ECLI:NL:RBNNE:2023:2152

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
C/18/222824 / JE RK 23-294
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met gedragsproblematiek en psychiatrische aandoeningen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier om een gesloten machtiging voor jeugdhulp te verlenen voor een zestienjarig meisje, hierna aangeduid als [de minderjarige]. Dit verzoek volgde op een incident waarbij [de minderjarige] een andere groepsgenoot had mishandeld, wat leidde tot haar aanhouding en voorlopige hechtenis. Het college verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden, met als argument dat de situatie op de behandelgroep onhoudbaar was geworden door haar gedrag.

De kinderrechter heeft de verzoeken van het college afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een gesloten machtiging. De kinderrechter oordeelde dat er geen bewijs was dat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrok of dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk was. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat [de minderjarige] intensieve klinische psychiatrische behandeling nodig had, en dat een gesloten plaatsing niet de juiste oplossing zou bieden. De kinderrechter benadrukte dat een gesloten plaatsing een inbreuk op de rechten van het kind vormt en dat er eerst andere, minder ingrijpende hulpvormen onderzocht moesten worden.

De kinderrechter stelde voor om een voorwaardelijke machtiging te overwegen, zodat [de minderjarige] terug kon keren naar de klinische behandelsetting van Ambiq, met de mogelijkheid van een time-out indien nodig. Dit voorstel werd door het college overwogen, en er werd afgesproken dat een verzoek voor een voorwaardelijke machtiging zou worden ingediend. De kinderrechter concludeerde dat de verzoeken van het college niet konden worden toegewezen en dat de situatie van [de minderjarige] beter gediend zou zijn met een behandelsetting die haar de nodige zorg biedt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/222824 / JE RK 23-294

beschikking van 26 mei 2023 over de (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier,

die is gevestigd in Leek,
en die hierna "het college" wordt genoemd,
die betrekking heeft op

[de minderjarige] ,

die is geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2006 in [geboorteplaats] ,
en die hierna " [de minderjarige] " wordt genoemd,
advocaat: mr. A.R.H. Baas, die kantoor houdt in Groningen.
De kinderrechter wijst als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

die woont in [woonplaats] ,
en die hierna "de moeder" wordt genoemd.

Het procesverloop

Op 24 mei 2023 heeft het college in een verzoekschrift met bijlagen de kinderrechter verzocht om zonder voorafgaande mondelinge behandeling, een machtiging te verlenen die het mogelijk maakt om [de minderjarige] gedurende vier weken op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg en in aansluiting op die periode, een machtiging te verlenen voor die opname voor de duur van zes maanden.
De kinderrechter heeft na het lezen van het verzoek en de bijlagen geen kennis kunnen nemen van feiten of omstandigheden die noodzaken dat zonder voorafgaande mondelinge behandeling het verzoek wordt toegewezen. Hij heeft daarom een datum en tijdstip bepaald voor een mondelinge behandeling.
Op 25 mei 2023 heeft het college opnieuw een verzoekschrift ingediend, dat door de kinderrechter wordt beschouwd als een nadere toelichting en een aanvulling van de gronden waarop het eerdere verzoek van het college rust en waarop nog niet is beslist, met dien verstande dat het college nu verzoekt een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden en uitsluitend als bijlage aan dit verzoekschrift heeft gehecht een ongedateerde brief van de behandelend kinder- en jeugdpsychiater die bij de behandeling van [de minderjarige] betrokken is geweest, genoemd "Inzichtgevend stuk betreffende de psychiatrische problematiek van".
Op 26 mei 2023 heeft de kinderrechter de verzoeken van het college mondeling behandeld. Hij heeft toen gesproken met [naam 1] en [naam 2] , die het college vertegenwoordigen, de moeder, [de minderjarige] , mr. Baas, mr. Groot, die [de minderjarige] als strafrechtadvocaat bijstaat, [naam 3] , de behandelaar van [de minderjarige] van Fact Jeugd, en [naam 4] , de jeugdreclasseerder die aan [de minderjarige] is gekoppeld.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter apart gesproken met [de minderjarige] die daarbij werd bijgestaan door mr. Baas.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aangekondigd dat hij zo spoedig mogelijk de gronden waarop zijn beslissing rust, zal uitwerken in een te geven beslissing.

