ECLI:NL:RBNNE:2023:2364

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
09-059055-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 15-jarige jongen voor afpersing en poging tot afpersing met gebruik van geweld

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 8 juni 2023 een 15-jarige jongen veroordeeld voor afpersing en poging tot afpersing. De jongen kreeg een jeugddetentie van 166 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 80 uren. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte samen met medeverdachten een maaltijdbezorger onder bedreiging van een vuurwapen heeft gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De eerste gebeurtenis vond plaats op 5 februari 2022 in Amsterdam, waar de verdachte en zijn medeverdachten de bezorger van een bestelling (burrito's, taco's en churros ter waarde van € 66,30) hebben beroofd. De tweede gebeurtenis vond plaats op 6 februari 2022 in Den Haag, waar opnieuw een bezorger werd bedreigd en gedwongen om geld af te geven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en dat de verdachte op de hoogte was van het gebruik van een vuurwapen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de delicten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder niet in aanraking was gekomen met de politie. De rechtbank volgde de vordering van de officier van justitie en legde een passende straf op.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 09/059055-22
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2023.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Ramsoedh, advocaat te Delft.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 februari 2022 te Den Haag, op of aan de openbare weg (aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (wissel)geld, in elk geval enig goed, dat toebehoorde aan die [slachtoffer 1] en/of aan [bedrijf 1] en/of aan een ander/derde,
  • op die [slachtoffer 1] is/zijn afgelopen en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd:’geef het wisselgeld’ en/of íf you shout, I will shootyou. If you calm down nothing will happen’ en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gepakt en/of aandie [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht, terwijl de uitvoering van de voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Amsterdam, op of aan de openbare weg (aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een bestelling (inhoudende burito's, taco's en churo's ten bedrage van € 66,30), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of de firma ' [bedrijf 2] ' toebehoorde, door:
  • die [slachtoffer 2] op te wachten achter een boom en/of
  • ( vervolgens) op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of
  • tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: 'mag ik het eten' en/of 'je weet wat er aan de hand is' en/of 'ikwil het niet trekken, maar als je het eten niet geeft dan ga ik het wel doen' en/of
  • een vuurwapen te pakken en deze aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of op hem te richten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Dat verdachte niet wist dat zijn medeverdachte tot tweemaal toe een vuurwapen (of een daarop gelijkend voorwerp) bij zich had en van plan was deze te gebruiken is niet geloofwaardig. Er zijn twee aangevers die onafhankelijk van elkaar aangifte hebben gedaan over wat hen is overkomen. Uit deze aangiftes blijkt dat de manier van handelen (de modus operandi) vrijwel hetzelfde is en dat het vuurwapen redelijk snel wordt gebruikt en dat verdachte daarbij staat. Daar tegenover staat dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd. Hij heeft in eerste instantie de feiten ontkend, vervolgens heeft hij verklaard dat hij alleen bij het feit van 5 februari 2022 betrokken is geweest en ter terechtzitting heeft hij gezegd dat hij ook bij het feit van 6 februari 2022 betrokken is geweest en dat hij toen een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp heeft gezien. Deze gang van zaken komt de geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte niet ten goede. Tevens is hij vanaf 4 februari 2022 tot en met het plegen van het feit op 6 februari 2022 grotendeels samen met de medeverdachte geweest die het vuurwapen of het daarop gelijkend voorwerp heeft gebruikt. Deze medeverdachte heeft zelfs de nacht van 5 op 6 februari 2022 bij hem in de slaapkamer geslapen. Gelet op deze omstandigheden ga ik er vanuit dat verdachte en zijn medeverdachte(n) telkens een plan hebben gemaakt om de bezorger te beroven en dat verdachte wist dat daarbij een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp zou worden gebruikt.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat hij op 5 februari 2022 in Amsterdam niet wist dat één van zijn medeverdachten een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp had meegebracht en dit zou gaan gebruiken bij de beroving. Hij heeft dit voorwerp tijdens het plegen van het feit ook niet gezien. Op 6
