ECLI:NL:RBNNE:2023:2296

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
18-215111-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, afpersing en diefstal met ernstige bedreigingen en geweld

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging tot doodslag, afpersing en diefstal. De rechtbank constateerde dat de verdachte gedurende een langere periode betrokken was bij meerdere bedreigende feiten, die culmineren in een poging tot doodslag. De verdachte, die eerder veroordeeld was voor geweldsdelicten, vertoonde ernstige psychopathologie en had een grote behoefte aan zorg. Ondanks deze omstandigheden weigerde hij medewerking aan behandeling, wat leidde tot de vrees voor herhaling van zijn daden. De rechtbank oordeelde dat er geen beschermende factoren aanwezig waren en dat de enige passende maatregel de terbeschikkingstelling (TBS) was, zonder maximale termijn. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van voorarrest.

De zaak kwam aan het licht na een reeks van gewelddadige incidenten waarbij de verdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging dwong tot de afgifte van geld en goederen. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van het slachtoffer en forensische rapporten. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met name de poging tot doodslag, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes in de buik en rug stak. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, die lijdt aan een chronische psychotische stoornis. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een adequate behandeling van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.215111.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 08 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2022 te Groningen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , toebehoorde, hebbende verdachte,
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij geld moest geven anders zou hij, verdachte, hemdoodmaken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/ofrug en/of arm(en) gestoken;
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of rug en/of arm(en) gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 augustus 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of rug en/of arm(en) gestoken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 22 augustus 2022 te Groningen, (bij een aantal winkels en/of cafes) (meermalen) een hoeveelheid (giraal) geld in totaal 456,45 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij dat/die weg te nemen hoeveelhe(i)d(en) geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [slachtoffer] ;
4.
hij op of omstreeks 20 mei 2022 te Groningen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid (giraal) geld (te weten 200,- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan voornoemde [slachtoffer] , toebehoorde, door een Facebookbericht naar voornoemde [slachtoffer] te sturen met de tekst: "Moet ik je weer op je bek slaan", "Kom er zo aan en dan steek ik je neer als je nog een domme vraag stelt", "Geld overmaken als ik zeg geld overmaken", althans teksten van gelijke aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Groningen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 30,- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan voornoemde [slachtoffer] toebehoorde, door:
  • via Facebook te vragen om een geldbedrag van 30,- euro en/of (toen voornoemde [slachtoffer] nietreageerde)
  • de woning van voornoemde [slachtoffer] binnen te gaan en/of
  • in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of
  • met de laptop van voornoemde [slachtoffer] op tafel te slaan en/of
  • een Facebookbericht naar voornoemde [slachtoffer] te sturen met de teksten: "Geld sturen", "Of ikmaak je dood", "Nu 30 euro", althans teksten van gelijke aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 primair (eendaadse samenloop), 3, 4 en 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte zelf zich op het standpunt heeft gesteld dat hij de feiten niet heeft gepleegd en dus moet worden vrijgesproken van alle feiten.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat het steken met een mes niet was gericht op de dood van aangever, maar om hem aan te sporen om geld af te geven. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 22 augustus 2022, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022220188 d.d. 10 oktober 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben woonachtig te Groningen. Op 22 augustus omstreeks 14.00 uur bevond ik mij in mijn woning. Ik hoorde [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) zeggen dat ik hem geld moest geven anders zou hij mij dood maken. Ik zag dat hij een zwartkleurig mes uit zijn jaszak haalde. Ik zag en voelde dat [verdachte] op mij in begon te steken. Dit veroorzaakte pijn bij mij. Ik zag op de plekken waar [verdachte] mij gestoken had met het mes er bloed uit de wonden stroomde. Uiteindelijk heb ik [verdachte] mijn portemonnee gegeven en is hij vertrokken. [verdachte] heeft mijn portemonnee meegenomen. Dit betreft een zwart lederen portemonnee met de volgende spullen erin:
  • Pinpas van de Rabobank, rekeningnummer [rekeningnummer]
  • Identiteitskaart
  • Seizoenkaart FC Groningen
  • Huisvuilpas- Zorgpas
Ik zag dat al mijn geld was opgenomen op meerdere locaties in de stad Groningen.
