ECLI:NL:RBNNE:2023:2214

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
18-195596-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting in woning met gevaar voor goederen

Op 26 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in haar eigen woning te Leeuwarden. De verdachte is eerder vrijgesproken voor een andere brand in dezelfde woning wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 29 juli 2022 opzettelijk brand heeft gesticht, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De brandstichting vond plaats in een rijtjeswoning, wat het risico op overslaan naar aangrenzende woningen vergrootte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de brand niet in de woning aanwezig was, maar dat er voldoende bewijs was dat zij de brand had aangestoken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De vordering van de benadeelde partij, Woonstichting WoonFriesland, is deels toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot schadevergoeding voor de materiële schade die door de brand is ontstaan.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-195596-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [instelling]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.D. Nijenhuis, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in de periode van 27 juli 2022 tot en met 29 juli 2022 te Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, onder meer tijdens de nachtelijke uren in of nabij de (tussen)woning [pleegplaats] alhier, in gebruik bij
verdachte en/of haar kinderen, en eigendom van de woningstichting Woonfriesland (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brand versnellende middelen (terpentine, althans een aardoliedestilaat), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan op 27 juli 2022 omstreeks 01.30 uur de (buitenzijde en binnenzijde van de) voordeur van genoemde woning in brand is gevlogen, althans vlam heeft gevat, waarbij aardoliedestilaat, althans een brandbare stof door de brievenbus is gegooid, althans op de mat aan de binnenzijde van de woning is gekomen en/of op 29 juli 2022 omstreeks 21.50 uur in de genoemde woning aan de achterzijde brand is ontstaan waarbij de (binnenzijde van de) deur en/of de mu(u)r(en) en/of de gordijnen, althans textiel in de woning deels zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor overige in de genoemde woning [pleegplaats] aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide tenlastegelegde branden.
Ten aanzien van de eerste brand (op 27 juli 2022) stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat uit de beelden van de deurbelcamera van de bewoners van [adres] voldoende blijkt dat er op het tijdstip van de brand niemand anders bij de woning aanwezig is geweest, de verklaringen van verdachte op diverse punten aantoonbaar niet juist zijn en het aantreffen van de DNA-sporen van verdachte op een terpentinefles terwijl er brandversnellende middelen zijn aangetroffen bij de voordeur. Gelet op deze bewijsmiddelen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de brand door verdachte is aangestoken.
Uit de verklaringen van de getuigen en verdachte blijkt dat er op 29 juli 2022 een brand is ontstaan aan de achterzijde van de woning. Gelet op de camerabeelden van het [hotel] en de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte vier minuten voordat de brand is gemeld nog in de woning aanwezig is geweest, stelt het Openbaar Ministerie zich op het standpunt dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die de brand heeft aangestoken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide branden. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de brand op 27 juli 2022 stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte de brand niet kan hebben aangestoken omdat zij lag te slapen. De zoon van verdachte heeft de brand opgemerkt doordat hij een brandgeur rook en heeft vervolgens verdachte gewekt. Dat verdachte zelf de brand niet eerder heeft opgemerkt komt doordat zij onder invloed verkeerde en slaapmedicatie had gebruikt waardoor zij in een extra diepe slaap was. Zij was hierdoor tevens gedesoriënteerd waardoor zij verschillend heeft verklaard over de tijdstippen van de brand. Anders dan in het dossier staat vermeld, is de rookmelder pas afgegaan toen verdachte de brand bluste.
De raadsman betwist niet dat op de camerabeelden van de deurbelcamera van de bewoners aan [adres] geen andere personen zichtbaar zijn. De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze beelden niet uitsluiten dat er eventueel personen via de andere kant van de straat bij de woning van verdachte zijn gekomen en dus de camera niet hebben gepasseerd.
De terpentinefles die is aangetroffen in de groene container kan op een eerder moment in de container zijn gegooid. Aangezien er nog vuilniszakken in de container lagen op het moment van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat verdachte de container niet eerder heeft laten legen. Dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de terpentinefles is logisch nu zij heeft verklaard de fles te hebben gebruikt voor een barbecue.
