II. Het beroep tegen de beslissing op het bezwaarschrift van 14 februari 2023
6. Het college heeft bij beslissing van 14 februari 2023 opnieuw geweigerd om handhavend op te treden, omdat er niet of nauwelijks hoogteverschil zichtbaar is tussen het perceel van verzoekers en het naastgelegen perceel. Mogelijke kleine verschillen vormen volgens het college geen reden voor handhaving. Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat de foto’s onvoldoende duidelijk zijn, en dat de uitspraak van de Afdeling bindend is. Er is geen sprake van kleine verschillen, maar van verschillen van 85 centimeter.
7. Ter zitting is komen vast te staan dat het college voorafgaand aan het bestreden besluit geen nader onderzoek heeft gedaan naar de terreinhoogte op het perceel. Uit het besluit blijkt verder dat het college niet weet of er hoogteverschillen zijn tussen het perceel van eisers en het naastgelegen perceel. Het besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Reeds om deze reden is het beroep gegrond en dient het besluit te worden vernietigd.
8. De voorzieningenrechter ziet met het oog op een definitieve beslechting van het geschil aanleiding om te beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
9. Het college heeft door bureau Geomaat op 20 april 2023 de hoogtes van de percelen laten meten. Geomaat heeft de hoogtes gemeten op de locaties zoals die zijn weergegeven op het terreininrichtingsplan dat is vermeld in het voorschrift van de omgevingsvergunning. Hieruit is gebleken dat er sprake is van geringe hoogteverschillen, aldus het college. Deze geringe hoogteverschillen maken volgens het college dat handhaving in verhouding tot de daarmee te dienen belangen onevenredig is.
10. Verzoekers hebben hierop gereageerd. Zij hebben het volgende opgemerkt.
Het perceel is nog niet in overeenstemming met het inrichtingsplan, omdat de hellingshoek van de lijn B-BB geen 3 graden is, maar 5 graden. Bovendien is deze berekening niet inzichtelijk en onjuist. Er is over een korte afstand op de lijn B-BB een steil talud, waardoor de hellingshoek 14 graden is. Ook ter hoogte van de damwand (op de lijn C-CC) moet het maaiveld teruggebracht worden naar de oorspronkelijke hoogte van 2015. De metingen die Geomaat op perceel [adres 2] heeft uitgevoerd, zijn niet terug te zien. De belangen van verzoekers worden geschaad door het hoogteverschil tussen de percelen, omdat grond afspoelt op hun perceel. Zij wijzen op een proces-verbaal van deurwaarder Wiggers van 23 december 2021.
11. Het rapport van Geomaat van 20 april 2023 bevat een plattegrond van de percelen [adres 1] en [adres 2] . Daarop is aangegeven wat de hoogte is van de bestrating bij de drempel van de schuur van [adres 1] , de stoep van het portiek van de woning op [adres 2] en de hoogtes van de weg. Ook zijn hierop met rode lijnen Aa, Bb en Cc ingetekend, lopend vanaf perceel [adres 2] tot aan de woning op [adres 1] . Op het tweede blad zijn de hoogtes van diverse punten op het terrein langs de lijnen Aa, Bb en Cc vermeld, en de afstand vanaf het begin van de lijn. Ook is omschreven wat de aard van het terrein is (gras, struiken, klinkers, enzovoort).
12. Uit het rapport van Geomaat blijkt dat de weg [weg] van [adres 1] richting [adres 2] afloopt. Ook blijkt uit het rapport dat de hoogte van perceel [adres 2] , voor zover op de lijn Aa, Bb en Cc, varieert van 10,30 meter tot 10,06 meter (boven NAP). Het perceel [adres 1] varieert van10,30 tot 11,19 meter (boven NAP). Op de erfgrens is het perceel van verzoekers respectievelijk 10,30 meter, 10,25 meter en 10,22 meter hoog. De hoogte van perceel [adres 1] is enkele centimeters van de erfgrens 10,36 meter op de lijnen Aa en Bb en 10,98 meter ter hoogte van de lijn Cc. Dit duidt op een verschil van respectievelijk 6 centimeter, 11 centimeter en 76 centimeter.
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het hoogteverschil tussen de percelen op de lijn Cc op de tekening van Geomaat niet van belang is voor het nakomen van voorschrift 2. De lijn Cc loopt van de schuur op [adres 1] over de damwand naar de schuur van eisers. De damwand is bedoeld om het hoogteverschil tussen het perceel van eisers en [adres 1] te overbruggen. Dit blijkt uit het inrichtingsplan waarop is vermeld “
houten damwand (horizontaal) hoogteverschil tussen 60 en 20 cm aflopend”en uit het voorschrift 1 van de omgevingsvergunning van 11 april 2017. Op de inrichtingstekening is weliswaar een lijn C-CC aangegeven die vóór de damwand zou liggen, maar er is gesteld noch gebleken dat de damwand zich feitelijk op een onjuiste locatie bevindt. Het standpunt van verzoekers dat de damwand geen reden is om maaiveld niet te verlagen, volgt de voorzieningenrechter dan ook niet.
14. Met betrekking tot de hoogteverschillen op de lijnen Aa en Bb oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Vast staat dat er sprake is van hoogteverschillen tussen het perceel van verzoekers en het perceel [adres 1] . Ook is ter zitting vast komen te staan dat de hoogte van het perceel van verzoekers overeenkomt met de hoogte in 2015. Reeds daarom is er niet is voldaan aan voorschrift 2 van de omgevingsvergunning van 11 april 2017 en is er sprake van een overtreding. Het college is daarmee bevoegd om handhavend op te treden.
15. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
De voorzieningenrechter ziet zich gesteld voor de vraag of het college, gelet op de overtreding met betrekking tot de hoogte van het maaiveld dat grenst aan de weg en de tuin van verzoekers, gehouden was om handhavend op te treden. Het voorschrift over de hoogte van het maaiveld is, net als het voorschrift over het uiterlijk van de damwand,opgenomen met het oog op de redelijke eisen van welstand. Het is bedoeld om de landschappelijke kenmerken van het gebied als glooiend beekdallandschap te beschermen. Gelet op de geringe hoogteverschillen op de erfgrens ter hoogte van de lijnen Aa en Bb (6 en 11 centimeter), de ruime afstand tussen de erfgrens en de hoger gelegen delen van het perceel (ca. 3 meter) en de grootte van het gehele perceel, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college in redelijkheid kon afzien van handhavend optreden. De verhoging is glooiend aangelegd. Dat de glooiing van het perceel niet overal 3 graden is, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet vereist om aan het doel van het voorschrift te voldoen. Ook is niet komen vast te staan dat waterschade aan de woning van verzoekers is ontstaan door de overtreding van het vergunningvoorschrift.
16. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen in stand blijven.