februari 2022 in Den Haag heeft hij wel gezien dat tijdens het plegen van het feit zijn medeverdachte een wapen of een daarop gelijkend voorwerp heeft gepakt en dit op de bezorger heeft gericht. Hij stelt dat hij voorafgaande aan het plegen van het feit niet wist dat zijn medeverdachte dit voorwerp had meegebracht en zou gaan gebruiken. Hij ging er vanuit dat alleen het bestelde eten zou worden gestolen en wist hij niet dat ook zou worden geprobeerd geld van de bezorger af te nemen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de hierna gegeven bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 25 mei 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 5 februari 2022 was ik met [naam 1] en [naam 2] in Amsterdam. [naam 1] heeft via de thuisbezorgd app op haar telefoon eten besteld bij [bedrijf 2] . Zij had burrito’s, taco’s en churros besteld. Ze had hierbij een ander adres opgegeven dan haar woning, want wij waren van plan om niet voor dit eten te betalen. Nadat er was besteld is [naam 1] gebeld door de bezorger. Zij heeft toen een ander huisnummer doorgegeven. Wij stonden met zijn drieën de bezorger op te wachten. De bezorger heeft het eten overhandigd en daarna zijn wij zonder hiervoor te betalen weggegaan. Ik droeg die dag zwarte kleding, ik had een capuchon op en ik droeg een mondkapje. Hierdoor was ik lastig te herkennen. Ik voldoe aan de beschrijving zoals de aangever NN1 beschrijft. [naam 1] lijkt op een jongen en had streepjes geschoren in haar wenkbrauw. Zij droeg ook zwarte kleding en droeg een masker of sjaal voor haar hoofd. Zij voldoet aan de beschrijving zoals aangever NN2 beschrijft. [naam 2] is langer dan ik en ook hij droeg een capuchon en een mondkapje. Hij voldoet aan de beschrijving zoals aangever NN3 beschrijft.
Later die dag zijn we met zijn drieën naar Den Haag gegaan. [naam 1] heeft die nacht bij mij
geslapen. Zij heeft de volgende dag, 6 februari 2022, met mijn telefoon eten en drinken besteld bij [bedrijf 1] . Ik wist daarvan. Het was opnieuw de bedoeling om niet voor de bestelling te betalen. Zij heeft daarom een ander adres dan mijn woonadres opgegeven. Ik kende dit adres, het was aan de [adres] . Op een gegeven moment werd er gebeld op mijn telefoon. [naam 1] heeft opgenomen. De bezorger had ons gemist en [naam 1] zei dat hij terug moest komen met de bestelling en dat haar moeder van niets wist. Ik was bij dit gesprek en heb het gehoord. Wij zijn toen naar het door ons opgegeven adres gelopen. Toen de bezorger kwam kreeg ik het tasje met eten in handen en ik probeerde hiermee weg te lopen. Hij probeerde dat te verhinderen door voor mij te gaan staan. [naam 1] zei toen tegen de bezorger: “Kijk hier eens”. Ik zag dat ze een vuurwapen in haar handen had. Ze heeft vervolgens twee maal om geld gevraagd aan de bezorger. Ze zei: “Geef geld, geef geld”. De bezorger heeft dit niet afgegeven. Hierna zijn we weggerend met het bestelde eten en drinken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 februari 2022,opgenomen op pagina B1 e.v. van het dossier van Politie Amsterdam met nummer 2022023333 van 8 maart 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben als bezorger werkzaam bij [bedrijf 2] . Omstreeks 12:57 uur vandaag kreeg ik mijn eerste bezorging. Mijn bezorging bestond uit drie burrito's, drie taco's en drie churros, ter waarde van € 66,30. Ik moest ze bezorgen op [adres] te Amsterdam Zuid-Oost. Ik ben daar met de fiets naar toe gereden. Toen ik bij [adres] aankwam zag ik dat er drie jongens achter een boom voor perceel [adres] stonden. Ik kan de jongens als volgt omschrijven en zal ze verder NN1, NN2 en NN3 noemen:
NN1, 14-16 jaar, 1.70m, licht getint, zwart trainingspak van Nike, capuchon (zwart);
NN2, 14-16 jaar, lengte 1.65m, blank, haardracht onbekend i.v.m. gezichtsmasker, skimasker zwart van kleur, kon alleen ogen en een stukje neus zien, zwart trainingspak en streepje geschoren in zijn wenkbrauw;
NN3, 14-16 jaar, lengte 1.80m, blank, kleine krullen, donker haar.
