Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide tenlastegelegde branden.
Ten aanzien van de eerste brand (op 27 juli 2022) stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat uit de beelden van de deurbelcamera van de bewoners van [adres] voldoende blijkt dat er op het tijdstip van de brand niemand anders bij de woning aanwezig is geweest, de verklaringen van verdachte op diverse punten aantoonbaar niet juist zijn en het aantreffen van de DNA-sporen van verdachte op een terpentinefles terwijl er brandversnellende middelen zijn aangetroffen bij de voordeur. Gelet op deze bewijsmiddelen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de brand door verdachte is aangestoken.
Uit de verklaringen van de getuigen en verdachte blijkt dat er op 29 juli 2022 een brand is ontstaan aan de achterzijde van de woning. Gelet op de camerabeelden van het [hotel] en de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte vier minuten voordat de brand is gemeld nog in de woning aanwezig is geweest, stelt het Openbaar Ministerie zich op het standpunt dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die de brand heeft aangestoken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide branden. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de brand op 27 juli 2022 stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte de brand niet kan hebben aangestoken omdat zij lag te slapen. De zoon van verdachte heeft de brand opgemerkt doordat hij een brandgeur rook en heeft vervolgens verdachte gewekt. Dat verdachte zelf de brand niet eerder heeft opgemerkt komt doordat zij onder invloed verkeerde en slaapmedicatie had gebruikt waardoor zij in een extra diepe slaap was. Zij was hierdoor tevens gedesoriënteerd waardoor zij verschillend heeft verklaard over de tijdstippen van de brand. Anders dan in het dossier staat vermeld, is de rookmelder pas afgegaan toen verdachte de brand bluste.
De raadsman betwist niet dat op de camerabeelden van de deurbelcamera van de bewoners aan [adres] geen andere personen zichtbaar zijn. De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze beelden niet uitsluiten dat er eventueel personen via de andere kant van de straat bij de woning van verdachte zijn gekomen en dus de camera niet hebben gepasseerd.
De terpentinefles die is aangetroffen in de groene container kan op een eerder moment in de container zijn gegooid. Aangezien er nog vuilniszakken in de container lagen op het moment van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat verdachte de container niet eerder heeft laten legen. Dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de terpentinefles is logisch nu zij heeft verklaard de fles te hebben gebruikt voor een barbecue.
Ten aanzien van de brand op 29 juli 2022 stelt de raadsman zich op het standpunt dat er uit het forensisch onderzoek niet is gebleken dat de brand is aangestoken. Er zijn geen brandversnellende middelen aangetroffen en alleen kortsluiting wordt door het onderzoek uitgesloten. Het is juist dat verdachte net voor het ontstaan van de brand de woning heeft verlaten, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat verdachte aanwezig was op het moment dat de brand is begonnen en daarmee ook niet dat zij de brand heeft aangestoken.
Ten aanzien van beide branden is er sprake van gerede twijfel, want de branden kunnen door een derde zijn gesticht. Uit de verklaringen van verdachte komen meerdere namen naar voren van mogelijke daders. Deze mogelijkheden zijn echter niet nader onderzocht door de politie. Daarnaast hebben zich meerdere incidenten afgespeeld waardoor het vermoeden dat een ander de brand heeft aangestoken wordt versterkt.
Oordeel van de rechtbank1
Vrijspraak brand 27 juli 2022
De rechtbank acht de aan verdachte tenlastegelegde brandstichting op 27 juli 2022 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 27 juli 2022 omstreeks 2022, na een brandmelding door de zoon van verdachte, zijn verbalisanten naar de woning van verdachte aan [pleegplaats] te Leeuwarden gegaan. Verdachte verklaart aan de verbalisanten dat zij in de woonkamer lag te slapen. Haar zoon was boven op zijn kamer en hoorde de rookmelder afgaan waarop hij zijn moeder heeft gewekt. In de keuken treft verdachte een brand bij de voordeur ter hoogte van de brievenbus aan. Verdachte verklaart voorts dat de brand zou zijn ontstaan om half twee in de nacht. Verbalisanten merken op dat zij op de grond van de keuken niets zien liggen en dat het gordijn dat voor de deur was opgehangen geen vlam had gevat. Daarnaast horen zij dat verdachte met een dubbele tong sprak en naar alcohol rook. Verdachte verklaart later bij de politie dat ook het gordijn vlam had gevat.
