ECLI:NL:RBNNE:2023:2377

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
10493635\VV EXPL 23-28
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een beëindigingsovereenkomst van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Hervormde Gemeente en twee gedaagden. De zaak betreft een huurovereenkomst die op 15 december 2017 is ingegaan voor een bepaalde duur van twee jaar. Op 5 september 2019 hebben partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de huurovereenkomst zou eindigen op 14 december 2022. Echter, de gedaagden hebben de woning niet verlaten en stellen dat de beëindigingsovereenkomst nietig is.

De kantonrechter overweegt dat volgens artikel 7:271 lid 8 BW een huurovereenkomst pas kan worden beëindigd met wederzijds goedvinden nadat de huur is ingegaan. Dit betekent dat een beëindigingsovereenkomst die voor of bij het aangaan van de verlengde huurovereenkomst is gesloten, nietig of vernietigbaar kan zijn. De kantonrechter concludeert dat de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd voor onbepaalde tijd is verlengd, omdat de beëindigingsovereenkomst niet rechtsgeldig is. De vorderingen van de Hervormde Gemeente worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

De uitspraak benadrukt de bescherming van huurders en de noodzaak voor verhuurders om zich aan de wettelijke bepalingen te houden bij het beëindigen van huurovereenkomsten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Hervormde Gemeente niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de beëindigingsovereenkomst rechtsgeldig was, en dat de gedaagden derhalve recht hebben op het voortzetten van hun huur.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: 10493635 \ VV EXPL 23-28

Vonnis in kort geding van 7 juni 2023

in de zaak van
het Kerkgenootschap
HERVORMDE GEMEENTE [plaatsnaam],
te [plaatsnaam] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de Hervormde Gemeente,
gemachtigde: mr. C. Nome,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2],
te [plaatsnaam] ,
gedaagde partij,
hierna gezamenlijk te noemen (in mannelijk enkelvoud): [gedaagden] ,
mr. P.R. Worp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties, - de mondelinge behandeling,
  • de door mr. Worp ter zitting overgelegde producties.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Tussen de Hervormde Gemeente en [gedaagden] is een huurovereenkomst gesloten betreffende de huur van de woning staande en gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] , ingaande 15 december 2017 voor de bepaalde duur van twee jaar.
2.2.
Partijen hebben op 5 september 2019 een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarbij zij zijn overeengekomen dat zij de huurovereenkomst beëindigen tegen 14 december 2022.
2.3. [
gedaagden] heeft de woning, ondanks verzoeken van de Hervormde Gemeente daartoe, niet verlaten.

3.Het geschil

3.1.
De Hervormde Gemeente vordert – samengevat – de veroordeling van [gedaagden] tot ontruiming van de woning. Partijen hebben in de beëindigingsovereenkomst van 5 september 2019 afgesproken dat huurovereenkomst zou eindigen op 14 december 2022. Nu deze termijn is verstreken, verblijft [gedaagden] zonder recht of titel in de woning.
3.2. [
gedaagden] heeft verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van de vorderingen. Volgens [gedaagden] is de beëindigingsovereenkomst nietig en is er op dit moment sprake van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ook is bij hem de verwachting gewekt dat hij deze woning voor onbepaalde tijd kon huren.
3.3.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Hervormde Gemeente heeft aangevoerd een spoedeisend belang te hebben bij ontruiming van de woning, nu [gedaagden] volgens haar zonder recht of titel in de woning verblijft. Vanwege haar slechte financiële situatie is verkoop van de woning op korte termijn noodzakelijk. Onder deze omstandigheden acht de kantonrechter het spoedeisend belang voldoende gegeven.
4.2.
Aan de orde is de vraag of de huurovereenkomst tussen partijen door het sluiten van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd per 14 december 2022. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. De kantonrechter komt tot dit oordeel als volgt.
4.3.
Blijkens artikel 7:271 lid 8 BW kan een huurovereenkomst worden beëindigd met wederzijds goedvinden nadat de huur is ingegaan. In een dergelijk geval gelden de bepalingen van artikel 7:271 BW, onder meer de bepaling dat een verlenging van de huurovereenkomst wordt opgevat als een verlenging voor onbepaalde tijd, niet. Voor een geldige werking van deze beëindigingsovereenkomst dient deze te zijn gesloten nadat de huur is ingegaan. Een redelijke wetsuitleg van dit artikel brengt met het oog op de bescherming van de huurder met zich dat een dergelijke beëindigingsovereenkomst pas na het ingaan van de huurovereenkomst, in dit geval ná de verlenging van de huur, kan worden gesloten. Een andere uitleg zou betekenen dat het systeem van huurbescherming ondergraven zou kunnen worden. De Hervormde Gemeente heeft de beëindigings-overeenkomst tegen het einde van de eerste huurovereenkomst aan [gedaagden] voorgelegd.
[gedaagden] heeft aangegeven dat hij geen andere mogelijkheid zag dan tot ondertekening hiervan over te gaan, omdat hij anders ‘op straat zou staan’. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, moet voorshands worden aangenomen dat een beëindigingsovereenkomst die voor of bij het aangaan van de verlengde huurovereenkomst is gesloten nietig of vernietigbaar is en komt de Hervormde Gemeente hierop geen beroep toe.
4.4.
Het voorgaande leidt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter tot de conclusie dat krachtens artikel 7:271, eerste lid onder b, BW de huurovereenkomst van
15 december 2017 na het verstrijken van de bepaalde tijd voor onbepaalde tijd is verlengd. Deze huurovereenkomst is door de Hervormde Gemeente niet rechtsgeldig opgezegd. Dit betekent dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat de vordering van de Hervormde Gemeente in een eventuele bodemprocedure voldoende kans van slagen heeft. De kantonrechter zal de vorderingen van de Hervormde Gemeente afwijzen. Gelet hierop behoeven de overige verweren van [gedaagden] geen bespreking meer.
4.5.
De Hervormde Gemeente wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende als voorzieningenrechter,
5.1.
wijst de vorderingen van de Hervormde Gemeente af;
5.2.
veroordeelt de Hervormde Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis vastgesteld op € 793,00;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023. 353/md