ECLI:NL:RBNNE:2023:2344

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
18-155937-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 17-jarige jongen voor openlijk geweld in vereniging

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 8 juni 2023 een 17-jarige jongen veroordeeld voor drie gevallen van openlijk geweld in vereniging tegen personen. De jongen kreeg een jeugddetentie van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 60 uren. De vorderingen van twee benadeelde partijen zijn toegewezen, terwijl een derde benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft geweldsdelicten die plaatsvonden op 19 en 27 maart 2022 in Drachten, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij zelf niet direct geweld heeft gepleegd, een significante bijdrage heeft geleverd door het geweld te filmen en niet in te grijpen. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de camerabeelden als bewijs gebruikt om tot de conclusie te komen dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de risico's op recidive. De opgelegde straf is bedoeld om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten en om hem te begeleiden in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/155937-22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/126896-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2023.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Klewer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 maart 2022 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met een ander of anderen, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg(en), de kruising van de [adres] [adres] , aldaar, althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) genaamd [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
  • vastpakken van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
  • slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [benadeelde partij 1] en/of
[benadeelde partij 2] , tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan die [benadeelde partij
1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond terecht is/zijn gekomen en/of enige tijd het bewustzijn is /zijn verloren en/of
- op de grond duwen van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en het (hierbij), (onder meer) maken van een opname (met een telefoon) van de gepleegde geweldshandelingen en/of niet ingrijpen terwijl er geweldshandelingen worden toegepast op die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of niet ingrijpen wanneer die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op enig moment bewegingsloos op de grond liggen en/of samen met zijn mededader(s) weglopen en/of wegrennen;
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met een ander, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg(en), de [adres] , aldaar, althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 3] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [benadeelde partij 3] ;
3.
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met een ander of anderen, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg(en), de [adres] , aldaar, althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 4] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
  • slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [benadeelde partij 4] en/of
  • schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij 4] en/of
  • naar de grond trekken/duwen van die [benadeelde partij 4] en/of
  • gooien van een (drink)glas tegen de hals, althans het lichaam, van die [benadeelde partij 4] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. 2. en 3. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde. Niet bewezen kan worden dat verdachte zelf geweldshandelingen tegen de aangevers [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft gepleegd. Hij is wel samen met de medeverdachten naar de twee aangevers toegelopen en hij is op enig moment het geweld gaan filmen. Vervolgens is hij samen met de medeverdachten weggerend. Hiermee heeft hij een substantiële bijdrage geleverd aan het geweld.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde. Op grond van de aangifte van [benadeelde partij 3] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en de bekennende verklaring van verdachte kan dit delict worden bewezen. Door aangever een klap te geven heeft verdachte een substantiële bijdrage geleverd aan het geweld dat ook door de medeverdachte [medeverdachte] tegen aangever werd uitgeoefend.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde. Op grond van de aangifte van [benadeelde partij 4] en de getuigenverklaring van [getuige 2] kan dit delict worden bewezen. Verdachte wordt door mensen die hem kennen specifiek aangewezen als een van de personen die geweldshandelingen heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. en 3. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde. Verdachte is op afstand gebleven van het geweld en hij heeft het alleen gefilmd. Hij heeft niet meegedaan aan het geweld en heeft zelfs enkele malen gezegd dat ze moesten ophouden. Verdachte heeft hiermee een passieve rol gehad. Het filmen heeft ook niet bijgedragen aan het geweld, want het is maar de vraag of de medeverdachten tijdens het geweld hebben waargenomen dat verdachte aan het filmen was. Uit de stukken blijkt dit niet. Daardoor kan het filmen door verdachte niet worden gezien als een aanmoediging. Verdachte heeft geen significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld en moet daarom worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde. Verdachte heeft bekend dat hij één keer heeft geslagen. Het meermalen slaan kan niet worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde. Verdachte ontkent dat hij dit delict heeft gepleegd.