Ten aanzien van de brand op 29 juli 2022 stelt de raadsman zich op het standpunt dat er uit het forensisch onderzoek niet is gebleken dat de brand is aangestoken. Er zijn geen brandversnellende middelen aangetroffen en alleen kortsluiting wordt door het onderzoek uitgesloten. Het is juist dat verdachte net voor het ontstaan van de brand de woning heeft verlaten, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat verdachte aanwezig was op het moment dat de brand is begonnen en daarmee ook niet dat zij de brand heeft aangestoken.
Ten aanzien van beide branden is er sprake van gerede twijfel, want de branden kunnen door een derde zijn gesticht. Uit de verklaringen van verdachte komen meerdere namen naar voren van mogelijke daders. Deze mogelijkheden zijn echter niet nader onderzocht door de politie. Daarnaast hebben zich meerdere incidenten afgespeeld waardoor het vermoeden dat een ander de brand heeft aangestoken wordt versterkt.
Oordeel van de rechtbank1
Vrijspraak brand 27 juli 2022
De rechtbank acht de aan verdachte tenlastegelegde brandstichting op 27 juli 2022 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 27 juli 2022 omstreeks 2022, na een brandmelding door de zoon van verdachte, zijn verbalisanten naar de woning van verdachte aan [pleegplaats] te Leeuwarden gegaan. Verdachte verklaart aan de verbalisanten dat zij in de woonkamer lag te slapen. Haar zoon was boven op zijn kamer en hoorde de rookmelder afgaan waarop hij zijn moeder heeft gewekt. In de keuken treft verdachte een brand bij de voordeur ter hoogte van de brievenbus aan. Verdachte verklaart voorts dat de brand zou zijn ontstaan om half twee in de nacht. Verbalisanten merken op dat zij op de grond van de keuken niets zien liggen en dat het gordijn dat voor de deur was opgehangen geen vlam had gevat. Daarnaast horen zij dat verdachte met een dubbele tong sprak en naar alcohol rook. Verdachte verklaart later bij de politie dat ook het gordijn vlam had gevat.
Uit telefoongegevens komt naar voren dat met de telefoon van verdachte op 26 juli 2022 om 23:48 uur via Whatsapp een bericht is verzonden aan getuige [getuige] en op 27 juli 2022 om 1:24 uur is er gepoogd via Whatsapp een audiogesprek te starten met [getuige] . Verdachte verklaart tijdens het verhoor bij de politie dat haar zoon in de avond de telefoon mee naar boven had genomen. Zij verklaart tevens dat haar zoon geen contact opneemt met vriendinnen van verdachte.
Tijdens het forensisch onderzoek ziet de verbalisant brandschade aan de brievenbus van de voordeur. Op de deurmat aan de binnenkant van de woning en tussen de tegels aan de buitenzijde van de voordeur van de woning werden een verhoogde waarde gemeten van brandversnellende middelen. De deurmat en tegel werden voor vervolgonderzoek veiliggesteld. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat beide monsters vluchtige stoffen bevatten afkomstig van aardoliedestillaat.
In de achtertuin van verdachte werd vervolgens in een groene container een lege fles terpentine aangetroffen. Tijdens het verhoor bij de politie verklaart verdachte onder meer dat zij het laatste jaar geen terpentine heeft gebruikt. Op de fles is vervolgens forensisch onderzoek verricht naar humane biologische sporen. De humane biologische sporen zijn onderzocht naar de waarschijnlijkheid dat de sporen het DNA bevat van verdachte. Het resultaat van het onderzoek aan de bemonstering van de fles is extreem veel waarschijnlijker wanneer het DNA bevat van verdachte dan wanneer het DNA bevat van een onbekende.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij elke twee weken de afval laat legen. Indien haar grijze container vol zit, gebruikt zij haar groene container als opslag voor de grijze container. Verdachte verklaart dat zij de afval uit haar groene container vervolgens bij anderen in de grijze container stopt wanneer het vuil wordt opgehaald.
