In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier om een gesloten machtiging voor jeugdhulp te verlenen voor een zestienjarig meisje, hierna aangeduid als [de minderjarige]. Dit verzoek volgde op een incident waarbij [de minderjarige] een andere groepsgenoot had mishandeld, wat leidde tot haar aanhouding en voorlopige hechtenis. Het college verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden, met als argument dat de situatie op de behandelgroep onhoudbaar was geworden door haar gedrag.
De kinderrechter heeft de verzoeken van het college afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een gesloten machtiging. De kinderrechter oordeelde dat er geen bewijs was dat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrok of dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk was. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat [de minderjarige] intensieve klinische psychiatrische behandeling nodig had, en dat een gesloten plaatsing niet de juiste oplossing zou bieden. De kinderrechter benadrukte dat een gesloten plaatsing een inbreuk op de rechten van het kind vormt en dat er eerst andere, minder ingrijpende hulpvormen onderzocht moesten worden.
De kinderrechter stelde voor om een voorwaardelijke machtiging te overwegen, zodat [de minderjarige] terug kon keren naar de klinische behandelsetting van Ambiq, met de mogelijkheid van een time-out indien nodig. Dit voorstel werd door het college overwogen, en er werd afgesproken dat een verzoek voor een voorwaardelijke machtiging zou worden ingediend. De kinderrechter concludeerde dat de verzoeken van het college niet konden worden toegewezen en dat de situatie van [de minderjarige] beter gediend zou zijn met een behandelsetting die haar de nodige zorg biedt.