ECLI:NL:RBNNE:2023:2218

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
18-059418-22 18-015577-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging. De zaak betreft twee incidenten van geweld, waarbij de verdachte betrokken was bij de mishandeling van twee slachtoffers in Drachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2022 samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen slachtoffer 1, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking die vereist is voor medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte heeft wel bekend openlijk geweld te hebben gepleegd, wat wettig en overtuigend bewezen is verklaard. In het tweede incident, op 20 september 2021, heeft de verdachte ook openlijk geweld gepleegd tegen slachtoffers 2 en 3. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 197 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/059418-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/015577-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 11 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat: parketnummer 18/059418-22
hij op of omstreeks 26 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) meermalen, gedurende enige tijd
-met (veel kracht) met (een) vuist(en)in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] geslagen en/of gestompt en/of
  • (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag – wederom (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezichten/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
-die [slachtoffer 1] gedurende voornoemd geweld vastgepakt en/of vastgehouden; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, openlijk, te weten op of aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door meermalen, gedurende enige tijd
  • met (kracht) met (een) vuist(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaanen/of te stompen en/of
  • (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] tetrappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag – wederom (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezichten/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te schoppen en/of
  • die [slachtoffer 1] gedurende voornoemd geweld vast te pakken en/of vast te houden,
terwijl dit door hem/haar gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak (welke operatief in het ziekenhuis moest worden vastgezet met pinnen) en/of meerdere scheurtjes in het bot van de neus en/of een blauw oog voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
parketnummer 18/015577-22
hij op of omstreeks 20 september 2021 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met een ander of anderen, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg, [adres] , althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer
2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
  • schoppen en/of trappen tegen de borstkas, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] en/of - die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: “ waarschuw je vrienden maar want de volgende keer zijn het kogels” en/of “Dit keer zijn het klappen. De volgende keer kogels”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/059418-22 en voor het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/01557722 gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/059418-22 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet de geweldshandelingen heeft gepleegd waardoor er sprake zou zijn van poging doodslag. Er kan wel een bewezenverklaring volgen voor openlijke geweldpleging. Er is geen bewijs dat verdachte de strafverzwarende omstandigheid, het zwaar lichamelijk letsel, heeft veroorzaakt.
Met betrekking tot het onder parketnummer 18/015577-22 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet samen met anderen heeft gehandeld.
Oordeel van de rechtbank parketnummer 18/059418-22
vrijspraak medeplegen van poging tot doodslag
Primair is ten laste gelegd dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen door middel van geweld heeft gepoogd aangever van het leven te beroven. De rechtbank is op grond van het dossier van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daartoe het volgende.
medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot het medeplegen het volgende af.
Medeverdachte [naam] zocht ruzie met aangever [slachtoffer 1] . Verdachte was, alhoewel op enkele momenten op afstand, hierbij aanwezig. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en de medeverdachten op verschillende momenten geweld gebruiken tegen aangever. Niet vast te stellen is dat er opzet is op het samenwerken door de verdachte en de medeverdachten. Uit de beelden maakte de rechtbank op dat ieder van de verdachten voor zich geweld heeft gepleegd tegen aangever.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar sprake is van groepsgeweld, maar dat de voor medeplegen van poging tot doodslag vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
poging tot doodslag
In de nachtelijke uren van 26 februari 2022 is aangever [slachtoffer 1] ernstig mishandeld. Aangever is door een groep van negen jonge mannen mishandeld. Hij heeft vele stompen/slagen tegen zijn hoofd en lichaam gekregen en hij is tegen zijn hoofd getrapt. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en de medeverdachten op verschillende momenten geweld gebruiken tegen aangever. Het door verdachte gepleegde geweld tegen aangever, zoals uit de beelden valt op te maken, bestaat uit het tweemaal richting het hoofd schoppen, terwijl aangever op de grond ligt. Echter valt uit de beschrijving van de beelden niet vast te stellen waar die trappen exact terecht komen. Daarnaast kan evenmin worden vastgesteld met hoeveel kracht deze trappen zijn gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij niet met kracht heeft getrapt.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het door verdachte uitgeoefende geweld geen poging doodslag oplevert. Niet kan worden vastgesteld dat dit geweld heeft bijgedragen aan de kans op het overlijden van aangever. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer 1]
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 februari 2022, opgenomenop pagina 90 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022053897 d.d. 11 april 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een forensisch geneeskundig letselverslag, op 6 april 2022 opgemaakt en ondertekend door [naam] , forensisch arts, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende zijn verklaring;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2022,opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2022,opgenomen op pagina 171 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam]
.
bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat het openlijk geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Samen met negen anderen heeft verdachte in vereniging geweld tegen aangever gepleegd. Verdachte heeft bekend geweld te hebben gebruikt tegen aangever. Op de camerabeelden is dit ook te zien. Verdachte heeft door aangever tweemaal richting het hoofd te schoppen, terwijl aangever op de grond ligt, een substantiële bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging tegen aangever. Dat verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd kan wettig en overtuigend worden bewezen. Omdat niet is vast te stellen dat het lichamelijk letsel van aangever is ontstaan als gevolg van het door verdachte toegepaste geweld, is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs is voor het strafverzwarende bestanddeel.
parketnummer 18/015577-22
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/015577-22 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 september 2021,opgenomen op pagina 183 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021260222 d.d. 29 december 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2021,opgenomen op pagina 192 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op maandag 20 september 2021 bevond verdachte zich samen met anderen op het parkeerterrein bij de school [naam] waar ook aangevers stonden. Verdachte sprak een van de aangevers aan waarna hij weer wegliep. Kort hierna kwam hij samen met anderen weer op aangevers af.