Alleen uit de verklaring van de getuige [getuige 2] blijkt dat verdachte op dat moment aanwezig was. Aangever [benadeelde partij 4] en de getuige [getuige 3] verklaren op essentiële punten anders en de volgorde komt niet overeen met wat is ten laste gelegd. Daar komt bij dat verdachte niet voldoet aan het signalement van een donkere jongen met een glimmende jas. Verdachte zijn huidskleur is niet getint. Verdachte moet vrijgesproken worden voor dit delict, omdat het bewijs dat verdachte de persoon is die heeft deelgenomen aan het geweld niet overtuigend kan worden bewezen. Subsidiair wordt aangevoerd dat de handelingen als genoemd onder het derde en vierde gedachtestreepje van de tenlastelegging niet kunnen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de hierna onder 1. en 3. Gegeven bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 25 mei 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 27 maart 2022 te Drachten was ik samen met mijn vrienden [medeverdachte] en [medeverdachte
2] bij [bedrijf] . Wij zagen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op de scooter voorbij rijden. Ik ben samen met mijn vrienden naar [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] gerend. Ik wist dat mijn vrienden naar hen toe renden om verhaal te halen. Ik wist dat er ruzie zou komen. Mijn vrienden hebben geweld gebruikt tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Toen [benadeelde partij 1] op de grond lag ben ik begonnen met het filmen van het geweld. [benadeelde partij 1] was op dat moment knock-out. Even later is hij wel weer opgestaan. Op een gegeven moment ben ik samen met mijn vrienden weggerend. Ik heb ze toen gelijk de film die ik had gemaakt laten zien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 maart 2022,opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022076588 van 26 april 2022, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik was vanmiddag met een vriend van mij, [benadeelde partij 2] , op mijn scooter. Op een gegeven moment reden we in Drachten. Ter hoogte van [bedrijf] reden wij een groepje jongens voorbij die ik wel ken. Dat zijn [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte] . We reden de [adres] op. In de verte zag ik die jongens aan komen rennen. Ik ben naar de overzijde van de straat gereden en ik ben gestopt op de stoep bij de [adres] . [benadeelde partij 2] stapte af en wilde de jongens tegenhouden. Ik stapte ook af en wilde de scooter op de standaard zetten. Ik werd toen ineens door een (1) van de jongens om mijn nek gepakt, Ik droeg mijn helm. De jongen die mij om de nek greep was
[medeverdachte 2] . Meteen daarna voelde ik dat ik werd geslagen door [medeverdachte] . Ik merkte dat ik op de grond viel en het werd mij wazig. Ik werd in ieder geval met iets hards in mijn gezicht geslagen, op mijn neus en mond. Op dat moment raakte ik out en kreeg ik niet mee wat er verder gebeurde. Toen ik weer bij kwam hoorde ik geschreeuw en zag ik dat [medeverdachte] op mijn scooter zat. Ik zag iets verderop op straat [benadeelde partij 2] liggen met een paar jongens bovenop hem. Op een gegeven moment renden ze allemaal weg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 27 maart 2022,opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Vandaag was ik op pad met [benadeelde partij 1] . Wij zijn wat rondjes gaan rijden door Drachten.
Toen wij voorbij [bedrijf] reden stonden daar enkele jongens. Op de kruising met de [adres] en [adres] zag ik dezelfde jongens, als bij [bedrijf] , op ons af komen lopen. Naarmate wij dichterbij kwamen begonnen de jongens steeds sneller te lopen richting ons. Het waren volgens mij drie of vier jongens. Ik stapte van de scooter af en ik zag dat [benadeelde partij 1] werd geslagen. Ik ben naar [benadeelde partij 1] toegelopen en op dat moment werd ik ook geslagen. Vervolgens werd ik wakker op de grond. Ik wist niet meer wat er was gebeurd. Ik voelde wel dat ik hard werd geraakt. Toen ik opstond stonden mensen om mij heen. Ik zag toen ook de jongens snel weglopen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 maart 2022,opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Ik wil nog een aantal feiten toevoegen aan mijn verklaring. Ik kan mij nog wel herinneren dat ik zag dat [medeverdachte] probeerde de sleutel van de scooter van [benadeelde partij 1] te pakken en dat toen ik dit probeerde te voorkomen, dat ik zag en voelde dat ik klappen van voren en achteren kreeg, ik werd in elkaar geslagen. Ik werd ook geschopt toen ik op de grond lag. Doordat ik mijn hoofd probeerde te beschermen zag ik niet wie dit deed. Op een gegeven moment raakte ik ook buiten bewustzijn.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2022,opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Camerabeelden kruising [adres] - [adres] .
Signalement verdachten:
[medeverdachte 2] : witte schoenen, zwarte jas, licht shirt eronder.
[verdachte] : Glimmende reflecterende zwarte jas, zwarte muts op en een spijkerbroek aan met gaten t.h.v. zijn knieen.
