Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van het voorarrest, oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (verder: TBS) met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid (hierna: DUT) van deze maatregel gevorderd en oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft in zijn eis meegewogen dat het feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor ontslag van alle rechtsvervolging. Gelet daarop zou verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld moeten worden. Subsidiair zou, gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, een gevangenisstraf van vijf maanden passend zijn. Ook om die reden zou verdachte op grond van artikel 67a lid 3 Sv. onmiddellijk in vrijheid moeten worden gesteld. Oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden is naar het oordeel van de raadsman niet aan de orde omdat het bewezenverklaarde in de kern geen TBS-waardig feit is. In eerste instantie is dit ook zo beoordeeld door het openbaar ministerie. Dat blijkt wel uit het feit dat de zaak aanvankelijk is aangebracht op een zitting van de politierechter.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de diverse rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft na een woordenwisseling en een handgemeen een voor hem onbekende man met een glazen flesje op zijn hoofd geslagen. Het slachtoffer liep een verwonding aan zijn hoofd op. Deze moest worden gehecht. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschonden.
Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank in strafverzwarende zin bovendien mee dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte was zodoende een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om zich -nota bene tijdens nog lopende proeftijden- opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook gelet op de uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 12 januari 2023, opgemaakt door dr. H.A. de Haan, psychiater en drs. M. Welfing-Bakker, psychiater in opleiding en de rapportage van 10 januari 2023 opgemaakt door W.J.P. Gaertner,
GZ-psycholoog. De conclusie van deze rapportages luidt -zakelijk weergegeven- dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheids-stoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en lachgas. Deze stoornissen speelden ten tijde van het ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed.
De deskundigen adviseren verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de psycholoog en de psychiater omtrent de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt die tot de hare. De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verdachte verminderd kan worden toegerekend.
Voornoemde deskundigen schatten de kans op recidive in als hoog. De behandeling van GGZ Friesland en de begeleiding van de reclassering en Stay Focused hebben tot onvoldoende gedragsverandering en onvoldoende verbeterde stabiliteit van leven geleid en recidivering niet kunnen voorkomen. Vanuit overwegingen van beveiliging en het feit dat een langdurige ambulante forensisch psychiatrische behandeling geen succes heeft gehad, is een klinisch behandeltraject geïndiceerd. De deskundigen adviseren om aan verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. Het is, aldus de deskundigen, noodzakelijk dat gedwongen hulpverlening wordt ingezet, startend binnen een klinisch kader. Gedacht moet worden aan een klinisch forensisch psychiatrische behandeling geschikt voor personen met een verstandelijke beperking met een gemiddeld tot hoog beveiligingsniveau (vanwege het hoge recidiverisico) in een FPK (of FPC). De behandeling moet worden gericht op zijn verslaving en stoornis van de persoonlijkheid, waaronder agressie- en emotieregulatie, zelfbeeld, sociale vaardigheden en mogelijk verwerking van aspecten uit zijn verleden. Tevens dient de hulp te worden gericht op relatie/systeem, (beschermd) wonen en dagbesteding/werken. Verdachte zal tijdens en na de behandeling meerdere jaren in een beschermde woonomgeving begeleid moeten worden. Gelet op de ernst van het feit, de hoge kans op recidive zonder behandeling en de wisselende motivatie van verdachte om zich te laten behandelen, adviseren de deskundigen behandeling in het kader van een maatregel TBS met voorwaarden en in het geval dat juridisch niet mogelijk is een maatregel TBS met dwangverpleging.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de door de Reclassering Nederland opgemaakte rapportage van 27 maart 2023. De reclassering ondersteunt het advies van de deskundigen om aan verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen en heeft een maatregelenrapport met concrete voorwaarden opgesteld.
Gevangenisstraf
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van acht maanden, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden.
Motivering maatregel TBS met voorwaarden
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een TBS-maatregel moet worden opgelegd, met daarbij de voorwaarden die de reclassering heeft geformuleerd. De rechtbank overweegt daarbij dat gebleken is dat de noodzakelijke behandeling ter vermindering van de risicofactoren dit TBS kader nodig heeft. Verdachte liep in meerdere proeftijden toen hij het onderhavige feit pleegde en uit de behandelgeschiedenis blijkt dat in een minder ingrijpend kader de risicofactoren uiteindelijk aanwezig bleven.
Blijkens de hiervoor genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel. Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en dwangverpleging wordt alsnog bevolen, is de maatregel qua duur ongemaximeerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van de behandeling van verdachte, ter beperking van het gevaar voor recidive, zoals blijkt uit voornoemde adviezen, zal de rechtbank -op grond van artikel 38, zesde lid Sr.- bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank merkt ten aanzien van de TBS-maatregel met voorwaarden tot slot nog op dat zijdens de verdediging is opgemerkt dat verdachte zich aan de voorwaarden zal houden, indien en voor zover de rechtbank zou overgaan tot oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr (hierna: GVM).
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans dat verdachte opnieuw soortgelijke feiten zal plegen groot is. Vast staat dat verdachte langdurig zorg en begeleiding nodig heeft om het recidiverisico te beperken. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het creëren van de mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de maatregel TBS, langdurig onder toezicht te houden noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst beheersbaar te houden. De rechtbank constateert dan ook dat de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is en dat daarmee aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal deze maatregel daarom, overeenkomstig de adviezen, aan verdachte opleggen.