Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
mr. B.G. KOOI, kantoorhoudende te Dokkum,
1.Procesverloop
2.De feiten
3.De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan
ofonder b, het moederschap niet kan ontkennen indien de moeder als bedoeld in het eerste lid, onder b van dat artikel vóór het huwelijk of geregistreerd partnerschap heeft kennis gedragen van de zwangerschap of heeft ingestemd met de kunstmatige donorbevruchting.
enkelmag worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator en daarmee niet door andere wettelijke vertegenwoordiger(s). Dit betekent dat alleen de bijzondere curator voor [de minderjarige] een verzoek tot ontkenning van het moederschap van [de meemoeder] kan indienen. De bijzondere curator moet daarbij zelfstandig toetsen of het indienen van een verzoek in een dergelijke afstammingskwestie ook in het belang van de minderjarige is.
zelfonttrekken. In dit geval is de rechtbank echter van oordeel dat het belang van [de minderjarige] wél vergt dat het moederschap van [de meemoeder] wordt ontkend. Vaststaat dat [de meemoeder] niet de biologische moeder is van [de minderjarige] . Ook is voor de rechtbank voldoende vast komen te staan dat [de meemoeder] geen enkele rol speelt bij zijn verzorging en opvoeding en dat zij deze rol ook nooit heeft gespeeld. Zowel de bijzondere curator, de RvdK als partijen zelf hebben aangegeven dat zij niet de verwachting hebben dat [de meemoeder] gedurende het opgroeien van [de minderjarige] ooit invulling zal en kan geven aan het ouderschap. Ook de rechtbank heeft deze verwachting niet. [de meemoeder] heeft tijdens de zitting meermaals aangegeven dat zowel nu als in de toekomst op geen enkele manier openstaat voor contact met [de minderjarige] . Ook staat zij er niet voor open om in de toekomst eventuele vragen van [de minderjarige] over zijn verwekking (en de daarbij betrokken personen) te beantwoorden. Met de bijzondere curator en de RvdK is de rechtbank van oordeel dat er hierdoor een groot risico bestaat dat [de minderjarige] zich persoonlijk afgewezen zal voelen en hij hierdoor zowel psychisch als emotioneel beschadigd zal raken als zijn juridische band met [de meemoeder] in stand wordt gelaten. Daar komt bij dat er mede door dit onderwerp sprake is van consequente spanningen tussen partijen. Hoewel dit op zichzelf onvoldoende aanleiding vormt om het moederschap van [de meemoeder] te ontkennen, acht de rechtbank het wel zeer aannemelijk dat duidelijkheid over dit onderwerp bij [de geboortemoeder] voor meer rust zal zorgen, wat ten goede zal komen aan [de minderjarige] . Ook is gebleken dat [de geboortemoeder] een groot netwerk heeft en financieel onafhankelijk is. De rechtbank heeft er dan ook vertrouwen in dat [de geboortemoeder] de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] kan dragen.
4.Beslissing
Arnhem-Leeuwarden