[medeverdachte] : Donkerkleurig Ajax trainingspak met op het trainingsjas 3 strepen op zijn mouwen van boven naar beneden.
Op basis van hun kleding herken ik de verdachten.
Ik zie op de camerabeelden het volgende:
"Een scooter parkeert. Dit is op de kruising [adres] - [adres] . De bijrijder, [benadeelde partij 2] , is al van de scooter afgestapt en loopt richting [medeverdachte 2] en [medeverdachte] . Een paar meter daar achter loopt [verdachte] . Ik zie dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte] en [verdachte] van de ene kant van de weg richting [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] lopen naar de andere kant van de weg. Ik zie dat [benadeelde partij 2] probeert hen tegen te houden. Dit lukt niet. Ik zie dat [medeverdachte 2] naar [benadeelde partij 1] loopt. Ik zie dat [medeverdachte 2] [benadeelde partij 1] vastpakt. Op dat moment staan [medeverdachte 2] en [benadeelde partij 1] ter hoogte de scooter van [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 2] en [medeverdachte] lopen richting de scooter. Ik zie dat [verdachte] ook richting de scooter loopt. Er ontstaat een schermutseling. Ik zie dat [medeverdachte 2] hierop zijn rechterarm naar achteren haalt en [benadeelde partij 1] vol in zijn gezicht slaat. Ik zie dat [benadeelde partij 1] door deze klap op de grond valt. Ik zie dat [benadeelde partij 1] op de grond blijft liggen en niet beweegt. Er zit geen beweging in [benadeelde partij 1] . [medeverdachte 2] stapt erbij weg. Ik zie dat [verdachte] iets pakt. Het lijkt alsof [verdachte] begint te filmen dan wel foto’s aan het maken is. Ik zie dat [benadeelde partij 1] nog steeds bewegingsloos op de grond ligt. Ik zie dat [medeverdachte] op de scooter gaat zitten. Ik zie dat [benadeelde partij 2] naar [medeverdachte] loopt. Ik zie dat [benadeelde partij 1] ondertussen opstaat. Ik zie dat [benadeelde partij 2] in zijn gezicht wordt geslagen door [medeverdachte] die op dat moment nog op de scooter zit. Ik zie dat [benadeelde partij 1] richting [medeverdachte] loopt. Ik zie dat [benadeelde partij 1] op de grond wordt geduwd door [medeverdachte] . Ik zie dat [benadeelde partij 1] ter val komt. Ik zie dat [medeverdachte] en [medeverdachte 2] daarop richting [benadeelde partij 2] rennen. Ik zie dat er een schermutseling ontstaat. Ik zie dat [medeverdachte] en [medeverdachte 2] beide [benadeelde partij 2] vast hebben en hem op de grond proberen te krijgen. Ik zie dat [verdachte] richting de schermutseling rent. Het lijkt erop dat [verdachte] aan het filmen is. Ik zie dat [benadeelde partij 2] op de grond valt door toedoen van [medeverdachte] en [medeverdachte 2] . Ik zie dat
[medeverdachte] en [medeverdachte 2] bovenop [benadeelde partij 2] vallen. Ik zie dat
[medeverdachte] en [medeverdachte 2] bovenop [benadeelde partij 2] zitten. Ik zie dat
[medeverdachte] en [medeverdachte 2] met hun handen richting het hoofd van [benadeelde partij 2] gaan. Ik zie dat [medeverdachte] en [medeverdachte 2] van [benadeelde partij 2] af gaan. Ik zie dat [verdachte] er vlakbij staat en er naar kijkt. Ik zie ook dat [verdachte] niet ingrijpt gedurende het gehele incident. Ik zie dat [benadeelde partij 2] bewegingsloos op de openbare weg blijft liggen. Ik zie dat [benadeelde partij 2] helemaal niet beweegt. Ik zie dat [medeverdachte] , [medeverdachte 2] en [verdachte] weglopen richting de scooter waar [benadeelde partij 1] staat. Ik zie dat [medeverdachte] al weglopend nog een keer [benadeelde partij 1] slaat ter hoogte van zijn hoofd. Ik zie dat [medeverdachte] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hierop wegrennen."
