ECLI:NL:RBNNE:2023:2188

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
18-208966-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met glazen fles na woordenwisseling

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juli 2022 een onbekende man met een glazen flesje op het hoofd heeft geslagen na een woordenwisseling. Het slachtoffer liep hierdoor een verwonding op die gehecht moest worden. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van noodweer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en kreeg de maatregel TBS met voorwaarden opgelegd, waarbij de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Daarnaast werd een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opgelegd. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij toe, die schadevergoeding eiste voor de opgelopen verwondingen.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn beroep op noodweer, de confrontatie had gezocht en niet had gereageerd op verzoeken om weg te gaan. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan het slachtoffer, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de psychologische rapportages die wezen op een verstandelijke beperking en antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat de ernst van het feit en het hoge recidiverisico een TBS-maatregel noodzakelijk maakten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/208966-22 vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/158781-21, 21/002844-16 en 21/006637-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 26 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair hij, op of omstreeks 24 juli 2022, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een fles, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij, op of omstreeks 24 juli 2022, in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een fles, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het schriftelijk requisitoir veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring voor het primair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 24 juli 2022, opgenomen op pagina 1
e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022191203 van 18 augustus 2022, inhoudend de aangifte van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 31 juli 2022, opgenomen op pagina 11
e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het aanvullend verhoor van [slachtoffer] ;
4. een Forensisch Geneeskundig Letselverslag, op 9 augustus 2022 opgemaakt en ondertekend doorA.J. Schrooyen, forensisch arts.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 24 juli 2022 in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een fles op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair Poging tot zware mishandeling
Vervolgens is de vraag aan de orde of er sprake is van een strafuitsluitingsgrond.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces. Hij heeft daartoe gesteld dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding omdat hij werd aangevallen door aangever. Aangever, die aanzienlijk groter is dan verdachte, duwde verdachte en sloeg hem vervolgens meerdere keren. Er was sprake van een noodzaak tot verdediging. Om die reden heeft verdachte de fles gepakt en aangever daarmee één keer op zijn hoofd geslagen. Daarna is het gevecht gestopt. Subsidiair is sprake van noodweerexces. Verdachte heeft gehandeld vanuit een hevige gemoedsbeweging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat er sprake is geweest van een noodweersituatie. Verdachte was de agressor.
Uit de aangifte en de verklaringen van de getuigen blijkt dat verdachte langs het groepje fietste en vervolgens terug is gefietst. Hij heeft zijn ex-vriendin bij de arm gepakt. Aangever was hiervan getuige en probeerde te sussen en vroeg vervolgens de verdachte om diens ex-vriendin los te laten.
Verdachte heeft de fles gepakt en aangever daarmee op zijn hoofd geslagen. Er was geen sprake van een noodzaak tot verdediging en het beroep op noodweer dient dan ook te worden verworpen.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes eigen lijf, eerbaarheid of goed of die van een derde, dan wel dient er sprake te zijn van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De door verdachte verrichte handelingen dienen noodzakelijk te zijn geweest om de aanval te doen ophouden
(subsidiariteitsvereiste). Daarbij dient voorts te worden beoordeeld of verdachte binnen de grenzen van de noodzakelijke verdediging is gebleven (proportionaliteitsvereiste). Een beroep op noodweer(exces) kan niet slagen indien de gedraging van degene die zich op deze strafuitsluitingsgrond beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar -naar de kern bezien- als aanvallend, bijvoorbeeld gericht op confrontatie of deelneming aan een gevecht.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de behandeling ter zitting het volgende vast. Op 4 juli
2022 lopen aangever, [naam] (verdachtes ex-vriendin) en haar moeder over de Voorstreek in Leeuwarden. Verdachte passeert, terwijl hij in de andere richting fietst, het groepje in eerste instantie, maar keert om. Hij spreekt [naam] aan en pakt haar bij haar arm. Aan verdachte wordt meermalen te kennen gegeven dat hij [naam] los moet laten en weg moet gaan. Verdachte geeft hieraan echter geen gevolg, wat hij ter zitting motiveerde met het standpunt dat hij met [naam] wilde praten en dat het niet aan aangever was om dat te beletten. Als aangever probeert om [naam] te ontzetten, ontstaat er een schermutseling tussen verdachte en aangever, waarbij de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen wie van beiden als eerste heeft geduwd en/of geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat in dit geval in het midden blijven. Enerzijds omdat verdachte de confrontatie heeft gezocht en anderzijds omdat hij geen gevolg heeft gegeven aan herhaalde verzoeken van zowel [naam] als aangever om weg te gaan. Het had verdachte duidelijk kunnen en moeten zijn dat de escalerende confrontatie met aangever zou ophouden zodra verdachte gevolg zou geven aan de verzoeken om weg te gaan. Verdachte heeft de mogelijkheid om zich te onttrekken aan de door hem zelf veroorzaakte situatie niet gebruikt. Integendeel: hij heeft ervoor gekozen om
-terwijl aangever ongewapend was- een glazen flesje uit de handen van [naam] te pakken en aangever hiermee op zijn hoofd te slaan. Onder die omstandigheden komt verdachte geen beroep toe op noodweer. Nu geen sprake is geweest van een noodweersituatie, slaagt het beroep op noodweerexces reeds daarom niet.
