ECLI:NL:RBNNE:2023:2297

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
18-280520-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met een clubbell

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte heeft op 30 oktober 2022 in Groningen het slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen met een clubbell van 2 kilo op het hoofd en in het gezicht geslagen, met de intentie om deze opzettelijk van het leven te beroven. Daarnaast heeft hij een ander slachtoffer, [slachtoffer 2], mishandeld door haar met dezelfde clubbell in het gezicht te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate kan worden toegerekend, gezien zijn psychische problematiek en het gebruik van drugs op het moment van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 495 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op het gebruik van harddrugs. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] een schadevergoeding van € 2.828,31 en [slachtoffer 2] een schadevergoeding van € 1.000,- toegewezen heeft gekregen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan [slachtoffer 2].

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.280520.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 08 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , 9728 SN Groningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.A.E.J. Koster, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, (meermalen en/of met kracht) met een ijzeren staaf/knuppel (zogeheten "clubbell" van 2 kg) op het hoofd en/of in het gezicht en/of (elders) op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meermalen en/of met kracht) met een ijzeren staaf/knuppel (zogeheten "clubbell" van 2 kg) op het hoofd en/of in het gezicht en/of (elders) op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een ijzeren staaf/knuppel (zogeheten "clubbell" van 2 kg) in het gezicht en/of (elders) op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Groningen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met een ijzeren staaf/knuppel (zogeheten "clubbell" van 2 kg) in het gezicht en/of (elders) op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair en 2 primair.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, door met een clubbell van 2 kilo hard uit te halen in de richting van het hoofd van aangeefster en daarbij haar kin te raken, bewust het risico heeft genomen dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 primair en 2 primair. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de letselrapportage van de GGD volgt dat het risico op overlijden van aangever [slachtoffer 1] gering is geweest. Tevens blijkt uit deze rapportage dat in het geval van aangeefster [slachtoffer 2] sprake is geweest van een geringe krachtsinwerking en dat er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 2 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier niet blijkt met hoeveel kracht en op welke manier verdachte aangeefster [slachtoffer 2] met de clubbell heeft geslagen. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld, zoals subsidiair is ten laste gelegd.
De rechtbank acht feit 1 primair bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte gekwalificeerd kunnen worden als een poging tot doodslag. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een bijzonder kwetsbaar deel van het lichaam is. Naar het oordeel van de rechtbank zal daarom bij het met kracht met een zwaar voorwerp op het hoofd slaan al snel de aanmerkelijke kans in het leven worden geroepen dat dodelijk letsel ontstaat. Het kan niet anders zijn dan dat ook verdachte zich bewust moet zijn geweest van het bestaan van de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel en dat hij, door het slachtoffer meerdere malen met kracht met een zwaar ijzeren voorwerp op zijn hoofd en in zijn gezicht te slaan, die kans ook bewust heeft aanvaard. Contra-indicaties waaruit het tegendeel zou moeten worden afgeleid, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer bij verdachte bestond.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 25 mei 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik kan mij herinneren dat ik [slachtoffer 1] twee keer met een clubbell heb geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 31 oktober 2022, opgenomenop pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022287207 d.d. 15 maart 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 30 oktober 2022 was ik samen met [naam] en [verdachte] bij de woning van [verdachte] aan de [adres] te Groningen. Ik zag dat [verdachte] een knuppel in zijn rechterhand had. Toen ik voor hem stond, haalde hij vol uit met de knuppel en sloeg mij in mijn gezicht. Ik zag/voelde dat [verdachte] opnieuw met de knuppel had (de rechtbank begrijpt: hard) naar mij uithaalde. Ik probeerde mij te verweren waardoor [verdachte] mij op mijn linkerhand sloeg. Hierdoor heb ik mijn linker wijsvinger gebroken. Ik voelde dat [verdachte] mij drie keer van achteren met de knuppel op mijn achterhoofd sloeg. In totaal ben ik vijf keer geraakt door de knuppel. Hij haalde vol uit naar mij met de knuppel. De klappen kwamen heel hard en met veel kracht aan. Ik voelde bij elke klap intense en extreme pijn. Bij de klap op mijn jukbeen spoot het bloed uit mijn hoofd aan alle kanten. Ik zag dat [verdachte] ook [naam] een klap met de knuppel gaf.