Uit telefoongegevens komt naar voren dat met de telefoon van verdachte op 26 juli 2022 om 23:48 uur via Whatsapp een bericht is verzonden aan getuige [getuige] en op 27 juli 2022 om 1:24 uur is er gepoogd via Whatsapp een audiogesprek te starten met [getuige] . Verdachte verklaart tijdens het verhoor bij de politie dat haar zoon in de avond de telefoon mee naar boven had genomen. Zij verklaart tevens dat haar zoon geen contact opneemt met vriendinnen van verdachte.
Tijdens het forensisch onderzoek ziet de verbalisant brandschade aan de brievenbus van de voordeur. Op de deurmat aan de binnenkant van de woning en tussen de tegels aan de buitenzijde van de voordeur van de woning werden een verhoogde waarde gemeten van brandversnellende middelen. De deurmat en tegel werden voor vervolgonderzoek veiliggesteld. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat beide monsters vluchtige stoffen bevatten afkomstig van aardoliedestillaat.
In de achtertuin van verdachte werd vervolgens in een groene container een lege fles terpentine aangetroffen. Tijdens het verhoor bij de politie verklaart verdachte onder meer dat zij het laatste jaar geen terpentine heeft gebruikt. Op de fles is vervolgens forensisch onderzoek verricht naar humane biologische sporen. De humane biologische sporen zijn onderzocht naar de waarschijnlijkheid dat de sporen het DNA bevat van verdachte. Het resultaat van het onderzoek aan de bemonstering van de fles is extreem veel waarschijnlijker wanneer het DNA bevat van verdachte dan wanneer het DNA bevat van een onbekende.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij elke twee weken de afval laat legen. Indien haar grijze container vol zit, gebruikt zij haar groene container als opslag voor de grijze container. Verdachte verklaart dat zij de afval uit haar groene container vervolgens bij anderen in de grijze container stopt wanneer het vuil wordt opgehaald.
Uit de online afvalwijzer van afvalverwerkingsbedrijf Omrin blijkt dat de grijze container voor het laatst op 26 juli 2022 kon worden geleegd.
Namens Woonstichting WoonFriesland is er aangifte gedaan van onder meer de brandstichting in de woning op 27 juli 2022. Door de brand moest de voordeur in zijn geheel worden vervangen.
Brandstichting 27 juli 2022
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast staat dat er op
27 juli 2022 met behulp van brandversnellende middelen brand is gesticht in de woning aan [pleegplaats] waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dit volgt niet alleen uit het forensisch onderzoek waarin het ontstaan van de brand is onderzocht, maar ook uit de aangifte van Woonstichting WoonFriesland waarin de schade aan de voordeur van de woning wordt beschreven.
Daderschap
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de tegenstrijdige verklaringen van verdachte en de afwijkingen in deze verklaringen ten opzichte van bevindingen en getuigenverklaringen, alsmede de aangetroffen fles terpentine en het daarop aangetroffen DNA materiaal, het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat voor de daadwerkelijke betrokkenheid van verdachte. Er kan op grond van de bewijsmiddelen uit het dossier niet met zekerheid worden vastgesteld dat de brand is aangestoken met behulp van terpentine. Tevens kan er niet uit de resultaten van het forensisch onderzoek worden afgeleid of de brand aan de buitenkant of binnenkant van de woning is aangestoken. Het sporenonderzoek is dermate summier dat daaruit niet onomstotelijk geconcludeerd kan worden dat de brand door verdachte van binnenuit de woning zou zijn aangestoken.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig om bewezen te verklaren dat het verdachte is geweest die op 27 juli 2022 met behulp van brandversnellende middelen brand heeft gesticht in haar woning aan [pleegplaats] te Leeuwarden.