Uit de online afvalwijzer van afvalverwerkingsbedrijf Omrin blijkt dat de grijze container voor het laatst op 26 juli 2022 kon worden geleegd.
Namens Woonstichting WoonFriesland is er aangifte gedaan van onder meer de brandstichting in de woning op 27 juli 2022. Door de brand moest de voordeur in zijn geheel worden vervangen.
Brandstichting 27 juli 2022
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast staat dat er op
27 juli 2022 met behulp van brandversnellende middelen brand is gesticht in de woning aan [pleegplaats] waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dit volgt niet alleen uit het forensisch onderzoek waarin het ontstaan van de brand is onderzocht, maar ook uit de aangifte van Woonstichting WoonFriesland waarin de schade aan de voordeur van de woning wordt beschreven.
Daderschap
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de tegenstrijdige verklaringen van verdachte en de afwijkingen in deze verklaringen ten opzichte van bevindingen en getuigenverklaringen, alsmede de aangetroffen fles terpentine en het daarop aangetroffen DNA materiaal, het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat voor de daadwerkelijke betrokkenheid van verdachte. Er kan op grond van de bewijsmiddelen uit het dossier niet met zekerheid worden vastgesteld dat de brand is aangestoken met behulp van terpentine. Tevens kan er niet uit de resultaten van het forensisch onderzoek worden afgeleid of de brand aan de buitenkant of binnenkant van de woning is aangestoken. Het sporenonderzoek is dermate summier dat daaruit niet onomstotelijk geconcludeerd kan worden dat de brand door verdachte van binnenuit de woning zou zijn aangestoken.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig om bewezen te verklaren dat het verdachte is geweest die op 27 juli 2022 met behulp van brandversnellende middelen brand heeft gesticht in haar woning aan [pleegplaats] te Leeuwarden.
Bewijsmiddelen brand 29 juli 2022
Op 29 juli 2022 komen tussen 21:55 en 22:32 uur meerdere meldingen bij de meldkamer binnen dat er brand is in de woning van verdachte aan [pleegplaats] te Leeuwarden.
2Verdachte verblijft op dat moment vanwege de brand op 27 juli 2022 samen met haar gezin in het [hotel] .
3
Omstreeks 22:30 uur heeft verbalisant [naam] gesproken met getuige [getuige] . Deze getuige verklaart aan de verbalisant dat hij van buurtbewoners had vernomen dat er brand was in de woning waarop hij naar de achterzijde van de woning is gegaan. Hij zag dat er brand was aan de binnenkant van de woning ter hoogte van de achterdeur.
4
Getuige [getuige] verklaart dat hij op 29 juli 2022 omstreeks 21:50 uur zich in zijn woning bevond aan [adres] . Hij hoorde eerst een piep en daaropvolgend een buurvrouw op straat roepen dat er brand was.
5
Getuige [getuige] verklaart dat zij rond 21:30 uur uit het raam had gekeken van haar woning en zij een kleine lichtblauw tot paarse auto aan de achterzijde van de woning van verdachte zag staan. Nadat de auto weg was gegaan merkte zij een barbecuegeur op. Toen zij ging kijken zag zij een vlam uit de zijkant van de serre en zag zij buren de tuin binnenlopen met een brandblusser.
6
Getuige [getuige] is op 1 augustus 2022 gehoord. Zij verklaart op 29 juli 2022 samen met verdachte naar de woning van verdachte te zijn gereden om babypotjes te halen. [getuige] heeft met haar auto, een blauwe VW Lupo, verdachte opgehaald van het hotel waar zij verbleef en zijn samen naar de woning gereden. Verdachte is vervolgens alleen aan de achterkant van de woning aan de tuinzijde de woning binnen gegaan terwijl [getuige] in haar auto bleef wachten. Ze verklaart dat het ongeveer 10 minuten duurde voordat verdachte weer terug in de auto kwam.