Ik stapte van mijn fiets af om aan te bellen. Ik zag dat de drie jongens naar mij toe liepen.
NN1 zei toen: "Mag ik het eten? Ik zei: "Je moet eerst betalen" NN1 zei toen: "Zo gaat dat toch niet. Jij geeft eerst het eten en dan geven wij het geld". NN2 zei toen: "Je weet wat er aan de hand is". Ik zei toen: "Ja natuurlijk". NN2 zei toen: "Ik wil het niet trekken, maar als je het eten niet geeft dan ga ik het wel doen". Ik zei toen: "Met wat wil je het gaan doen dan?" Ik zag toen dat NN2 met zijn rechter hand een zwart pistool rechts uit zijn broeksband haalde. Ik zag dat het wapen ongeveer zo groot was als een dienstpistool. Ik heb toen het eten uit mijn koffer gepakt en het aan NN1 gegeven.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 februari 2022, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Den Haag met nummer 2022037094 van 9 maart 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 6 februari 2022 was ik aan het werk voor [bedrijf 1] . Ik werk daar als bezorger. Vandaag om 19:15 uur kwam er online een bestelling binnen. Om 19:47 stond ik voor de deur bij de [adres] te 'sGravenhage en zag niemand voor de deur staan. Ik stond voor het portiek, terwijl er twee jongens aan kwamen lopen. Ik hoorde een van de twee zeggen dat het eten voor hen was. Ik hoorde hen onderling spreken. Persoon 1 vroeg aan mij of ik wisselgeld had. Ik vertelde hem dat ik dat had. Ik gaf vervolgens het eten aan persoon 1 en hij gaf dit aan persoon 2. Ik zag dat persoon 1 deed alsof hij geld aan het zoeken was in zijn zakken en toen zag ik dat hij een zwart vuurwapen uit zijn broeksband pakte en op mijn richtte. Ik zag dat hij op mijn hoofd en borst richtte. Ik weet niet of het pistool echt was. Het pistool leek op dat van een agent, maar dan iets smaller en kleiner. Ik hoorde hem zeggen: “geef het wisselgeld''. Ik zei dat ik niks had, het niet mijn geld is en als hij geld nodig had dat hij naar de zaak moest gaan. Ik schrok en voelde mij ernstig bedreigd. Ik was overdonderd en zei in het Engels dat ik hem niet begreep. Vervolgens hoorde ik persoon 1 zeggen: ''If you shout, I will shoot you. If you calm down, nothing will be happen''. Ik hoorde persoon 1 tegen persoon 2 zeggen: ''Pak het geld''. Ik zei toen dat ik het niet ging geven en dat hij mij maar moest vermoorden. Ik zag dat persoon 2 naar mij toe kwam, maar ik zei nogmaals dat ze het geld niet konden krijgen. Ik hoorde persoon 1 tegen persoon 2 zeggen dat hij moest gaan rennen en zag dat persoon 2 dit ook deed. Hij rende weg met het tasje eten in zijn handen. Enkele seconden later zag ik dat persoon 1 ook wegrende.