2. Een geneeskundige verklaring, op 29 augustus 2022 opgemaakt en ondertekend door
T. van Mesdag, forensisch arts, opgenomen op pagina 39 e.v. van voormeld dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Naam: [slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 25-08-2022
Samenvatting medische informatie: Diverse steekverwondingen buik, rug en armen beiderzijds,
  • 1 x onder de ribbenboog linker bovenbuik tot in de onderliggende buikspier met lokaalbloeduitstorting, gehecht;
  • 1 x links op de rug tot in het onderhuidse bindweefsel, gehecht;
  • 2 x oppervlakkige snijwonden linker elleboog, gehecht;
  • 1 x oppervlakkige snijwond rechter bovenarm, gehecht.
Samenvatting gemelde toedracht: door medebewoner met een mes op meerdere plekken gestoken. Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2022, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De jas die op 25 augustus 2022 in de woning van [verdachte] in beslag is genomen, komt overeen met de jas die wordt gedragen door de man die op 22 augustus om 14.12 uur pint bij de [bedrijf 1] . De overeenkomsten betreffen de kleur van de bontkraag en jas, en details als de gestikte vakken, de knopen aan de voorzijde, het corduroy-schouderstuk en de knopen ter hoogte van de heup. In de jas werd geld en de pinpas van [slachtoffer] aangetroffen. Op de beelden van de [bedrijf 1] zijn ook de schoenen van de pinnende persoon te zien. Deze komen overeen met schoenen die op 15 augustus 2022 in de woning van [verdachte] werden aangetroffen. De overeenkomsten betreffen de kleur van de schoenen en de veters, de donkere strepen op de buitenzijde en de donkere streep aan de achterzijde boven.
Deels onder de jas in de woning van [verdachte] lagen donkere handschoenen. aangever [slachtoffer] verklaart dat verdachte [verdachte] tijdens het delict donkere handschoenen droeg. In dit verband is ook de volgende opmerking van aangever [slachtoffer] van belang:
"V: Kan je het signalement van [verdachte] goed omschrijven?
A: Zwarte trainingsbroek, zwarte jas en zwarte leren handschoenen. Meestal had hij zijn mond bedekt met een soort mondkapje. Je kon alleen zijn neus en ogen zien."
In de woning van [verdachte] lag een mes. Uiterlijk past dit mes in de globale omschrijving van [slachtoffer] :
"V: Zou jij het mes nog goed kon (de rechtbank leest: kunnen) omschrijven?
A: Het was zwart of donkerblauw. Dit was de kleur van het mes en handvat."
[slachtoffer] merkt hierover verder op dat het groter was dan een aardappelmes (de rechtbank leest: aardappelschilmes). Het mes in de woning van [verdachte] had een lemmet van ongeveer 25 cm.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2022, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
[slachtoffer] verklaarde dat hij zijn bankpas op 22 augustus 2022 om 13.54 uur voor het laatst had gebruikt bij de [bedrijf 2] . Om 14:09 heeft hij melding gedaan dat zijn portemonnee met daarin zijn bankpas van hem afgenomen. Op 22 augustus 2022 heeft [slachtoffer] afbeeldingen van de afschrijvingen van de Rabobank, rekening nummer [rekeningnummer] , op naam van [slachtoffer] aan ons verstrekt.