Het feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van het voorarrest, oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (verder: TBS) met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid (hierna: DUT) van deze maatregel gevorderd en oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft in zijn eis meegewogen dat het feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor ontslag van alle rechtsvervolging. Gelet daarop zou verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld moeten worden. Subsidiair zou, gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, een gevangenisstraf van vijf maanden passend zijn. Ook om die reden zou verdachte op grond van artikel 67a lid 3 Sv. onmiddellijk in vrijheid moeten worden gesteld. Oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden is naar het oordeel van de raadsman niet aan de orde omdat het bewezenverklaarde in de kern geen TBS-waardig feit is. In eerste instantie is dit ook zo beoordeeld door het openbaar ministerie. Dat blijkt wel uit het feit dat de zaak aanvankelijk is aangebracht op een zitting van de politierechter.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de diverse rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft na een woordenwisseling en een handgemeen een voor hem onbekende man met een glazen flesje op zijn hoofd geslagen. Het slachtoffer liep een verwonding aan zijn hoofd op. Deze moest worden gehecht. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschonden.
Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank in strafverzwarende zin bovendien mee dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte was zodoende een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om zich -nota bene tijdens nog lopende proeftijden- opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook gelet op de uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 12 januari 2023, opgemaakt door dr. H.A. de Haan, psychiater en drs. M. Welfing-Bakker, psychiater in opleiding en de rapportage van 10 januari 2023 opgemaakt door W.J.P. Gaertner,
GZ-psycholoog. De conclusie van deze rapportages luidt -zakelijk weergegeven- dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheids-stoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en lachgas. Deze stoornissen speelden ten tijde van het ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed.
De deskundigen adviseren verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de psycholoog en de psychiater omtrent de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt die tot de hare. De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verdachte verminderd kan worden toegerekend.
Voornoemde deskundigen schatten de kans op recidive in als hoog. De behandeling van GGZ Friesland en de begeleiding van de reclassering en Stay Focused hebben tot onvoldoende gedragsverandering en onvoldoende verbeterde stabiliteit van leven geleid en recidivering niet kunnen voorkomen. Vanuit overwegingen van beveiliging en het feit dat een langdurige ambulante forensisch psychiatrische behandeling geen succes heeft gehad, is een klinisch behandeltraject geïndiceerd. De deskundigen adviseren om aan verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. Het is, aldus de deskundigen, noodzakelijk dat gedwongen hulpverlening wordt ingezet, startend binnen een klinisch kader. Gedacht moet worden aan een klinisch forensisch psychiatrische behandeling geschikt voor personen met een verstandelijke beperking met een gemiddeld tot hoog beveiligingsniveau (vanwege het hoge recidiverisico) in een FPK (of FPC). De behandeling moet worden gericht op zijn verslaving en stoornis van de persoonlijkheid, waaronder agressie- en emotieregulatie, zelfbeeld, sociale vaardigheden en mogelijk verwerking van aspecten uit zijn verleden. Tevens dient de hulp te worden gericht op relatie/systeem, (beschermd) wonen en dagbesteding/werken. Verdachte zal tijdens en na de behandeling meerdere jaren in een beschermde woonomgeving begeleid moeten worden. Gelet op de ernst van het feit, de hoge kans op recidive zonder behandeling en de wisselende motivatie van verdachte om zich te laten behandelen, adviseren de deskundigen behandeling in het kader van een maatregel TBS met voorwaarden en in het geval dat juridisch niet mogelijk is een maatregel TBS met dwangverpleging.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de door de Reclassering Nederland opgemaakte rapportage van 27 maart 2023. De reclassering ondersteunt het advies van de deskundigen om aan verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen en heeft een maatregelenrapport met concrete voorwaarden opgesteld.
Gevangenisstraf
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van acht maanden, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden.
Motivering maatregel TBS met voorwaarden
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een TBS-maatregel moet worden opgelegd, met daarbij de voorwaarden die de reclassering heeft geformuleerd. De rechtbank overweegt daarbij dat gebleken is dat de noodzakelijke behandeling ter vermindering van de risicofactoren dit TBS kader nodig heeft. Verdachte liep in meerdere proeftijden toen hij het onderhavige feit pleegde en uit de behandelgeschiedenis blijkt dat in een minder ingrijpend kader de risicofactoren uiteindelijk aanwezig bleven.
Blijkens de hiervoor genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel. Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en dwangverpleging wordt alsnog bevolen, is de maatregel qua duur ongemaximeerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van de behandeling van verdachte, ter beperking van het gevaar voor recidive, zoals blijkt uit voornoemde adviezen, zal de rechtbank -op grond van artikel 38, zesde lid Sr.- bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank merkt ten aanzien van de TBS-maatregel met voorwaarden tot slot nog op dat zijdens de verdediging is opgemerkt dat verdachte zich aan de voorwaarden zal houden, indien en voor zover de rechtbank zou overgaan tot oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr (hierna: GVM).
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans dat verdachte opnieuw soortgelijke feiten zal plegen groot is. Vast staat dat verdachte langdurig zorg en begeleiding nodig heeft om het recidiverisico te beperken. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het creëren van de mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de maatregel TBS, langdurig onder toezicht te houden noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst beheersbaar te houden. De rechtbank constateert dan ook dat de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is en dat daarmee aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal deze maatregel daarom, overeenkomstig de adviezen, aan verdachte opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 30,00 ter vergoeding van materiële schade en € 550,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman gelet op het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging, afwijzing van de vordering betoogd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de hoogte van het toe te wijzen bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 juli 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