Bewijsoverweging
Door de verdediging is betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft gepleegd en het geweld alleen heeft gefilmd, terwijl zijn medeverdachten hiervan niet op de hoogte waren. Tevens heeft hij zelfs een aantal malen gezegd dat ze moesten ophouden.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. De geleverde bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om diegene te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld moet worden of de door de verdachte geleverde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en hetgeen ter zitting is besproken vast dat verdachte samen met zijn medeverdachten op de aangevers is toegelopen/gerend, terwijl hij wist dat zij op ruzie uit waren. Zijn medeverdachten hebben vervolgens heftig geweld gebruikt tegen beide aangevers. Verdachte stond telkens vlak bij de plek waar op dat moment geweld werd gepleegd. Hij heeft het geweld vervolgens vanaf korte afstand gefilmd. Het is onduidelijk of het filmen van verdachte door de aangevers of de medeverdachten is opgemerkt, maar voor de aangevers was het duidelijk dat verdachte tot de groep behoorde die hen aanviel. Na het filmen is hij weggerend met de medeverdachten en heeft hij hen de film gelijk getoond.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt tevens dat verdachte gedurende het gehele incident niet heeft ingegrepen. Nu ook de verklaring van verdachte dat hij tegen de medeverdachten heeft gezegd dat ze moesten stoppen, niet door andere bewijsmiddelen wordt gesteund vindt de rechtbank dat deel van de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en zal dit deel van zijn verklaring dan ook terzijde schuiven.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de groep niet alleen getalsmatig heeft versterkt door samen met de medeverdachten op de aangevers af te lopen. Hij heeft zich ook niet gedistantieerd van het daaropvolgende geweld. Sterker nog: hij heeft het vanaf korte afstand gefilmd en heeft het filmpje meteen na de geweldhandelingen aan zijn medeverdachten getoond. De rechtbank is van oordeel dat hieruit zowel van een gezamenlijk handelen tegen de aangevers blijkt als ook de instemming van verdachte met het geweld. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat verdachte opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en dat hij daaraan een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 25 mei 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op de avond van 19 maart 2022 was ik samen met [medeverdachte] . Het is heel goed mogelijk dat [medeverdachte 2] er ook bij was. Dat is ook een vriend van mij. Ik ben die avond op de [adres] in Drachten geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 maart 2022,opgenomen op pagina 214 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022076588 van 26 april 2022, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 4] :
Op 19 maart 2022 omstreeks 23:15 uur liep op de [adres] te Drachten, toen er een jongen om mij heen kwam gelopen. Terwijl hij langs mij liep keek hij mij aan en hoorde ik hem zeggen:" Noemde je mij nou homo?" Ik reageerde op hem door te zeggen:" waar heb je het over?" Voordat ik het wist stonden er drie jongens om mij heen en werd ik geslagen. Ik weet dat ik van achteren een voorwerp tegen mijn achterhoofd heb gekregen. Nadat dit gebeurde hoorde ik glasgerinkel. Ik ben meerdere keren op mijn hoofd geslagen. Ik heb zelf niet gezien wie dat deed, omdat ik mijn hoofd aan het beschermen was met mijn handen. Ik viel op een gegeven moment op de grond. Toen ik weer opstond waren de jongens weg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 11 april 2022,opgenomen op pagina 224 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Het was op een avond en ik bevond mij op dat moment op de [adres] in Drachten. Ik zag bij de skihut drie jongens staan. Twee herkende ik als [medeverdachte] en [verdachte] . Ik ken de jongens van een aantal jaren geleden van school. Ik hoorde dat er vanuit het groepje van [medeverdachte] en [verdachte] geschreeuwd werd naar een andere jongen. Ik zag dat dit geroepen werd naar een jongen welke ik ken als [benadeelde partij 4] . [benadeelde partij 4] was op dat moment vlak in de buurt van [medeverdachte] , [verdachte] en die derde jongen. Ik zag dat [medeverdachte] met zijn rechterhand in een vuist [benadeelde partij 4] in zijn gezicht sloeg. Ik zag dat dit een harde klap was. Ik zag dat [benadeelde partij 4] naar de grond werd getrokken. Ik zag dat [medeverdachte] , [verdachte] en die derde jongen op [benadeelde partij 4] in sloegen en schopten. Ik zag dat alle drie jongens sloegen en schopten op het lichaam en hoofd van [benadeelde partij 4] . Ik zag dat er hard geslagen en geschopt werd. Ik ben er naartoe gelopen en ik heb [medeverdachte] van [benadeelde partij 4] afgetrokken en ik zag dat [verdachte] en de ander jongen hierop ook stopten met slaan en schoppen. Ik zag dat [medeverdachte] vervolgens een drinkglas in de richting van [benadeelde partij 4] gooide. Ik zag dat het glas [benadeelde partij 4] raakte. Ik zag dat [medeverdachte] het glas van ongeveer 5 meter afstand gooide. Ik zag vervolgens dat er bloed op [benadeelde partij 4] zijn hals liep.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte het feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 20 maart 2022, opgenomen op pagina172 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022076588 van 26 april 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 maart 2022 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met anderen, op de openbare weg, de kruising van de [adres] - [adres] , aldaar, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen genaamd [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , welk geweld bestond uit het,
  • vastpakken van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en
  • het meermalen stompen tegen het hoofd van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , ten gevolge waarvan, waarvan die [benadeelde partij 1] op de grond terecht is gekomen en ten gevolge waarvan [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] enige tijd het bewustzijn hebben verloren en
  • op de grond duwen van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en het hierbij maken vaneen opname met een telefoon van de gepleegde geweldshandelingen en niet ingrijpen wanneer die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op enig moment bewegingsloos op de grond liggen en samen met zijn mededaders wegrennen;
2.