Bewijsmiddelen brand 29 juli 2022
Op 29 juli 2022 komen tussen 21:55 en 22:32 uur meerdere meldingen bij de meldkamer binnen dat er brand is in de woning van verdachte aan [pleegplaats] te Leeuwarden.
2Verdachte verblijft op dat moment vanwege de brand op 27 juli 2022 samen met haar gezin in het [hotel] .
3
Omstreeks 22:30 uur heeft verbalisant [naam] gesproken met getuige [getuige] . Deze getuige verklaart aan de verbalisant dat hij van buurtbewoners had vernomen dat er brand was in de woning waarop hij naar de achterzijde van de woning is gegaan. Hij zag dat er brand was aan de binnenkant van de woning ter hoogte van de achterdeur.
4
Getuige [getuige] verklaart dat hij op 29 juli 2022 omstreeks 21:50 uur zich in zijn woning bevond aan [adres] . Hij hoorde eerst een piep en daaropvolgend een buurvrouw op straat roepen dat er brand was.
5
Getuige [getuige] verklaart dat zij rond 21:30 uur uit het raam had gekeken van haar woning en zij een kleine lichtblauw tot paarse auto aan de achterzijde van de woning van verdachte zag staan. Nadat de auto weg was gegaan merkte zij een barbecuegeur op. Toen zij ging kijken zag zij een vlam uit de zijkant van de serre en zag zij buren de tuin binnenlopen met een brandblusser.
6
Getuige [getuige] is op 1 augustus 2022 gehoord. Zij verklaart op 29 juli 2022 samen met verdachte naar de woning van verdachte te zijn gereden om babypotjes te halen. [getuige] heeft met haar auto, een blauwe VW Lupo, verdachte opgehaald van het hotel waar zij verbleef en zijn samen naar de woning gereden. Verdachte is vervolgens alleen aan de achterkant van de woning aan de tuinzijde de woning binnen gegaan terwijl [getuige] in haar auto bleef wachten. Ze verklaart dat het ongeveer 10 minuten duurde voordat verdachte weer terug in de auto kwam.
7Bij de politie verklaart verdachte op 24 november 2022 dat zij bij het verlaten van de woning de achterdeur heeft afgesloten met de sleutel. Bij het verlaten van de woning heeft zij geen andere mensen rondom de woning gezien.
8
[getuige] verklaart tevens dat zij bij het wegrijden geen andere mensen heeft gezien bij de woning en zij heeft verdachte vervolgens weer terug heeft gebracht naar het [hotel] . De terugweg duurde tussen de 6 en 10 minuten.
9
Op 2 augustus 2022 bekijkt verbalisant [naam] de beveiligingsbeelden van het [hotel] van 29 juli 2022 tussen 21:00 uur en 22:30 uur. De verbalisant ziet dat verdachte en getuige [getuige] om 21:23 uur het [hotel] uitlopen. Op de beelden is te zien dat zij om 21:58 uur het hotel weer binnenlopen.
10Verbalisanten [naam] en [naam] hebben met een stopwatch de route gereden van het [hotel] naar De Kei te Leeuwarden. Verbalisanten verklaren de route te hebben gereden in 6:22 minuten terwijl zij geen tot weinig hinder hebben ondervonden van overige verkeersgebruikers, zich hebben gehouden aan de maximale snelheid en alle stoplichten op groen stonden. Ze hebben een kort oponthoud gehad van 14 seconden.
11
De historische verkeersgegevens van telefoonnummer van verdachte, + [telefoonnummer] , zijn gevorderd en onderzocht. Uit de locatiegegevens beschrijft verbalisant [naam] de volgende bevindingen. Het telefoonnummer maakt om 21:46 uur verbinding met cel-ID [nummer] van de telefoonmast aan de [adres] te Leeuwarden. Het woonadres van verdachte valt onder het dekkingsgebied van de cel-ID die door de telefoon gebruikt wordt. Het betreffende telefoonnummer maakt tussen 22:02 uur en 22:04 uur verbinding met een telefoonmast aan de [adres] te Leeuwarden. Deze telefoonmast dekt het gebied aan de locatie waar het [hotel] is gevestigd.