parketnummer 18/158781-21
Bij onherroepelijk vonnis van 9 augustus 2021 van de politierechter in de rechtbank
Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- twee weken hechtenis, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 augustus 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 februari 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal, gelet op de aard van de feiten waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd en het feit dat het in dit vonnis bewezenverklaarde feit een geheel andersoortig delict betreft, niet de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
parketnummer 21/002844-16
Bij onherroepelijk arrest van 16 augustus 2017 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 september 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 februari 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Tijdens de behandeling ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard omdat de proeftijd op 18 september 2021 is geëindigd.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren.
parketnummer 21/006637-18
Bij onherroepelijk arrest van 3 mei 2022 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 mei 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 februari 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering echter afwijzen nu toewijzing ervan gelet op de TBS maatregel niet opportuun wordt geacht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
de veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht van Reclassering Nederland. Dezemedewerking houdt onder andere in dat de veroordeelde:
  • zich meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is; - een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van de veroordeelde vast te stellen;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • meewerkt mee aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
3. als de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt, kan de veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. de veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk derNederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. de veroordeelde laat zich opnemen bij [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen doorde justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Indien de veroordeelde niet direct kan worden geplaatst, werkt hij mee aan overbruggingszorg. De opname duurt zolang de reclassering en behandelaren dat nodig vinden.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. de veroordeelde laat zich na het afronden van de klinische behandeling ambulant behandelen dooreen door de reclassering te bepalen zorgverlener. De behandeling duurt zolang de reclassering en behandelaren dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
7. de veroordeelde verblijft na het afronden van de klinische behandeling bij een instelling voorbeschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurtmet urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
9. de veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
10. de veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/ofvrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
11. de veroordeelde geeft inzicht in zijn sociale netwerk en met wie hij contact onderhoudt. Hij zet zichin voor het opbouwen van en pro sociaal netwerk. De veroordeelde geeft tevens openheid over een eventuele nieuwe partnerrelatie.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.

Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Legt veroordeelde tevens op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (artikel 38z Sr.)

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 580,00 (zegge: vijfhonderdtachtig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 580,00 (zegge: vijfhonderdtachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 30,00 aan materiële schade en € 550,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van elf dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/158781-21
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 9 augustus 2021.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21/002844-16
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 augustus 2017.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21/006637-18
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 mei 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2023.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.