7Bij de politie verklaart verdachte op 24 november 2022 dat zij bij het verlaten van de woning de achterdeur heeft afgesloten met de sleutel. Bij het verlaten van de woning heeft zij geen andere mensen rondom de woning gezien.
8
[getuige] verklaart tevens dat zij bij het wegrijden geen andere mensen heeft gezien bij de woning en zij heeft verdachte vervolgens weer terug heeft gebracht naar het [hotel] . De terugweg duurde tussen de 6 en 10 minuten.
9
Op 2 augustus 2022 bekijkt verbalisant [naam] de beveiligingsbeelden van het [hotel] van 29 juli 2022 tussen 21:00 uur en 22:30 uur. De verbalisant ziet dat verdachte en getuige [getuige] om 21:23 uur het [hotel] uitlopen. Op de beelden is te zien dat zij om 21:58 uur het hotel weer binnenlopen.
10Verbalisanten [naam] en [naam] hebben met een stopwatch de route gereden van het [hotel] naar De Kei te Leeuwarden. Verbalisanten verklaren de route te hebben gereden in 6:22 minuten terwijl zij geen tot weinig hinder hebben ondervonden van overige verkeersgebruikers, zich hebben gehouden aan de maximale snelheid en alle stoplichten op groen stonden. Ze hebben een kort oponthoud gehad van 14 seconden.
11
De historische verkeersgegevens van telefoonnummer van verdachte, + [telefoonnummer] , zijn gevorderd en onderzocht. Uit de locatiegegevens beschrijft verbalisant [naam] de volgende bevindingen. Het telefoonnummer maakt om 21:46 uur verbinding met cel-ID [nummer] van de telefoonmast aan de [adres] te Leeuwarden. Het woonadres van verdachte valt onder het dekkingsgebied van de cel-ID die door de telefoon gebruikt wordt. Het betreffende telefoonnummer maakt tussen 22:02 uur en 22:04 uur verbinding met een telefoonmast aan de [adres] te Leeuwarden. Deze telefoonmast dekt het gebied aan de locatie waar het [hotel] is gevestigd.
12
In het rapport van het forensisch onderzoek in de woning aan [pleegplaats] verklaart verbalisant [naam] dat de achterdeur aan de binnenzijde zwart verbrand was. Er was meer inbranding aan de bovenzijde van de deur zichtbaar dan aan de onderzijde. Verbalisant zag dat op er op de muur een aftekening van de brand zichtbaar was en dat het bovenste raam naast de deur beroet en door de hitte kapot was gegaan. Het hangende gordijn en materialen die in de directe omgeving van de brand waren aangetast en zijn gaan branden. Gelet op de aangetroffen sporen kan worden uitgesloten dat er sprake is van een elektrische oorzaak van de brand. Uit het onderzoek blijkt dat de plaats aan de binnenkant van de achterdeur, tegen de muur, wordt aangemerkt als mogelijke ontstaansgebied van de brand.
13
Op 28 november 2022 wordt er namens Woonstichting WoonFriesland aangifte gedaan van onder meer de brandstichting in de woning aan [pleegplaats] te Leeuwarden op 29 juli 2022. Door de brand, rook en het blussen is de gehele woning onbewoonbaar en is er forse financiële schade ontstaan.
14
Bewijsoverwegingen Brandstichting [pleegplaats]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast staat dat er op 29 juli 2022 brand is gesticht in de woning aan [pleegplaats] waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dit volgt niet alleen uit het forensisch onderzoek naar het ontstaan van de brand, maar ook uit de aangifte van Woonstichting WoonFriesland waarin de schade aan de woning door de brand, het blussen en de rook zijn beschreven.