12
In het rapport van het forensisch onderzoek in de woning aan [pleegplaats] verklaart verbalisant [naam] dat de achterdeur aan de binnenzijde zwart verbrand was. Er was meer inbranding aan de bovenzijde van de deur zichtbaar dan aan de onderzijde. Verbalisant zag dat op er op de muur een aftekening van de brand zichtbaar was en dat het bovenste raam naast de deur beroet en door de hitte kapot was gegaan. Het hangende gordijn en materialen die in de directe omgeving van de brand waren aangetast en zijn gaan branden. Gelet op de aangetroffen sporen kan worden uitgesloten dat er sprake is van een elektrische oorzaak van de brand. Uit het onderzoek blijkt dat de plaats aan de binnenkant van de achterdeur, tegen de muur, wordt aangemerkt als mogelijke ontstaansgebied van de brand.
13
Op 28 november 2022 wordt er namens Woonstichting WoonFriesland aangifte gedaan van onder meer de brandstichting in de woning aan [pleegplaats] te Leeuwarden op 29 juli 2022. Door de brand, rook en het blussen is de gehele woning onbewoonbaar en is er forse financiële schade ontstaan.
14
Bewijsoverwegingen Brandstichting [pleegplaats]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast staat dat er op 29 juli 2022 brand is gesticht in de woning aan [pleegplaats] waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dit volgt niet alleen uit het forensisch onderzoek naar het ontstaan van de brand, maar ook uit de aangifte van Woonstichting WoonFriesland waarin de schade aan de woning door de brand, het blussen en de rook zijn beschreven.
Daderschap
Op grond van de telefoongegevens stelt de rechtbank vast dat verdachte om 21:46 uur in de buurt van de woning aan [pleegplaats] aanwezig was. Uit de verklaring van [getuige] blijkt dat verdachte gedurende enige tijd alleen in de woning aanwezig is geweest. Om 21:58 uur is op de camerabeelden van het [hotel] te zien dat verdachte het hotel binnenloopt. De route van [pleegplaats] naar het [hotel] met de auto duurt volgens onderzoek ongeveer zes minuten. [getuige] verklaart dat de terugrit met verdachte tussen de zes en tien minuten heeft geduurd. Uitgaande van een rit van 10 minuten, het voor verdachte meest gunstige uitgangspunt, is verdachte om 21:48 uur vertrokken bij de woning. Getuige [getuige] verklaart om 21:50 uur een geluid te hebben gehoord (gepiep) dat kan worden toegeschreven aan een rookmelder en daaropvolgend hoort hij een buurvrouw roepen dat er brand is.
Uit het dossier blijkt dat verdachte en [getuige] tijdens hun aanwezigheid en bij het vertrek bij de woning geen andere personen rondom de woning hebben opgemerkt. Getuige [getuige] verklaart meermalen uit het raam te hebben gekeken naar de woning van verdachte. Zij heeft tevens uit het raam gekeken op het moment dat de auto was vertrokken en de brand nog niet was opgemerkt. Zij benoemt niet dat zij in deze tussenliggende periode nog andere personen bij de woning heeft gezien.
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, waarin een derde de brand zou hebben gesticht in periode tussen het moment dat verdachte de woning heeft verlaten en de eerste waarnemingen van de brand door de buurtbewoners uiterst onwaarschijnlijk. De rechtbank overweegt daartoe dat deze verklaring op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. Gelet op het korte tijdsbestek van enkele minuten tussen het vertrek van verdachte en het opmerken van de brand door buurtbewoners en de tijd die nodig moet zijn geweest om de brand door voldoende omvang en rookontwikkeling op te kunnen merken, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het verdachte is geweest die de brand heeft aangestoken.
Conclusie
Uit vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 juli brand heeft gesticht aan de woning aan [pleegplaats] te Leeuwarden waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was.