3. Een geneeskundige verklaring, op 17 januari 2023 opgemaakt en ondertekend door T. van Mesdag,forensisch arts, opgenomen op pagina 30 e.v., voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Betrokkene: [slachtoffer 1] . Op 30-10-2022 werden bij aangever de volgende letsels geconstateerd: een oppervlakkige wond nabij het linker jukbeen, een vrij oppervlakkige hoofdwond bovenop het hoofd van circa 7 centimeter lengte, een zwelling op het achterhoofd en ter plekke een hoofdwond van ongeveer 6 centimeter lengte, een breuk van de schacht van het onderste kootje van de linker wijsvinger. Het letsel is ontstaan door meervoudige inwerking van kantig en/of botsend uitwendig mechanisch geweld op het gelaat, de schedel, de linker arm en de linker hand. Het risico op het ontstaan van ernstig letsel en overlijden bij met name meervoudig stomp inwerkend geweld op de schedel is aanzienlijk. Het risico op ernstig letsel en overlijden neemt toe als er sprake is van breuken van de schedel, bloedingen tussen de schedel en de hersenen, bloedingen in het hersenweefsel en beschadiging van hersencellen.
Kan het letsel verklaard worden door de door het slachtoffer gegeven mogelijke toedracht, te weten: Slaan met een 'clubbell' in het gezicht en op het hoofd van slachtoffer [slachtoffer 1] ?
Het beschreven letsel acht ik waarschijnlijk bij de door aangever opgegeven toedracht. Bij aangever is sprake van meerdere huidonderbrekingen, in het gelaat en op de behaarde hoofdhuid. Gelet op de beschrijving van de behandelaar is het aannemelijk dat het barstwonden betreft. Dit soort letsel ontstaat door inwerkend mechanisch geweld met een stomp of kantig voorwerp op een plek waar zich vlak onder de huid een harde structuur zoals bot bevindt. De veiliggestelde clubbell zoals afgebeeld en beschreven in het PV bevindingen met documentcode AH-008-01, betreft een hard voorwerp met een kantig uiteinde en voldoet aan de kenmerken van het type voorwerp waarmee het aangetroffen letsel wordt veroorzaakt. Het is dus goed mogelijk dat het letsel is ontstaan door een slag met de veiliggestelde clubbell. Daarnaast is er op de linker arm een bloeduitstorting zichtbaar met een scherp begrensde halfronde contour aan één zijde, met afmetingen die kunnen passen bij de afmetingen en vorm van de veiliggestelde clubbell. De letsels aan de linker wijsvinger (schaafplek, bloeduitstorting en botbreuk) zijn ontstaan door direct inwerkend mechanisch geweld, ik acht het waarschijnlijk dat dit met de veiliggestelde clubbell is toegebracht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2022 met documentcode AH-008-01, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 30 oktober 2022 werd een slagwapen in beslag genomen welke in bezit was van verdachte [verdachte] . Het slagwapen betreft een fitnesstool dat een 'Clubbell' wordt genoemd. De Clubbell betreft een zwartkleurige, massief ijzeren knuppel met een lengte van 38 centimeter en een doorsnede van 3,5 centimeter aan de bovenzijde. De Clubbell heeft een gewicht van 2066 gram (2,06 kilogram).
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever
d.d. 1 november 2022 met als bijlage een foto van het letsel, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Het feit waarvan ik aangifte wil doen heeft afgelopen zondag plaatsgevonden aan de [adres] . Op dat adres woont [verdachte] . Ik zie dat [verdachte] [slachtoffer 1] meerdere keren op zijn hoofd slaat. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij ook een klap gaf. [verdachte] gaf een klap met die kegel, fitness ding. [verdachte] raakte mij waar de kin overgaat naar de kaaklijn.
Opmerking verbalisant: Aangever wijst een plek aan op haar gezicht waar een verbandje zit. Dit betreft de kaaklijn linksonder haar mond. Ik zag [verdachte] op het balkon met die knuppel.
Opmerking verbalisant: Aangever kijkt in haar telefoon en laat een foto zien van een Gorilla sport clubbell.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 oktober 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen en met kracht met een ijzeren staaf/knuppel (zogeheten "clubbell" van 2 kg) op het hoofd en in het gezicht en elders op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2.
