de gehele rechtspraak, oordeelde de wrakingskamer dat de wet geen mogelijkheid biedt tot wraking van deze functionarissen. Verzoeker werd ook in dit opzicht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besloot dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien er geen gegronde redenen waren voor de wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.