Daderschap
Op grond van de telefoongegevens stelt de rechtbank vast dat verdachte om 21:46 uur in de buurt van de woning aan [pleegplaats] aanwezig was. Uit de verklaring van [getuige] blijkt dat verdachte gedurende enige tijd alleen in de woning aanwezig is geweest. Om 21:58 uur is op de camerabeelden van het [hotel] te zien dat verdachte het hotel binnenloopt. De route van [pleegplaats] naar het [hotel] met de auto duurt volgens onderzoek ongeveer zes minuten. [getuige] verklaart dat de terugrit met verdachte tussen de zes en tien minuten heeft geduurd. Uitgaande van een rit van 10 minuten, het voor verdachte meest gunstige uitgangspunt, is verdachte om 21:48 uur vertrokken bij de woning. Getuige [getuige] verklaart om 21:50 uur een geluid te hebben gehoord (gepiep) dat kan worden toegeschreven aan een rookmelder en daaropvolgend hoort hij een buurvrouw roepen dat er brand is.
Uit het dossier blijkt dat verdachte en [getuige] tijdens hun aanwezigheid en bij het vertrek bij de woning geen andere personen rondom de woning hebben opgemerkt. Getuige [getuige] verklaart meermalen uit het raam te hebben gekeken naar de woning van verdachte. Zij heeft tevens uit het raam gekeken op het moment dat de auto was vertrokken en de brand nog niet was opgemerkt. Zij benoemt niet dat zij in deze tussenliggende periode nog andere personen bij de woning heeft gezien.
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, waarin een derde de brand zou hebben gesticht in periode tussen het moment dat verdachte de woning heeft verlaten en de eerste waarnemingen van de brand door de buurtbewoners uiterst onwaarschijnlijk. De rechtbank overweegt daartoe dat deze verklaring op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. Gelet op het korte tijdsbestek van enkele minuten tussen het vertrek van verdachte en het opmerken van de brand door buurtbewoners en de tijd die nodig moet zijn geweest om de brand door voldoende omvang en rookontwikkeling op te kunnen merken, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het verdachte is geweest die de brand heeft aangestoken.
Conclusie
Uit vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 juli brand heeft gesticht aan de woning aan [pleegplaats] te Leeuwarden waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Zij op 29 juli 2022 te Leeuwarden, in tussenwoning gelegen aan [pleegplaats] alhier, in gebruik bij verdachte en haar kinderen en eigendom van de woningstichting WoonFriesland opzettelijk brand heeft gesticht op 29 juli 2022 omstreeks 21.50 uur in de genoemde woning aan de achterzijde brand is ontstaan waarbij de binnenzijde van de deur, de muur en de gordijnen in de woning deels zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor overige in de genoemde woning [pleegplaats] aanwezige goederen te duchten was;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor integrale vrijspraak.
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring stelt de raadsman zich op het standpunt dat er een gevangenisstraf dient te volgen gelijk aan de duur van de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis. Indien de rechtbank van oordeel is dat er bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd, verzoekt de raadsman om geen opname in het Pieter Baan Centrum ter nadere observatie en rapportage te bevelen, maar het advies van de reclassering te volgen en een klinische opname te op te leggen als voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte ontvangt vanuit het vrijwillig kader ondersteuning van het FACT-team. Zij wil deze hulpverlening bij het verlaten van detentie graag voortzetten. Het FACT-team heeft voldoende zicht op verdachte waardoor er onvoldoende aanleiding is om verdachte in het Pieter Baan Centrum te laten observeren.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Verslagingszorg Noord Nederland, het Pro Justitia rapport van 8 maart 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 29 juli 2022 schuldig gemaakt aan brandstichting in de door haar van WoonFriesland gehuurde woning. Deze woning is een rijtjeswoning waardoor de brand, indien deze niet tijdig was opgemerkt, mogelijk had kunnen overslaan naar de aangrenzende woningen. Dat de brand beperkt is gebleven tot de woning van verdachte is niet aan verdachte te danken nu zij direct na de brandstichting is vertrokken. Ze heeft zich niet laten weerhouden door de zeer voorzienbare gevolgen van haar handelen en de mogelijke gevaren daarvan voor anderen. De schade die is ontstaan door de brand is aanzienlijk en heeft ertoe geleid dat de woning gedurende langere onbewoonbaar en daarmee ook onverhuurbaar is geweest. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is niet duidelijk geworden wat het motief van verdachte is geweest voor het plegen van de brandstichting, nu verdachte geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor haar gedragingen.