hij op 30 oktober 2022 te Groningen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met een ijzeren staaf/knuppel (zogeheten "clubbell" van 2 kg) in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primairpoging tot doodslag;
subsidiairmishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 495 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uur gevorderd, te vervangen door 120 dagen hechtenis wanneer de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten volledig aan verdachte zijn toe te rekenen, omdat drugsgebruik heeft geleid tot de feiten en verdachte zelf verantwoordelijk is geweest voor de inname van die drugs.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf van 130 dagen, de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een onvoorwaardelijk deel van 3 maanden. De raadsman heeft gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gelet op de bevindingen in het psychologisch rapport van 6 februari 2023. Verdachte heeft weliswaar drugs gebruikt, maar zijn psychische problematiek heeft ervoor gezorgd dat hij de gevolgen van het drugsgebruik heeft onderschat. Verdachte is bereid zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van psycholoog N. van der Weegen en Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door aangever [slachtoffer 1] meermalen met kracht met een ijzeren voorwerp, te weten een clubbell van 2 kilo, te slaan, onder meer op het hoofd en in het gezicht. De rechtbank acht dit een ernstig feit, dat fataal had kunnen aflopen. Daarnaast heeft verdachte aangeefster [slachtoffer 2] mishandeld door haar met diezelfde clubbell in het gezicht te slaan. Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers.
Uit de psychologische rapportage van 6 februari 2023 volgt dat verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, aan een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis en een lichte stoornis in het gebruik van stimulantia. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte was op dat moment onder invloed van speed en was al dagen wakker. Hij raakte toenemend achterdochtig, hetgeen een bekend effect is van langdurig speedgebruik. In die zin zou het gebruik en de gevolgen van het gebruik verdachte toe te rekenen zijn, maar door zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis, waardoor hij zichzelf en zijn kwaliteiten overschat, zag verdachte onvoldoende gevaar van langdurig gebruik van stimulantia. De deskundige heeft de rechtbank daarom geadviseerd verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen, neemt deze over en weegt dit in strafverminderende zin mee.
De psycholoog heeft het gevaar voor herhaling ingeschat als laag tot matig. Om dit risico terug te dringen, heeft zij de rechtbank geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde.
De reclassering van de VNN heeft de risico’s ingeschat als gemiddeld. Wanneer verdachte abstinent is van middelen en de juiste behandeling krijgt, nemen de risico’s volgens de reclassering af. De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een harddrugsverbod, zijnde de voorwaarden die op dit moment als schorsingsvoorwaarden gelden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan die voorwaarden te blijven houden. De reclassering ziet een taakstraf als passend, omdat verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft.
Hoewel de rechtbank, anders dan de officier van justitie, komt tot vrijspraak van feit 2 primair en verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is.
De rechtbank ziet evenals de officier van justitie geen aanleiding om een contact- en locatieverbod op te leggen, zoals verzocht door aangeefster [slachtoffer 2] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard na het feit geen enkel contact meer met aangeefster te hebben gehad en daar ook in de toekomst geen behoefte aan te hebben. Er zijn geen aanwijzingen voor het tegendeel.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 328,21 ter zake van materiële schade en € 2.500,- tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 222,99 ter vergoeding van materiële schade en
€ 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade voor toewijzing vatbaar is en dat de immateriële schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 1.500,-, mede gelet op de geldende jurisprudentie.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade -eigen risico zorgverzekering- niet toewijsbaar is, omdat dit niet is aangewend voor behandeling van klachten als gevolg van de mishandeling. Het bedrag aan immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. De raadsman heeft gesteld een bedrag van € 500,passend te vinden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij [slachtoffer 1] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De rechtbank ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding de schadevergoeding te matigen. De vordering, zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 oktober 2022.
De rechtbank is van oordeel dat benadeelde partij [slachtoffer 2] in elk geval immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,- en zal de vordering daarom toewijzen tot dat bedrag. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren. De vordering die ziet op vergoeding van de materiële schade is betwist door verdachte en van dit deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze schade in directe relatie tot het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit staat. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 495 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 365 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
De veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij VerslavingszorgNoord Nederland op het adres Laan Corpus den Hoorn 102 en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
De veroordeelde laat zich, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodigvindt, behandelen door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start per eerstvolgend aanbod en zal zich in eerste instantie richten op de persoonlijkheidsproblematiek van veroordeelde. Wanneer blijkt dat een behandeling voor de middelenproblematiek noodzakelijk is, kan deze behandeling plaatsvinden bij de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
De veroordeelde gebruikt geen harddrugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controlegebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 8 juni 2023.
ten aanzien van feit 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van € 2.828,31 (zegge: tweeduizend achthonderdachtentwintig euro en eenendertigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.828,31 (zegge: tweeduizend achthonderdachtentwintig euro en eenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 328,31 aan materiële schade en
€ 2.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 38 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
ten aanzien van feit 2 subsidiair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 08 juni 2023.
Mr. Venema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.