Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 495 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uur gevorderd, te vervangen door 120 dagen hechtenis wanneer de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten volledig aan verdachte zijn toe te rekenen, omdat drugsgebruik heeft geleid tot de feiten en verdachte zelf verantwoordelijk is geweest voor de inname van die drugs.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf van 130 dagen, de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een onvoorwaardelijk deel van 3 maanden. De raadsman heeft gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gelet op de bevindingen in het psychologisch rapport van 6 februari 2023. Verdachte heeft weliswaar drugs gebruikt, maar zijn psychische problematiek heeft ervoor gezorgd dat hij de gevolgen van het drugsgebruik heeft onderschat. Verdachte is bereid zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van psycholoog N. van der Weegen en Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door aangever [slachtoffer 1] meermalen met kracht met een ijzeren voorwerp, te weten een clubbell van 2 kilo, te slaan, onder meer op het hoofd en in het gezicht. De rechtbank acht dit een ernstig feit, dat fataal had kunnen aflopen. Daarnaast heeft verdachte aangeefster [slachtoffer 2] mishandeld door haar met diezelfde clubbell in het gezicht te slaan. Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers.
Uit de psychologische rapportage van 6 februari 2023 volgt dat verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, aan een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis en een lichte stoornis in het gebruik van stimulantia. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte was op dat moment onder invloed van speed en was al dagen wakker. Hij raakte toenemend achterdochtig, hetgeen een bekend effect is van langdurig speedgebruik. In die zin zou het gebruik en de gevolgen van het gebruik verdachte toe te rekenen zijn, maar door zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis, waardoor hij zichzelf en zijn kwaliteiten overschat, zag verdachte onvoldoende gevaar van langdurig gebruik van stimulantia. De deskundige heeft de rechtbank daarom geadviseerd verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen, neemt deze over en weegt dit in strafverminderende zin mee.
De psycholoog heeft het gevaar voor herhaling ingeschat als laag tot matig. Om dit risico terug te dringen, heeft zij de rechtbank geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde.
De reclassering van de VNN heeft de risico’s ingeschat als gemiddeld. Wanneer verdachte abstinent is van middelen en de juiste behandeling krijgt, nemen de risico’s volgens de reclassering af. De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een harddrugsverbod, zijnde de voorwaarden die op dit moment als schorsingsvoorwaarden gelden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan die voorwaarden te blijven houden. De reclassering ziet een taakstraf als passend, omdat verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft.
Hoewel de rechtbank, anders dan de officier van justitie, komt tot vrijspraak van feit 2 primair en verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is.
De rechtbank ziet evenals de officier van justitie geen aanleiding om een contact- en locatieverbod op te leggen, zoals verzocht door aangeefster [slachtoffer 2] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard na het feit geen enkel contact meer met aangeefster te hebben gehad en daar ook in de toekomst geen behoefte aan te hebben. Er zijn geen aanwijzingen voor het tegendeel.