Vervolgens werden beide aangevers door meerdere personen geslagen en getrapt, waaronder ook door verdachte. Uit het dossier volgt niet dat verdachte zich van de groep heeft gedistantieerd. Verdachte heeft ook zelf bekend geweld te hebben gebruikt.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/059418-22 subsidiair en het onder parketnummer 18/015577-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/059418-22
subsidiairhij op 26 februari 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, openlijk, te weten op [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , door meermalen,
  • (met kracht) met (een) vuist(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaanen/of te stompen en/of
  • (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] tetrappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en vervolgens
  • terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag – wederom (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezichten/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen en - die [slachtoffer 1] gedurende voornoemd geweld vast te pakken en/of vast te houden.
parketnummer 18/015577-22hij op 20 september 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland, met anderen, aan de openbare weg, [adres] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het
  • meermalen, (met kracht) slaan en/of stompen in het gezicht van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer3] en
  • schoppen en/of trappen tegen de borstkas van die [slachtoffer 3] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

parketnummer 18/059418-22 subsidiair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. parketnummer 18/015577-22 openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer
18/059418-22 primair en onder parketnummer 18/015577-22 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering, met een proeftijd voor de duur van twee jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 80 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om verdachte geen onvoorwaardelijke straf meer op te leggen. Verdachte heeft goed zijn best gedaan tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis tot aan de zitting.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 26 februari 2022 samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van openlijk geweld, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen onder meer tegen het hoofd is getrapt en geslagen, ook terwijl het slachtoffer op de grond lag. De op de zitting getoonde camerabeelden spreken boekdelen en zijn schokkend. Dit soort geweld in het uitgaansleven heeft een enorme impact op de samenleving. Uit de slachtofferverklaring blijkt hoe ernstig de gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest. Hij heeft zowel ernstige fysieke als psychische gevolgen van het geweld ondervonden.
Daarnaast heeft verdachte zich op 20 september 2021 schuldig gemaakt aan openlijk geweld waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] het slachtoffer zijn geworden.
De rechtbank rekent het verdachte aan tot tweemaal toe in groepsverband geweld te hebben gebruikt in het openbaar, terwijl hij nota bene kort ervoor zelf slachtoffer is geweest van geweld en dit grote impact op hem heeft gehad.
Uit de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering volgt dat verdachte zich gedurende de schorsing van ruim een jaar, op twee incidenten na, goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De voorwaarden zijn streng geweest en ter zitting heeft verdachte gezegd te begrijpen dat wat er gebeurd is niet goed is geweest. Inmiddels heeft verdachte een eigen bedrijf opgezet waar hij veel uren voor werkt. De Raad acht voortzetting van begeleiding van de jeugdreclassering nodig, omdat het van belang wordt geacht dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling. Verdachte is aangemeld bij [instantie 1] . De Raad adviseert als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht en meewerken aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij [instantie 1] .
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De door verdachte begane feiten betreffen geweldsdelicten waarvoor in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend is. Naar het oordeel van de rechtbank is het passend, mede gezien het tijdsverloop waarin verdachte zich heeft gehouden aan de strenge
schorsingsvoorwaarden, te volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de reeds in voorarrest doorgebrachte periode. Daarnaast zal de rechtbank om de ernst van de feiten te benadrukken en om te voorkomen dat verdachte nog een keer een strafbaar feit zal plegen een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 6 maanden. Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van 80 uren opleggen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] tot een bedrag van € 128,68 ter zake van materiële schade en € 6.000,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 210,00 ter vergoeding van materiële schade en € 350,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
[slachtoffer 3] tot een bedrag van € 808,81 ter vergoeding van materiële schade en
€ 800,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gematigd moet worden en beoordeeld dient te worden naar het aandeel van verdachte.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] aangevoerd dat de kosten voor het theorie examen niet toegekend kunnen worden wegens het ontbreken van voldoende causaal verband.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/059418-22 subsidiair bewezen verklaarde. Deze schade is naar het oordeel van de rechtbank toe te rekenen aan de groep verdachten die het geweld jegens de benadeelde partij hebben gebruikt. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 februari 2022.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/015577-22 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/015577-22 bewezen verklaarde. De raadsman heeft de gestelde schade met betrekking tot het theorie examen betwist. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is aangetoond wanneer het examen heeft plaatsgevonden en of het niet behalen van het examen een rechtstreeks gevolg is geweest van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft deze gestelde schade ten bedrage van € 96,99 niet-ontvankelijk verklaren. De vordering, waarvan de hoogte voor het overige niet is betwist, zal voor het overige worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/059418-22 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/059418-22 subsidiair en onder parketnummer 18/015577-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 197 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het [instantie 2] op het adres [adres] , en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en de eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling, bij [instantie 1] of een door de jeugdreclassering aan te wijzen soortgelijke instelling en indien en voor zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de door die instelling te geven huisregels.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen jeugddetentie zal worden toegepast.
parketnummer 18/059356-22 feit 1 subsidiair, benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening; - de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 6.128,68(zegge: zesduizend honderdachtentwintig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 128,68 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
parketnummer 18/015577-22, benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat te betalen een bedrag van €
560,00 (zegge: vijfhonderd zestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 210,00 aan materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
parketnummer 18/015577-22, benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.511,82 (zegge: vijftienhonderdelf euro en tweeëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 711,82 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Dijkstra en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2023.