ECLI:NL:RBNNE:2023:2311

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
18-059356-22 en 18-320317-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring openlijk geweld en mishandeling in uitgaansgeweldzaak

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die betrokken was bij een geweldsincident in Drachten op 26 februari 2022. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging. Tijdens de zitting op 11 mei 2023 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Kilinç, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.

Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld in vereniging tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en aan mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden, aangiftes en de verklaring van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, met een voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], ter hoogte van € 6.128,68, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/059356-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/320317-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Kilinç, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/059356-22
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2022 tussen 02.23:52 en 02.24:55 uur te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) meermalen, gedurende enige tijd
-met (veel kracht) met (een) vuist(en)in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] geslagen en/of gestompt en/of
  • (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag – wederom (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezichten/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
-die [slachtoffer 1] gedurende voornoemd geweld vastgepakt en/of vastgehouden; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2022 tussen 02.23:52 en 02.24:55 uur te Drachten, gemeente Smallingerland, openlijk, te weten op of aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door meermalen, gedurende enige tijd
-met (kracht) met (een) vuist(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
  • (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] tetrappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag – wederom (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezichten/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te schoppen en/of
-die [slachtoffer 1] gedurende voornoemd geweld vast te pakken en/of vast te houden,
terwijl dit door hem/haar gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak (welke operatief in het ziekenhuis moest worden vastgezet met pinnen) en/of meerdere scheurtjes in het bot van de neus en/of een blauw oog voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad en/of meermalen, althans eenmaal een persoon genaamd [slachtoffer 2] - al dan niet met kracht- tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of een zg. knietje gegeven;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2022 omstreeks 02.23 uur te Drachten, gemeente Smallingerland een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal (met kracht) met zijn vuist(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
parketnummer 18/320317-22
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal (hard) in het gezicht en/of tegen en/of op het hoofd te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, een persoon genaamd [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal (hard) tegen het hoofd en/of in het gezicht te stompen en/of te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor de feiten 1 primair en 2 van de zaak met parketnummer 18/059356-22 en voor de feiten 1 en 2 van de zaak met parketnummer 18/320317-22 gevorderd.
De feiten in de zaak met parketnummer 18/320317-22 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden op grond van de aangiftes, de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte.
De feiten 1 primair en 2 van de zaak met parketnummer 18/059356-22 kunnen bewezen worden op grond van de aangifte, het letselverslag, de camerabeelden en de verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/059356-22 onder 1 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen aandeel heeft gehad bij het trappen tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] . Verdachte heeft aangever geslagen, meermalen, maar zijn handelen heeft niet tot de dood kunnen leiden. Er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten met betrekking tot het trappen tegen het hoofd. Verdachte was op het moment dat aangever tegen zijn hoofd werd getrapt in gevecht met [slachtoffer 2] .
Het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid. Verdachte heeft door aangever te slaan geen lichamelijk letsel bij aangever veroorzaakt.
De raadsman heeft ook vrijspraak van feit 2 bepleit omdat niet duidelijk is welk moment wordt bedoeld. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van eendaadse samenloop met, dan wel een voortgezette handeling van feit 1.
Ten aanzien van de feiten in de zaak met parketnummer 18/320317-22 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank parketnummer 18/059356-22
vrijspraak medeplegen van poging tot doodslag
Primair is ten laste gelegd dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen door middel van geweld heeft gepoogd aangever van het leven te beroven. De rechtbank is op grond van het dossier van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daartoe het volgende.
medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot het medeplegen het volgende af.
Verdachte zocht ruzie met aangever [slachtoffer 1] . Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en de medeverdachten op verschillende momenten geweld gebruiken tegen aangever. Niet vast te stellen is dat er opzet is op het samenwerken door de verdachte en de medeverdachten. Uit de beelden maakte de rechtbank op dat ieder van de verdachten voor zich geweld heeft gepleegd tegen aangever.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar sprake is van groepsgeweld, maar dat de voor medeplegen van poging tot doodslag vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
poging tot doodslag
In de nachtelijke uren van 26 februari 2022 heeft verdachte ruzie gezocht met aangever [slachtoffer 1] en is aangever door een groep van negen jonge mannen ernstig mishandeld. Hij heeft vele stompen/slagen tegen zijn hoofd en lichaam gekregen en hij is tegen zijn hoofd getrapt. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en de medeverdachten op verschillende momenten geweld gebruiken tegen aangever. Het door verdachte gepleegde geweld tegen aangever bestaat uit het zeer vaak slaan met een vuist tegen het gezicht/hoofd van aangever. De rechtbank kan niet vaststellen of die slagen met kracht zijn geweest.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat op grond waarvan kan worden gesteld dat het door verdachte uitgeoefende geweld een poging doodslag oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer 1]
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 februari 2022, opgenomenop pagina 90 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022053897 d.d. 11 april 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een forensisch geneeskundig letselverslag, op 6 april 2022 opgemaakt en ondertekend door M.S.P.Löwik, forensisch arts, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende zijn verklaring;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2022,opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam]
;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2022,opgenomen op pagina 171 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam
1] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 27 februari 2022, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat het openlijk geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Samen met negen anderen heeft verdachte in vereniging geweld tegen aangever gepleegd. Verdachte heeft bekend geweld te hebben gebruikt tegen aangever. Verdachte heeft zeer vaak met een vuist tegen het gezicht/hoofd van aangever geslagen. Dit betekent dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging tegen aangever, en dat die openlijke geweldpleging wettig en overtuigend kan worden bewezen. Omdat niet is vast te stellen dat het lichamelijk letsel van aangever is ontstaan als gevolg van het door verdachte toegepaste geweld, is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs is voor het strafverzwarende bestanddeel.
openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld tegen [slachtoffer 2] . Verdachte en zijn medeverdachten hebben blijkens de camerabeelden en de verklaring van [slachtoffer 2] ook geweld tegen [slachtoffer 2] gebruikt. Verdachte heeft [slachtoffer 2] meermalen geslagen en dit ook bekend.
Feit 2. Mishandeling van [slachtoffer 1]
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte, voorafgaand aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld, aangever heeft mishandeld door hem meermalen tegen het gezicht/hoofd te slaan.
parketnummer 18/320317-22
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 februari 2022,opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-
2022050919 d.d. 10 november 2022, inhoudende de verklaring van [naam 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2022,opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 3 maart 2022,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/059356-22 onder 1 subsidiair en 2 en onder parketnummer 18/320317-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/059356-22
1. subsidiair
hij op 26 februari 2022 tussen 02.23:52 en 02.24:55 uur te Drachten, gemeente Smallingerland, openlijk, te weten op [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , door meermalen
  • (met kracht) met (een) vuist(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaanen/of te stompen en/of
  • (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] tetrappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag – wederom (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezichten/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen en - die [slachtoffer 1] gedurende voornoemd geweld vast te pakken en/of vast te houden, en meermalen, [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en meermalen, tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of een zg. knietje gegeven.
2.
hij op 26 februari 2022 omstreeks 02.23 uur te Drachten, gemeente Smallingerland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze meermalen (met kracht) met zijn vuist(en) in het gezicht en tegen het hoofd te stompen en/of te slaan.
parketnummer 18/320317-22
1.
hij op 27 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze meermalen, (hard) in het gezicht en/of tegen en/of op het hoofd te stompen en/of te slaan;
2.
hij op 27 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze meermalen, (hard) tegen het hoofd en/of in het gezicht te stompen en/of te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