Het gaat om de volgende afschrijvingen:
  • 13:54 uur [bedrijf 2] [adres] - 5,95 Euro (zelf betaald)
  • 14:12 uur [bedrijf 1] GRONINGEN - 8,99 Euro
  • 14:30 uur [adres] Groningen - 250,00 Euro
  • 14:35 uur [bedrijf 3] GRONINGEN - 57,50 Euro
  • 14:42 uur [bedrijf 4] GRONINGEN - 30,00 Euro
  • 14:49 uur [bedrijf 4] GRONINGEN - 34:40 Euro
  • 14:55 uur [bedrijf 5] Groningen - 43,00 Euro
  • 15:02 uur [bedrijf 6] GRONINGEN - 0,59 Euro
[adres]
15:03 uur [bedrijf 6] GRONINGEN - 23,00 Euro
In totaal is er, na de eigen afschrijving van [slachtoffer] , bij de [bedrijf 2] nog voor 456,45 Euro van de rekening afgeschreven op de diverse locaties voornoemd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2022, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 augustus 2022 doorzocht ik de jas van verdachte [verdachte] die eerder deze dag in beslag was genomen in zijn woning. In de linkerborstzak van de jas trof ik het volgende aan:
  • 220,75 euro, bestaande uit twee briefjes van 50, 6 briefjes van twintig en 75 cent.
  • Een Duits identiteitsbewijs van [verdachte] .
  • Een RABO-pinpas op naam van [slachtoffer] , rekeningnummer [rekeningnummer] .

ten aanzien van de feiten 4 en 5

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 9 mei 2022 met bijlagen, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer] :
Op 8 mei 2022 kreeg ik een bericht via Facebook Messenger van mijn buurman [verdachte] . Hij woont te Groningen. Hij vroeg in dat bericht of ik hem 30 euro over kon maken. Ik had dit bericht niet gezien en er ook nog niet op gereageerd. Vervolgens zag ik [verdachte] mijn woning binnen komen. Ik zag vervolgens dat hij snel op mij af kwam en ik zag en voelde dat hij hard op mij in begon te slaan. Ik ben meerdere keren door hem geraakt. Hij zei dat ik hem moest betalen. Zijn mishandelingen deden mij pijn. Ik heb letsel aan mijn voorhoofd overgehouden. Hij heeft ook mijn laptop vernield. Hij pakte mijn laptop en sloeg hier vervolgens mee op de tafel. Vanaf toen ging het contact verder via Facebook Messenger. Ik vertel hem daar dat hij mij niet moet slaan en mijn laptop niet moet vernielen. Hij eiste vervolgens 30 euro op. Dit moest ik aan hem overmaken. Vervolgens bedreigde hij mij ook via Facebook Messenger. Hij zegt "Maak 30 euro over of ik maak je dood". Ik ben daadwerkelijk bang voor [verdachte] en ik acht hem ook in staat om de bedreiging waar te maken.
U mag foto’s maken van het gesprek welke u bij de aangifte mag voegen. Dit geldt ook voor het letsel aan mijn gezicht en de schade aan mijn laptop. (Rechtbank: de foto’s zijn als bijlagen gevoegd.)
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 24 augustus 2022 met bijlagen, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 augustus 2022 verhoorde ik aangever [slachtoffer] . Dit verhoor is afgenomen in de vraag antwoord methode, waarin V staat voor vraag verbalisant en A voor antwoord aangever.
V: Zijn er in de periode tussen 8 mei en 22 augustus ook bedreigingen geuit richting jou door [verdachte] ?
A: Via Facebook Messenger nog wel wat dingen gezegd. Dit staat nog wel op mijn mobiel. U mag een foto maken van dit bericht (rechtbank: de foto is als bijlage gevoegd). De bedreiging was op 20 mei 2022. Hij zei "Kom er zo aan en dan steek ik je neer als je nog een domme vraag stelt".
V: Voelde jij je toen ook bedreigd?
A: Ja zeker.
V: Heb je dat geld toen ook naar hem over gemaakt?
A: Hij wilde 200 euro en dat heb ik over gemaakt. Ik heb deze transactie nog wel op mijn app en u mag daar een foto van maken (rechtbank: de foto is als bijlage gevoegd).
Bijlage: Foto bedreiging via Facebook Messenger, inhoudende:
  • 'Moet ik je weer op je bek slaan'
  • 'Geld over maken als ik zeg geld over maken'
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 oktober 2022 met bijlage, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik vroeg aan aangever [slachtoffer] of hij ook daadwerkelijk geld had overgemaakt naar [verdachte] .
