ECLI:NL:RBNNE:2023:2308

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
18-059379-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met vrijspraak voor medeplegen in uitgaansgeweld met adolescentenstrafrecht

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van poging tot doodslag op [slachtoffer 1] op 26 februari 2022 in Drachten. De verdachte, bijgestaan door mr. J. Boksem, verscheen ter terechtzitting op 11 mei 2023. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf, eiste veroordeling op basis van aangifte, letselverslagen en camerabeelden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde, stellende dat de verdachte niet bewust de kans op overlijden van het slachtoffer had aanvaard, mede door zijn licht verstandelijke beperking.

De rechtbank oordeelde dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet, gezien de aard van het geweld dat de verdachte had gebruikt, waaronder een 'high kick' en een harde stoot tegen het hoofd van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de kans op de dood van het slachtoffer aanmerkelijk was en dat de verdachte deze kans bewust had aanvaard. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten.

De rechtbank legde een jeugddetentie op gelijk aan de duur van het voorarrest, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor zowel materiële als immateriële schade, met wettelijke rente vanaf de datum van de schade. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die op een laag verstandelijk niveau functioneert.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/059379-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) meermalen, gedurende enige tijd
-met (veel kracht) met (een) vuist(en)in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] geslagen en/of gestompt en/of
  • (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag – wederom (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezichten/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
-die [slachtoffer 1] gedurende voornoemd geweld vastgepakt en/of vastgehouden; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, openlijk, te weten op of aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door meermalen, gedurende enige tijd
-met (kracht) met (een) vuist(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
  • (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] tetrappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag – wederom (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezichten/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te schoppen en/of
-die [slachtoffer 1] gedurende voornoemd geweld vast te pakken en/of vast te houden, terwijl dit door hem/haar gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak(welke operatief in het ziekenhuis moest worden vastgezet met pinnen) en/of meerdere scheurtjes in het bot van de neus en/of een blauw oog voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad en/of meermalen, althans eenmaal een persoon genaamd [slachtoffer 2] - al dan niet met kracht- tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of een zg. knietje gegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd op grond van de aangifte, het letselverslag, de camerabeelden en de verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte ontbreekt. Verdachte heeft niet welbewust de kans op het overlijden van het slachtoffer aanvaard. Verdachte is een jongvolwassen man met een lichtverstandelijke beperking waardoor hij zich niet bewust was van de risico’s van geweld plegen tegen het hoofd van het slachtoffer.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 februari 2022, opgenomenop pagina 90 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022053897 d.d. 11 april 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een forensisch geneeskundig letselverslag, op 6 april 2022 opgemaakt en ondertekend door [naam] , forensisch arts, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende zijn verklaring;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2022,opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam] :
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2022,opgenomen op pagina 171 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam]
.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
poging tot doodslag [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het dossier niet vast te stellen dat verdachte vol opzet had om aangever van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet van verdachte om aangever van het leven te beroven en overweegt daartoe het volgende.
Voor voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever door de gedragingen van verdachte zou overlijden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Uit de beelden en uit de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte aangever een zo genoemde ‘high kick’ tegen zijn hoofd heeft gegeven, waardoor het hoofd van verdachte naar achter klapt, en ook een harde stoot tegen zijn hoofd heeft gegeven. Verdachte heeft op kick boksen gezeten en heeft op zitting verklaard dat hij sterk is. Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het hard trappen en stoten tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer.
De rechtbank concludeert daaruit dat de kans op de dood van aangever ten gevolge van het door verdachte uitgeoefende geweld aanmerkelijk is geweest. Het uitgeoefende geweld was dusdanig fors dat de rechtbank concludeert dat verdachte de kans op de dood van aangever bewust heeft aanvaard. Door een high kick tegen het hoofd en een forse stoot tegen het hoofd van aangever te geven heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de niet te verwaarlozen kans dat aangever door zijn handelen het leven zou laten, bewust aanvaard. Het verweer over het ontbreken van voorwaardelijk opzet gelet op verdachtes licht verstandelijke beperking en alcoholgebruik verwerpt de rechtbank. Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken is niet gebleken dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