Brandstichting is een zeer ernstig en gevaarlijk feit. Naast de forse materiele schade heeft een brand grote impact op betrokkenen en omwonenden. Daarnaast zorgt een brandstichting in een woonwijk met overwegend rijtjeswoningen voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Een brand is per definitie oncontroleerbaar en de gevolgen ervan zijn daarom ook onvoorspelbaar en niet zelden ook onbeheersbaar. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 17 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte onlangs is veroordeeld voor het plegen van meerdere diefstallen en – weliswaar langer gelden – is veroordeeld voor mensenhandel en mishandeling. Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortelijke strafbare feiten.
Persoon van dader
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage d.d. 8 maart 2023 van drs. M.C.G. Smeets, GZ-psycholoog. Gerapporteerd wordt dat verdachte op momenten een kwetsbare, angstige en soms wanhopige houding aanneemt en zich op andere momenten presenteert als een persoon die haar leven helemaal onder controle heeft. In de persoonlijkheid worden enkele bijzonderheden opgemerkt. Verdachte stelt zich meewerkend op maar neemt zelf ook een sturende houding aan door zelf informatie op te vragen. Daarnaast stelt verdachte zich sociaal wenselijk op waarbij zij de problematiek rondom de situatie van haar kinderen, (ernstige) verslavingen en psychiatrische problematiek bagatelliseert. In contact met haar ex-man, familie en hulpverlening wordt een sterke afhankelijke relatie waargenomen, maar ook een wisselende houding waarbij zij relaties aantrekt en afduwt. Gelet op de sociaal wenselijke en gesloten houding van verdachte dienen de uitslagen van het psychologisch onderzoek als grotendeels onbetrouwbaar worden beschouwd. Er komt geen eenduidig beeld naar voren over de psychiatrische diagnostiek van de verschillende referenten en er is sprake van discrepantie binnen de informatie van derden en verdachte. In het rapport wordt persoonlijkheidsproblematiek met afhankelijke en borderline trekken als een mogelijke diagnose genoemd gelet op de depressieve- en angstklachten, angst voor verlating, instabiele intieme relaties en verdachtes grote gevoeligheid voor verslavingen. Omdat er vanwege tegenstijdige resultaten in het onderzoek geen eenduidige informatie is over een mogelijke psychische stoornis, dient er aanvullend onderzoek te worden gedaan. Tevens wordt uit dit onderzoek niet duidelijk of er al dan niet sprake is van een verstandelijke beperking waarvoor de uitslag van het intelligentie onderzoek wel aanwijzingen heeft gegeven. Het rapport kan door de onvolledigheid geen uitsluitsel geven of er sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Het advies is verdachte op te laten nemen in het Pieter Baan Centrum om verdachte uitgebreid te observeren en daarmee een meer volledig beeld ten aanzien van de diagnostiek te verkrijgen.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 7 april 2023 van reclasseringswerker [naam] blijkt onder meer dat binnen het gezin van verdachte meerdere hulpverleningsinstanties betrokken zijn. Verdachte ontvangt behandeling bij het FACT-team van GGZ Friesland. De reclassering geeft aan zich zorgen te maken over verdachte, mede vanwege haar verslavingsgevoeligheid en angst. Verdachte beseft zelf hulp nodig te hebben maar is van mening dat dit binnen het ambulante kader mogelijk is. De reclassering acht de kans aanwezig op recidive door middelengebruik zolang zij geen opname heeft gehad voor de problematiek zoals beschreven in het Pro Justitia rapport. Aangezien er nu onvoldoende informatie voorhanden is om tot een diagnose te komen, adviseert reclassering verdachte op te laten nemen in een (forensisch) psychiatrische verslavingskliniek ten behoeve van een diagnostisch onderzoek. Zij stellen dat verdachte momenteel te kwetsbaar is om terug te keren naar haar huidige woning.