Vervolgens kreeg ik een PDF-bestand van de transacties vanaf de rekening van aangever [slachtoffer] . Ik zag op het afschrift dat aangever heel vaak geld had overgemaakt naar [verdachte] . Ik zag de volgende transacties:
8 mei 2022 30 euro,
20 mei 2022 200 euro.
Als bijlage bij dit proces-verbaal zijn de rekeningafschriften gevoegd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1, 2 primair, 3, 4 en 5 bewezen. Deze bewijsmiddelen weerleggen de ontkenning van verdachte.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte gekwalificeerd kunnen worden als een poging tot doodslag. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden heeft aanvaard.
Verdachte heeft aangever met een mes met een lemmet van ongeveer 25 centimeter onder meer in de rug en de buik gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in deze delen van het lichaam grote bloedvaten en vitale organen bevinden. Penetrerend scherp geweld aan de rug en/of buik kan bij beschadiging van deze vitale organen dodelijk letsel tot gevolg hebben. Het steken van aangever in de buik en rug kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangever dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken, zodat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 primair, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 augustus 2022 te Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, dat aan die [slachtoffer] , toebehoorde, hebbende verdachte,
  • tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij geld moest geven anders zou hij, verdachte, hemdoodmaken, en
  • voornoemde [slachtoffer] met een mes in de buik en rug en armen gestoken;
2.
hij op 22 augustus 2022 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] met een mes in de buik en rug en armen gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 22 augustus 2022 te Groningen, meermalen een hoeveelheid (giraal) geld, in totaal 456,45 euro, dat aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij die weg te nemen hoeveelheden geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [slachtoffer] ;
4.
hij op 20 mei 2022 te Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid (giraal) geld (te weten 200,- euro), dat aan voornoemde [slachtoffer] toebehoorde, door een Facebookbericht naar voornoemde [slachtoffer] te sturen met de tekst: "Moet ik je weer op je bek slaan", "Kom er zo aan en dan steek ik je neer als je nog een domme vraag stelt", "Geld overmaken als ik zeg geld overmaken";
5.
hij op 8 mei 2022 te Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 30,- euro), dat aan voornoemde [slachtoffer] toebehoorde, door:
  • via Facebook te vragen om een geldbedrag van 30,- euro en, toen voornoemde [slachtoffer] nietreageerde
  • de woning van voornoemde [slachtoffer] binnen te gaan en
  • in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of
  • met de laptop van voornoemde [slachtoffer] op tafel te slaan en/of
  • een Facebookbericht naar voornoemde [slachtoffer] te sturen met de teksten: "Geld sturen", "Of ikmaak je dood", "Nu 30 euro", althans teksten van gelijke aard of strekking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

De eendaadse samenloop van
1. afpersing
en
2.
primairpoging tot doodslag;
3. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeftgebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
4. afpersing;
5. afpersing.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 primair, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank een straf zal opleggen, gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ten aanzien van de hoogte daarvan heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft aangevoerd dat een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te ver gaat en dat een zorgmachtiging een betere optie zou zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van het Pieter Baan Centrum (PBC) d.d. 3 april 2023 en de reclassering van het Leger des Heils d.d. 19 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan het plegen van vijf strafbare feiten, telkens gericht tegen hetzelfde slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer meermalen geld afhandig gemaakt door het slachtoffer af te persen en gebruik te maken van de bankpas van het slachtoffer. Bij een van die afpersingen heeft verdachte het slachtoffer meermalen gestoken met een mes, waarmee verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Met name dit feit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte heeft door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte heeft ter terechtzitting weinig willen verklaren en aan het onderzoek in het PBC heeft hij slechts beperkt willen meewerken. Desondanks hebben de gedragsdeskundigen
- I. van Outheusden, psychiater, en I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog - een goed beeld gekregen van het actuele toestandsbeeld van verdachte.
Uit het PBC-rapport van 3 april 2023 volgt dat verdachte lijdt aan een chronisch-psychotische stoornis (schizofrenie) en een stoornis in het gebruik van cannabis.