parketnummer 18/059356-22
subsidiairopenlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd
mishandeling
parketnummer 18/320317-22
mishandeling
mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat toepassing wordt gegeven aan het adolescentenstrafrecht.
Hij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/059356-22 onder 1 primair en 2 en het onder parketnummer 18/320317-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd voor de duur van twee jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 150 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de strafoplegging verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en het goede verloop van het schorsingstoezicht. Hij heeft verzocht een lagere voorwaardelijke straf op te leggen dan is geëist door de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van openlijk geweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 26 februari 2022, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen onder meer tegen het hoofd is getrapt en geslagen, ook terwijl het slachtoffer op de grond lag. Verdachte is begonnen met het geweld tegen aangever. De op de zitting getoonde camerabeelden spreken boekdelen en zijn schokkend. Uit de slachtofferverklaring blijkt hoe ernstig de gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest. Hij heeft zowel ernstige fysieke als psychische gevolgen van het geweld ondervonden. Tijdens dit openlijk geweld heeft verdachte zich samen met anderen ook schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen slachtoffer [slachtoffer 2] , een vriend van [slachtoffer 1] .
De dag erna heeft verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te mishandelen. Ook toen is verdachte begonnen met het geweld tegen aangevers. Dit soort geweld in het uitgaansleven heeft een enorme impact op de samenleving. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland volgt dat verdachte vooral op zichzelf aangewezen is en sturing en ondersteuning mist. Verdachte kan de risico’s van zijn handelen slecht inschatten en laat zich makkelijk beïnvloeden door anderen.
De reclassering heeft geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen en als bijzondere voorwaarden op te leggen: begeleiding door de jeugdreclassering, een alcoholverbod, school of dagbesteding, het volgen van een ambulante behandeling en het geven van inzicht in zijn netwerk.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten.
adolescentenstrafrecht
De verdachte was 19 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. De rechtbank zal, gelet op de persoon van de verdachte en gelet op voornoemd advies van de reclassering, het jeugdstrafrecht toepassen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, mede gezien het tijdsverloop, worden volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de reeds in voorarrest doorgebrachte periode. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 6 maanden en een werkstraf voor de duur van 80 uren. Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
Benadeelde partij (18/059356-22)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 128,68 ter vergoeding van materiële schade en € 6.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk verklaard moet worden omdat de schade vooral is veroorzaakt door het zwaar lichamelijk letsel waarvoor verdachte niet verantwoordelijk is.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Deze schade is naar het oordeel van de rechtbank toe te rekenen aan de groep verdachten die het geweld jegens de benadeelde partij hebben gebruikt. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 februari 2022.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 55, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/059356-22 onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/059356-22 onder 1 subsidiair, 2 en het onder parketnummer 18/320317-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 254 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo vaak als deze instelling dat noodzakelijk vindt;
dat de veroordeelde zich laat behandelen bij GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering, zolang de jeugdreclassering nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle door middel van urine- en/of ademonderzoek, zo vaak als de jeugdreclassering dit nodig acht;
dat de veroordeelde inzicht zal geven in zijn sociale netwerk en hij de aanwijzingen van de jeugdreclassering daarover zal volgen;
dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft, voor de duur van het reclasseringstoezicht of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
parketnummer 18/059356-22, feit 1 subsidiair, benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening; - de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 6.128,68(zegge: zesduizend honderdachtentwintig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 128,68 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2023.