De reclassering schat het risico op recidive als hoog. Hierbij wordt rekening gehouden met het delict verleden, de informatie van Veilig Thuis, de alcohol- en psychische problematiek van verdachte.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf passend is, omdat de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden is. Hiervan zal de rechtbank een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk opleggen.
In het bijzonder is de rechtbank van oordeel – mede gelet op de eerder aangehaalde rapportages over de persoon van de verdachte – dat verdachte gebaat is bij aanvullende hulpverlening waarbij haar problematiek nader in beeld kan worden gebracht, waardoor gericht hulpverlening kan worden ingezet. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte hiertoe nader te laten observeren in het Pieter Baan Centrum, maar zal als bijzondere voorwaarde gekoppeld aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de voorwaarde verbinden dat in een klinische setting nadere diagnostiek plaats zal vinden. Ook de andere door de reclassering geadviseerde voorwaarden zullen aan verdachte in dit kader worden opgelegd. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de persoon van de verdachte en de hoge kans op recidive van een gelijksoortig misdrijf, stelt de rechtbank de proeftijd op 3 jaren.

Benadeelde partij

Woonstichting WoonFriesland heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.000,00 ter vergoeding van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast vordert zij de vergoeding van proceskosten te begroten volgens het liquidatietarief.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van Woonstichting WoonFriesland vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleitte vrijspraak, primair zich op het standpunt gesteld de vordering van Woonstichting WoonFriesland af te wijzen.
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, refereert de raadsman zich ten aanzien van de vordering aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de brand op 27 juli 2022
Zoals hiervoor is overwogen wordt de verdachte vrijgesproken van de brandstichting op 27 juli 2022 waarvoor de benadeelde partij onder meer schadevergoeding heeft gevraagd. Hierdoor kan de verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor de gevorderde schade van de benadeelde partij. De rechtbank verklaart daarom de benadeelde partij in haar vorderingen niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de strafrechter de vordering van de benadeelde partij niet inhoudelijk behandelt in deze strafzaak.
Ten aanzien van de brand op 29 juli 2022
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 juli 2022. De gevorderde vergoeding van de kosten van rechtsbijstand zullen worden begroot op basis van het liquidatietarief. De rechtbank waardeert de verrichte werkzaamheden op twee punten en stelt het liquidatietarief vast op tarief IV.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 teLeeuwarden;
dat de veroordeelde zich zal laten opnemen in een (forensisch) psychiatrisch verslavingskliniek,althans een soortgelijke intramurale instelling, ter beoordeling door het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Het doel van de opname is in eerste instantie diagnostisch onderzoek en indien geïndiceerd zal veroordeelde meewerken aan een klinische behandeling voor de duur van maximaal één jaar;
dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen bij een ambulante forensische zorg,aangewezen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die ambulante forensische zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor haar verslavingsproblematiek en emotionele welzijn;
dat veroordeelde zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en/of drugs om hetmiddelengebruik te beheersen, zolang de reclassering dit nodig acht. De controle gebeurt door urineen/of ademonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Ten aanzien van de benadeelde partij Woonstichting WoonFriesland:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
Woonstichting WoonFrieslandte betalen:
  • het bedrag van € 2.500,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op € 2.366,00.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van Woonstichting WoonFriesland aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.500,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 2.500,00 aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor
de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2023.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer 2022196996 doorgenummerd 1 tot en met 184.
Pagina 33.
Pagina 9.
Pagina 31.
Pagina 90.
Pagina 93.
Pagina 96.
Pagina 175.
Pagina 96.
Pagina 44.
Pagina 53.
Pagina 56.
Pagina 100.
Pagina 22.