Het rapport houdt verder onder meer in, zakelijk weergegeven:
De bij verdachte geconstateerde psychopathologie is van duurzame aard en was dus aanwezig ten tijde van de periode van de ten laste gelegde gedragingen (indien bewezen). De ziekte schizofrenie kan een wisselend beloop hebben, met fluctuaties in de ernst van de psychotische ontregeling. Of het ten laste gelegde, indien bewezen, (mede) voortkomt vanuit de aanwezigheid van positieve psychotische belevingen, zoals bevelshallucinaties of achtervolgingswanen, of vanuit formele denkstoornissen en beperkingen van gevoelsleven en wilsfuncties, is niet duidelijk geworden. Er was in de aanloop naar en tijdens de periode van het aan verdachte ten laste gelegde (indien bewezen) en ook in de periode na zijn aanhouding een beperkt zicht op het feitelijk functioneren van verdachte. Het is eveneens onduidelijk of verdachte ten tijde van het ten laste gelegde (indien bewezen) onder invloed van middelen was. Wel staat vast dat hij bij binnenkomst in de PI op
31 augustus 2022 positief scoorde op cannabis, wat doet vermoeden dat hij nog niet lang daarvoor cannabis had gebruikt en dat er dus ook ten tijde van de periode van het plegen van het ten laste gelegde (indien bewezen) sprake was van een tenminste matig ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. In hoeverre de stoornis in het gebruik van cannabis van invloed is geweest op het ontwikkelen van psychotische problematiek en/of het beperken van de sociaal-emotionele en maatschappelijke vaardigheden, is eveneens niet duidelijk geworden.
De gedragsdeskundigen hebben aangegeven geen uitspraken te kunnen doen over een eventuele beïnvloeding van het gedrag van verdachte door de beschreven pathologie op het ten laste gelegde. Ook hebben zij zich onthouden van een advies over passende dan wel benodigde interventies in een strafrechtelijk kader. Hoewel de zorgen vanuit behandel-perspectief groot zijn, hebben de deskundigen over het risico op herhaling geen onderbouwde uitspraken kunnen doen.
Ook de reclassering heeft aangegeven geen verbanden te kunnen leggen tussen het ten laste gelegde en het gedrag/functioneren van verdachte, omdat verdachte niet met de reclassering in gesprek wilde. De reclassering heeft daarom geen advies kunnen geven over de noodzaak van interventies en/of toezicht. Wel schat de reclassering de kans hoog in dat verdachte zich zal onttrekken aan bijzondere voorwaarden, gelet op zijn huidige gedrag en houding.
De rechtbank komt op grond van het onderzoek ter terechtzitting en voormelde PBC-rapportage, met de officier van justitie, tot de conclusie dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend gelet op de bij hem (al langer) aanwezige stoornis.
De rechtbank constateert dat gedurende een langere periode sprake is geweest van meerdere, zeer bedreigende feiten met een opbouw in ernst, uitmondend in een poging doodslag. Verdachte is bovendien eerder veroordeeld voor geweldsdelicten. Dit, in combinatie met de beschreven ernstige psychopathologie en grote behoefte aan zorg, maken dat de rechtbank vreest voor herhaling indien verdachte niet wordt behandeld. Verdachte is hier echter niet voor gemotiveerd en weigert alle medewerking. Beschermende factoren lijken er niet te zijn. De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS).
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit 2 is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel. Aan de formele vereisten voor oplegging van de TBS-maatregel is daarmee voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Omdat de maatregel wordt opgelegd wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is de duur van de terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd. De maatregel kan dus in beginsel onbeperkt worden verlengd.
Naast de TBS-maatregel acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf aangewezen.
De rechtbank acht oplegging van een gevangenisstraf van een jaar met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij van belang acht dat verdachte zo snel mogelijk met een behandeling in een TBSkliniek begint.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van het geldbedrag waarop conservatoir beslag ligt. Gelet op de straf en maatregel die aan verdachte worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een bijkomende straf als verbeurd-verklaring.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45, 55, 57, 287, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 08 juni 2023.
Mr. Venema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.