Overwegingen rechtbank
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn medeverdachten ( [naam 1] en [naam 2] ) op 5 februari 2022 in Amsterdam zonder te betalen het door hen bestelde eten van een bezorger wilden afpakken. Hij heeft ook verklaard dat hij en [naam 1] dat op 6 februari 2022 nog een keer gingen doen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist (dat hij geen (voorwaardelijk) opzet had) dat daarbij een wapen zou worden gebruikt en ook niet dat [naam 1] op 6 februari 2022 geld van de bezorger wilde afpakken. De rechtbank overweegt daarover het volgende:
feit 2 afpersing 5 februari 2022
De bezorger heeft in zijn verklaring de verdachten aangeduid met NN1, NN2 en NN3. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte NN1 is, medeverdachte [naam 1] is NN2 en medeverdachte [naam 2] is NN3. Uitgaande van de verklaring van de bezorger heeft verdachte om het eten gevraagd. Toen de bezorger dit niet wilde geven heeft [naam 1] gezegd dat ze ‘het’ niet wilde trekken, maar als hij het eten niet zou geven zou zij ‘het’ wel zal doen. De bezorger heeft verklaard dat zij vervolgens een op een zwart pistool gelijkend voorwerp uit haar broeksband heeft gepakt en aan de bezorger heeft getoond. De bezorger heeft daarna het eten uit de koffer gepakt en aan verdachte gegeven.
Gelet op deze gang van zaken vindt de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte niet heeft gezien dat [naam 1] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan de bezorger heeft getoond om hem zo ver te krijgen het eten af te staan. Verdachte heeft immers daarna het eten van hem aangenomen en hij stond bij [naam 1] toen zij over het trekken van het wapen tegen de bezorger sprak. Uit het voorgaande stelt de rechtbank bovendien vast dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd van het gebruik van het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp). Hij heeft immers nadat het werd getoond het eten van de bezorger aangepakt.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat op 5 februari 2022 in Amsterdam sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat er sprake is geweest van medeplegen van de ten laste gelegde afpersing en dat de samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten ook betrekking had op het pakken en tonen van een vuurwapen.
feit 1 poging tot afpersing 6 februari 2022
De bezorger heeft in zijn verklaring de verdachten aangeduid met persoon 1 en persoon 2. Uit de bewijsmiddelen volgt dat persoon 2 verdachte is en [naam 1] persoon 1 is. Uitgaande van de verklaring van de bezorger hebben verdachte en [naam 1] overleg gehad waarna [naam 1] de bezorger om wisselgeld heeft gevraagd. De bezorger heeft de bestelling aan [naam 1] gegeven die het vervolgens aan verdachte heeft gegeven. Hierna pakte [naam 1] een (op een) zwart pistool (gelijkend voorwerp) en richtte dat op het hoofd en borst van de bezorger en zei dat hij het wisselgeld moest geven. Toen de bezorger geen geld wilde geven heeft [naam 1] hem in het Engels bedreigd. Ze zei tegen verdachte dat hij het geld moest pakken. De bezorger wilde het geld echter niet geven, en heeft verklaard dat verdachte vervolgens naar hem toekwam. Hij heeft toen nogmaals gezegd dat hij het geld niet wilde geven. Hierna zei [naam 1] tegen verdachte dat hij moest gaan rennen en dit deed hij. Zij rende even later achter hem aan.