hij op 19 maart 2022 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met een ander, op de openbare weg, de [adres] , aldaar, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 3] , welk geweld bestond uit het meermalen, met kracht stompen in het gezicht van die [benadeelde partij 3] ;
3.
hij op 19 maart 2022 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met anderen, op de openbare weg, de [adres] , aldaar, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde partij 4] , welk geweld bestond uit het meermalen, met kracht
  • stompen in het gezicht van die [benadeelde partij 4] en
  • schoppen en tegen het hoofd en het lichaam van die [benadeelde partij 4] en
  • naar de grond trekken/duwen van die [benadeelde partij 4] en
  • gooien van een drinkglas tegen het lichaam van die [benadeelde partij 4] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en de volgende bijzondere voorwaarden:
  • de verplichting zich te melden bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid en zich vervolgens teblijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat voor zijn begeleiding nodig vindt en meewerken aan de hulpverlening van deze instelling;
  • op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijnmededaders, te weten [medeverdachte] en [medeverdachte 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf, waarbij bij de hoogte van de straf uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft het afgelopen jaar zijn leven een andere wending gegeven en is volwassener geworden. De ouders van verdachte nemen hun taak serieus en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft in haar adviesrapport aangegeven hier vertrouwen in te hebben. Het opleggen van een jeugdreclasseringstoezicht is daarom niet nodig. Verder is een contactverbod met de mededaders erg lastig voor verdachte. Hij wil hen toch wel graag af en toe zien. De verdediging is daarom van mening dat de bijzondere voorwaarden niet nodig zijn en dat daarom een voorwaardelijke jeugddetentie ook niet nodig is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 november 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De destijds zeventienjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie maal openlijk geweld in vereniging tegen personen. Het geweld dat verdachte en zijn medeverdachten telkens gebruikten was zo fors dat meerdere, ook nog jonge, slachtoffers buiten bewustzijn zijn geraakt en gewond zijn geraakt. Het handelen van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden betiteld dan als zinloos geweld. Doordat het geweld op straat werd gepleegd draagt het ook bij aan het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder door de kinderrechter is veroordeeld wegens openlijke geweldpleging. Het geweld werd destijds gepleegd tegen goederen. Ten tijde van het plegen van de onderhavige delicten liep verdachte in de proeftijd van de toen (deels) voorwaardelijk opgelegde werkstraf. Deze voorwaardelijk opgelegde werkstraf heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw meerdere malen geweld te gebruiken.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de houding en vrienden van verdachte maken dat er verhoogde risico’s zijn voor herhaling. Positief is dat de ouders van verdachte duidelijke regels opstellen om het risico op herhaling te doen verminderen. De Raad heeft daarom een werkstraf geadviseerd. De Raad is in zijn rapport er vanuit gegaan dat verdachte werkt wat ook de kans op recidive vermindert. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zijn baan niet heeft kunnen behouden. Ook zou verdachte wederom bij politie in beeld zijn vanwege een geweldsfeit. De Raad heeft daarom zijn advies ter terechtzitting aangepast. De Raad adviseert een voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met de mededaders. De Raad vindt het van belang dat de jeugdreclassering verdachte zal begeleiden, zodat hij zich aan het contactverbod kan houden.