Medeplegen poging tot doodslag
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot het medeplegen het volgende af.
Medeverdachte [naam] zocht ruzie met aangever [slachtoffer 1] . Verdachte was, alhoewel op enkele momenten op afstand, hierbij aanwezig. Op een moment dat aangever even alleen stond, is verdachte op het slachtoffer afgerend en heeft hem, onder meer, de zogenoemde ‘high kick’ tegen het hoofd gegeven. De medeverdachten waren op dat moment in gevecht met een ander slachtoffer. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en de medeverdachten op verschillende momenten geweld gebruiken tegen aangever.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar sprake is van groepsgeweld, maar dat de voor medeplegen van poging tot doodslag vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering van de poging tot doodslag en de bijdrage van de medeverdachten aan het primair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 februari 2022 te Drachten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte, meermalen,
  • met veel kracht met een vuist in het gezicht van die [slachtoffer 1] geslagen en/of gestompt en
  • met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] getrapt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair poging doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat toepassing wordt gegeven aan het adolescentenstrafrecht.
Hij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest. Daarnaast heeft hij een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 9 maanden gevorderd met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering, met een proeftijd voor de duur van twee jaar. De officier van justitie heeft ook een werkstraf voor de duur van 120 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
ernst van het feit
In de nacht van 26 februari 2022 is slachtoffer [slachtoffer 1] door een groep belaagd en mishandeld. Verdachte maakte onderdeel uit van die groep en heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer onder meer tegen het hoofd getrapt en geslagen. De ter zitting getoonde camerabeelden spreken boekdelen en zijn schokkend. Dit soort geweld in het uitgaansgebied heeft een enorme impact op de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zonder enige aanleiding zoveel geweld heeft gebruikt. Uit de slachtofferverklaring blijkt hoe ernstig de gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest. Hij heeft zowel ernstige fysieke als psychische gevolgen van het geweld ondervonden.
persoon van verdachte
Uit de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland volgt dat verdachte functioneert op een laag verstandelijk beperkt niveau en beperkte cognitieve vaardigheden heeft. Hij is beïnvloedbaar, kan de gevolgen van zijn gedrag en handelen niet overzien en is nauwelijks zelfredzaam. Pedagogische beïnvloeding is wenselijk. Verdachte zal begeleid gaan wonen bij [instantie] . De reclassering heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen en om het recidiverisico te doen afnemen als bijzondere voorwaarden op te leggen: begeleiding door de jeugdreclassering, een alcoholverbod, dagbesteding, het volgen van een ambulante behandeling en een contactverbod met de medeverdachten.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
adolescentenstrafrecht
De verdachte was 19 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. De rechtbank zal, gelet op de persoon van de verdachte en gelet op voornoemd advies van de reclassering, het jeugdstrafrecht toepassen.
op te leggen straf
Het door verdachte begane feit betreft een ernstig geweldsfeit waarvoor in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend is. Naar het oordeel van de rechtbank kan, mede gezien het tijdsverloop waarin verdachte zich heeft gehouden aan de strenge
schorsingsvoorwaarden, worden volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de reeds in voorarrest doorgebrachte periode. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 6 maanden om te voorkomen dat verdachte nog een keer een strafbaar feit zal plegen en een werkstraf voor de duur van 120 uren. Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 128,68 ter vergoeding van materiële schade en € 6.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 februari 2022.
Nu er sprake is van concrete schadeveroorzakende handelingen in groepsverband, waarbij de schade door verdachte en medeverdachten is veroorzaakt, is er naar civielrechtelijke maatstaven sprake van hoofdelijke (groeps)aansprakelijkheid. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal dan ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 253 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering, indien en voor zover de jeugdreclassering dat nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor
de behandeling;
3. dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, geen drugs en/of alcohol gebruikt en meewerkt aan controle door middel van urineonderzoek en/of ademonderzoek, zo vaak als de jeugdreclassering dit nodig vindt;
5. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact heeft met de
medeverdachten - [naam] , geboren op [geboortedatum] 2003;
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] 2003;
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] 2004;
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] 2002;
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] 2004;
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] 2004;
  • [naam] , geboren op [geboortedatum] 2004;- [naam] , geboren op [geboortedatum] 2005, zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Een werkstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening; - de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 6.128,68(zegge: zesduizend honderdachtentwintig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 128,68 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2023.