Op grond van het voorgaande en in aanmerking genomen dat verdachte – zoals hiervoor is overwogen – een dag eerder ook samen met onder anderen [naam 1] een maaltijdbezorger heeft beroofd met gebruik van een vuurwapen (of een voorwerp dat daar op leek), oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte had ervoor kunnen kiezen om eerder (met de bestelling) te vertrekken, maar hij bleef bij [naam 1] toen zij de bezorger met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigde en om geld bleef vragen. Hij is zelfs naar de bezorger toegegaan voor het geld. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat de ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging is gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 februari 2022 te Den Haag, op de openbare weg, aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (wissel)geld, dat toebehoorde aan [bedrijf 1] ,
  • op die [slachtoffer 1] zijn afgelopen en
  • tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: ’geef het wisselgeld’ en/of íf you shout, I will shoot you. Ifyou calm down nothing will happen’ en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gepakt en aan die
[slachtoffer 1] hebben getoond en op die [slachtoffer 1] hebben gericht, terwijl de uitvoering van de voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 5 februari 2022 te Amsterdam, op de openbare weg, aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een bestelling, inhoudende burrito's, taco's en churros, ten bedrage van € 66,30, dat aan de firma ' [bedrijf 2] ' toebehoorde, door:
  • die [slachtoffer 2] op te wachten achter een boom en
  • vervolgens op die [slachtoffer 2] af te lopen en
  • tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: 'mag ik het eten' en 'je weet wat er aan de hand is' en 'ik wil hetniet trekken, maar als je het eten niet geeft dan ga ik het wel doen' en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te pakken en deze aan die[slachtoffer 2] te tonen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 2. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2 ten laste gelegde
wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 166 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De destijds vijftienjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing en een poging tot afpersing. Hij heeft samen met twee vrienden eten besteld bij [bedrijf 2] . Ze waren niet van plan om voor dit eten te betalen en hebben het daarom op een ander adres laten bezorgen. Daar hebben ze de bezorger opgewacht en onder bedreiging van een vuurwapen of een voorwerp wat daarop leek gedwongen tot afgifte van de bestelling. De volgende dag heeft verdachte samen met één van de vrienden opnieuw eten en drinken besteld met de bedoeling om hier niet voor te betalen. Dit keer bij een pizzeria. Verdachte heeft met deze vriend ook dit keer weer met een vuurwapen of een voorwerp dat daarop leek geprobeerd om de bezorger te dwingen geld af te staan.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij maaltijdbezorgers heeft afgeperst. Deze personen zijn een makkelijk slachtoffer, omdat ze alleen zijn en aan huis bezorgen. Het is voor deze personen erg aangrijpend om op deze wijze te worden bedreigd waardoor ze vaak psychische problemen krijgen.
Gelet op de ernst van de delicten neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie als uitgangspunt voor de op te leggen straf. Het voorarrest van verdachte is na 16 dagen geschorst met voorwaarden waaraan verdachte zich moest houden. De William Schrikkergroep was tijdens de schorsing belast met het toezicht en de begeleiding van verdachte. Zij heeft het toezicht teruggegeven, omdat zij hieraan geen uitvoering kon geven. Verdachte hield zich onvoldoende aan afspraken en hij was niet gemotiveerd zijn medewerking te verlenen aan begeleiding en behandeling. Positief is dat verdachte na de delicten in februari 2022 niet meer in aanraking is geweest met de politie. Uit de justitiële documentatie blijkt ook dat hij niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Hij heeft slechts eenmaal eerder een transactievoorwaarde opgelegd gekregen voor schoolverzuim. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden.
Ook zal de rechtbank rekening houden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad). Uit dit rapport blijkt dat er zorgen zijn over verdachte op meerdere leefgebieden. Het risico op recidive wordt door de Raad ingeschat op heel hoog. Er is sprake van schoolverzuim en weinig inzicht in wat verdachte in zijn vrije tijd doet. Thuis zijn er weinig tot geen regels en structuur en verdachte is zelfbepalend. Tijdens de schorsing is gebleken dat hulpverlening niet voor gedragsverandering heeft gezorgd. Verdachte is hiervoor niet gemotiveerd en hij heeft geen probleembesef. De behandeling is niet voldoende van de grond gekomen omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield. De Raad vindt hulpverlening vanuit een vrijwillig kader passender en adviseert een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Ook adviseert de Raad een werkstraf op te leggen zodat verdachte voelt dat hij iets heeft gedaan wat niet mag.
De rechtbank zal -evenals de officier van justitie- dit advies volgen. Alles afwegend vindt zij de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden en zal deze opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 166 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 150 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. N.A. Vlietstra en mr. G.C. Koelman, kinderrechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juni 2023.