Uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Vonnis in kort geding van 7 juni 2023
1.[gedaagde sub 1]
1.De procedure
- de dagvaarding met producties, - de mondelinge behandeling,
- de door mr. Worp ter zitting overgelegde producties.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Hervormde Gemeente en twee gedaagden. De zaak betreft een huurovereenkomst die op 15 december 2017 is ingegaan voor een bepaalde duur van twee jaar. Op 5 september 2019 hebben partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de huurovereenkomst zou eindigen op 14 december 2022. Echter, de gedaagden hebben de woning niet verlaten en stellen dat de beëindigingsovereenkomst nietig is.
De kantonrechter overweegt dat volgens artikel 7:271 lid 8 BW een huurovereenkomst pas kan worden beëindigd met wederzijds goedvinden nadat de huur is ingegaan. Dit betekent dat een beëindigingsovereenkomst die voor of bij het aangaan van de verlengde huurovereenkomst is gesloten, nietig of vernietigbaar kan zijn. De kantonrechter concludeert dat de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd voor onbepaalde tijd is verlengd, omdat de beëindigingsovereenkomst niet rechtsgeldig is. De vorderingen van de Hervormde Gemeente worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.
De uitspraak benadrukt de bescherming van huurders en de noodzaak voor verhuurders om zich aan de wettelijke bepalingen te houden bij het beëindigen van huurovereenkomsten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Hervormde Gemeente niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de beëindigingsovereenkomst rechtsgeldig was, en dat de gedaagden derhalve recht hebben op het voortzetten van hun huur.