De rechtbank kan zich vinden in het aangepaste advies van de Raad en neemt dit over. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, die in korte tijd hebben plaatsgevonden en hoge kans op recidive, een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest passend en geboden is en zal deze straf opleggen. Het voorwaardelijk deel is bedoeld om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals geadviseerd door de Raad, namelijk de meldplicht bij de jeugdreclassering en het contactverbod met de mededaders. De rechtbank is van oordeel dat ook de bijzondere voorwaarde van het hebben van een opleiding of een baan (in ieder geval dagbesteding) moet gelden voor verdachte. De Raad heeft gesteld dat het hebben van werk het (hoge) risico op herhaling vermindert. Om die reden zal de rechtbank die voorwaarde ook opleggen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het van belang is dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren gaat uitvoeren en zal deze ook opleggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 839,15 ter zake van materiële schade en € 650,-- tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 662,75 ter vergoeding van materiële schade en € 650,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 562,50 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De vorderingen zijn bij de beide mededaders hoofdelijk toegewezen. Verdachte heeft een kleinere rol gehad en heeft zelf geen geweldshandelingen gepleegd. Daarom is het niet redelijk dat hij aan de schade moet bijdragen.
De officier van justitie heeft eveneens gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Deze vordering is onvoldoende onderbouwd. Met betrekking tot de materiële schade is onduidelijk of, en zo ja hoeveel uren niet gewerkt konden worden in verband met het delict. De verdere onderbouwing van deze schadevordering ontbreekt en voor de immateriële schade is geen bedrag gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] nietontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft hij bepleit dat de schade gevorderd met betrekking tot de helm en de scooter onvoldoende is onderbouwd en moet worden afgewezen. Het is onduidelijk of de helm door het delict onbruikbaar is geworden en wanneer de helm is aangeschaft. De schade aan de scooter is ook onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman matiging bepleit tot een bedrag van
€ 400,--, omdat de uitspraken die de vordering moeten onderbouwen onvoldoende aansluiten bij hetgeen in deze zaak heeft plaatsgevonden.
De raadsman heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] nietontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft hij bepleit dat de schade gevorderd met betrekking tot de helm en de kleding onvoldoende is onderbouwd en moet worden afgewezen. Het is onduidelijk of de helm door het delict onbruikbaar is geworden en wanneer de helm is aangeschaft. De foto’s van de kleding zijn te onduidelijk om de schade te onderbouwen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman matiging bepleit tot een bedrag van € 400,--, omdat de uitspraken die de vordering moeten onderbouwen onvoldoende aansluiten bij hetgeen in deze zaak heeft plaatsgevonden.
De raadsman heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] nietontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft hij bepleit de gevorderde schade af te wijzen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte het geweld tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in vereniging met anderen heeft gepleegd. De rechtbank vindt daarom dat verdachte ook verantwoordelijk is voor de veroorzaakte schade. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] de gestelde materiële en immateriële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen, beide vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2022.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank met betrekking tot beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal de duur van de gijzeling op nihil stellen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 3. bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 27 juli 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 december 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 24 april 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke werkstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 34 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 30 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bijhet Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat nodig vindt en waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken ofhebben met zijn mededaders, te weten:
[medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 2003 en
[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 2003 ;
3. dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een door de jeugdreclassering geschikt bevondendagbesteding heeft.
Geeft aan Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit nodig vindt, daaronder begrepen.

een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van het onder 1. bewezenverklaarde
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe, te weten € 1.489,15 en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 1] te betalen:
  • het bedrag van € 1.489,15 (zegge: éénduizend vierhonderd negenentachtig euro en vijftieneurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.489,15 (zegge: éénduizend vierhonderd negenentachtig euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 839,15 aan materiële schade en € 650,-- aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 (nul) dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een van zijn mededaders voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe, te weten € 1.312,75 en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 2] te betalen:
  • het bedrag van € 1.312,75 (zegge: éénduizend driehonderd twaalf euro en vijfenzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.312,75 (zegge: éénduizend driehonderd twaalf euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 662,75 aan materiële schade en € 650,-- aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op o (nul) dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een van zijn mededaders voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van het onder 3. bewezenverklaarde
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.126896-21:

Gelast de tenuitvoerlegging van de werkstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 27 juli 2021, te weten: 20 uren werkstraf.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Dijkstra en mr. A. de Jong, kinderrechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juni 2023.