Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2 ten laste gelegde
wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 166 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De destijds vijftienjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing en een poging tot afpersing. Hij heeft samen met twee vrienden eten besteld bij [bedrijf 2] . Ze waren niet van plan om voor dit eten te betalen en hebben het daarom op een ander adres laten bezorgen. Daar hebben ze de bezorger opgewacht en onder bedreiging van een vuurwapen of een voorwerp wat daarop leek gedwongen tot afgifte van de bestelling. De volgende dag heeft verdachte samen met één van de vrienden opnieuw eten en drinken besteld met de bedoeling om hier niet voor te betalen. Dit keer bij een pizzeria. Verdachte heeft met deze vriend ook dit keer weer met een vuurwapen of een voorwerp dat daarop leek geprobeerd om de bezorger te dwingen geld af te staan.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij maaltijdbezorgers heeft afgeperst. Deze personen zijn een makkelijk slachtoffer, omdat ze alleen zijn en aan huis bezorgen. Het is voor deze personen erg aangrijpend om op deze wijze te worden bedreigd waardoor ze vaak psychische problemen krijgen.
Gelet op de ernst van de delicten neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie als uitgangspunt voor de op te leggen straf. Het voorarrest van verdachte is na 16 dagen geschorst met voorwaarden waaraan verdachte zich moest houden. De William Schrikkergroep was tijdens de schorsing belast met het toezicht en de begeleiding van verdachte. Zij heeft het toezicht teruggegeven, omdat zij hieraan geen uitvoering kon geven. Verdachte hield zich onvoldoende aan afspraken en hij was niet gemotiveerd zijn medewerking te verlenen aan begeleiding en behandeling. Positief is dat verdachte na de delicten in februari 2022 niet meer in aanraking is geweest met de politie. Uit de justitiële documentatie blijkt ook dat hij niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Hij heeft slechts eenmaal eerder een transactievoorwaarde opgelegd gekregen voor schoolverzuim. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden.
Ook zal de rechtbank rekening houden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad). Uit dit rapport blijkt dat er zorgen zijn over verdachte op meerdere leefgebieden. Het risico op recidive wordt door de Raad ingeschat op heel hoog. Er is sprake van schoolverzuim en weinig inzicht in wat verdachte in zijn vrije tijd doet. Thuis zijn er weinig tot geen regels en structuur en verdachte is zelfbepalend. Tijdens de schorsing is gebleken dat hulpverlening niet voor gedragsverandering heeft gezorgd. Verdachte is hiervoor niet gemotiveerd en hij heeft geen probleembesef. De behandeling is niet voldoende van de grond gekomen omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield. De Raad vindt hulpverlening vanuit een vrijwillig kader passender en adviseert een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Ook adviseert de Raad een werkstraf op te leggen zodat verdachte voelt dat hij iets heeft gedaan wat niet mag.
De rechtbank zal -evenals de officier van justitie- dit advies volgen. Alles afwegend vindt zij de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden en zal deze opleggen.