Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een forse taakstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman heeft aangevoerd dat de baan van verdachte een beschermde factor is en dat het erg belangrijk is dat hij deze behoudt om de positieve ontwikkeling van verdachte vast te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het adviesrapport opgemaakt door Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN) op 11 juli 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting. Hij heeft vlakbij een flatgebouw een zitmeubel op een brand gegooid. Hierdoor werd de brand heftiger en groter en is rookontwikkeling in de portiek en de trappengang van de flat ontstaan. Door de brand is gevaar ontstaan voor de flat en de goederen daarin, maar ook is levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de flat ontstaan. De portiek was de enige uitgang voor de bewoners en deze was al gevuld met rook. Wanneer de brand niet tijdig was geblust hadden de gevolgen voor de in het flatgebouw aanwezige bewoners zeer ernstig kunnen zijn.
Naar algemene ervaringsregels roept een woningbrand zeer grote angstgevoelens bij mensen op. Verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor zijn medemens en hun bezittingen en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen. Dat verdachte ten tijde van de brandstichting onder invloed van alcohol was doet hier niet aan af. De rechtbank rekent hem dit handelen aan en is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangpunt dient te zijn bij een dergelijk gevaarzettend delict.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict. Verdachte is voor de brandstichting in voorlopige hechtenis gesteld en deze is op 17 mei 2022 geschorst onder voorwaarden. Uit hetgeen de reclasseringsmedewerker ter terechtzitting heeft verklaard blijkt dat verdachte tijdens deze schorsing een positieve ontwikkeling heeft laten zien. Hij is naar aanleiding van de brandstichting -die plaatsvond bij de flat waar verdachte zelf ook woonde- uit zijn woning gezet. Hij woont sindsdien in een beschermde woonvorm en gebruikt geen alcohol en drugs meer. Verdachte werkt in verband met zijn alcoholproblematiek mee aan de behandeling bij de Forensische Poli van VNN. Hij heeft een fulltime baan als schilder en deze baan is voor hem erg belangrijk om structuur in zijn leven te houden en de nu ingezette positieve ontwikkeling voort te zetten. De reclasseringsmedewerker heeft op de zitting van de rechtbank het advies in het rapport van de reclassering bevestigd en verklaard dat de geadviseerde voorwaarden nog actueel zijn en nodig zijn om verdachte te begeleiden met zijn alcoholprobleem en op deze wijze het gevaar voor herhaling te verminderen.
Ondanks dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van enige duur rechtvaardigt zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen en een straf opleggen waardoor verdachte niet opnieuw in detentie hoeft en zijn baan kan behouden, maar wel wordt begeleid door de reclassering waardoor het recidiverisico wordt verminderd. De rechtbank laat hier uitdrukkelijk meewegen het belang van preventie en de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 357 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden geadviseerd door de reclassering en de maximale taakstraf van 240 uren passend en geboden en zal deze straf opleggen.