De feiten

De kinderrechter gaat bij de beoordeling van de verzoeken uit van de volgende feiten, die blijken uit de niet weersproken inhoud van de verzoekschriften van het college en de daaraan gehechte bijlagen en wat tijdens de mondelinge behandeling als toelichting of reactie daarop is aangevoerd.
[de minderjarige] is een nu zestienjarige adolescente, die in zorg is bij Fact Jeugd in [plaats] nadat zij voorheen in zorg was bij de hulpverlenende instantie Elker.
[de minderjarige] is bekend met periodes waarin zij zich somber en angstig voelt, last heeft van suïcidale en negatieve gedachtes, haar dag- en nachtritme omdraait, een zeer moeizaam schooltraject kent en automutileert. Bij haar is verder vastgesteld dat sprake is van een beneden gemiddeld intelligentieprofiel.
[de minderjarige] is in het verleden getuige geweest van traumatische situaties en bij haar is een posttraumatische stressstoornis (PTSS) vastgesteld.
[de minderjarige] is geplaatst op een behandelgroep van Ambiq, een instelling die hulp biedt aan mensen met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek. Die behandeling heeft volgens de kinder- en jeugdpsychiater die een inzichtgevend stuk heeft geschreven, nog niet geleid tot een voldoende behandeling van haar problematiek. In dit verband wordt door de kinder- en jeugdpsychiater opgemerkt dat sprake is van een verminderd intelligentieprofiel en van zeer beperkte gezonde manieren van coping in stressvolle situaties.
Op 15 mei 2023 is [de minderjarige] gefixeerd op de behandelgroep van Ambiq waar zij verbleef om een fysieke escalatie te voorkomen. Zij had een andere jongen geslagen met een kussen en leek uit contact te gaan met de begeleiding (zij hield zich niet aan afspraken). Ook had zij geblowd.
Op 22 mei 2023 heeft zich een geweldsincident voorgedaan waarbij een andere bewoner op de groep ernstig gewond is geraakt door toedoen van [de minderjarige] en een medebewoner. Deze persoon zou zijn geslagen met stokken en stenen. Hierop is [de minderjarige] in hechtenis genomen. Ambiq vindt dat haar verblijf op de groep door dit ernstige incident onhoudbaar is geworden.
Het college heeft om die reden de kinderrechter verzocht een (spoed)machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen.
Hierover merkt de kinder- en jeugdpsychiater op dat indien er beoordeeld wordt dat het niet verantwoord is om [de minderjarige] in vrijheid het proces te laten afwachten en/of als er in een later stadium overgegaan wordt tot vervolging of er sprake zal zijn van een strafrechtelijke uitspraak, het aan te raden is om tot een klinisch beveiligde omgeving over te gaan, waarbij de kans op ontvluchting klein is, maar vooral een behandeling voor [de minderjarige] ’s psychiatrische problematiek centraal staat en geboden kan worden. Naast dat er rekenschap gehouden kan worden met haar intelligentieprofiel.
De psychiater heeft in zijn inzichtgevende stuk tot slot opgemerkt:
"mijns inziens is bij gebrek aan behandeling van [de minderjarige] 's problematiek en/of een verblijfssetting die niet passend is voor een kind, verslechtering van [de minderjarige] 's psychiatrische problematiek zeer aannemelijk en de kans op een nieuw delict groter."

De beoordeling

Waar gaat het om in deze zaak?
Het gaat in deze zaak om de nu zestienjarige [de minderjarige] , die door haar persoonlijke problematiek en beperkingen, gedragsproblematiek kan ontwikkelen leidend tot grensoverschrijdende incidenten. Mogelijk, zeker is dat niet, heeft een van die incidenten de veiligheid van haarzelf en anderen op een behandelgroep van Ambiq in gevaar gebracht. Het college, geconfronteerd met een behandelgroep waar [de minderjarige] niet meer welkom is, ziet gesloten jeugdhulp als het enige alternatief. De kinderrechter zal in deze beschikking niet moeten beoordelen of gesloten jeugdhulp op dit moment het beste alternatief is. Hij zal enkel moeten beoordelen of binnen de daarvoor gegeven wettelijke en verdragsrechtelijke kaders een machtiging voor gesloten jeugdhulp kan worden verleend. Hij zal daarom in deze beschikking eerst ingaan op deze wettelijke en verdragsrechtelijke kaders en daarna ingaan op de vraag wat dat betekent voor de verzoeken van het college.
Wat volgt uit de wet en het toepasselijke verdragsrecht?
De Jeugdwet regelt in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet dat de kinderrechter een machtiging om een minderjarige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven slechts kan verlenen indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de een kind naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf op grond van dit artikel noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat een kind zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Op grond van artikel 6.1.3, eerste lid, Jeugdwet kan de kinderrechter een spoedmachtiging verlenen om een kind in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, indien is voldaan aan voornoemde criteria en een machtiging niet kan worden afgewacht.
In de hiervoor genoemde wetsartikelen zijn de belangrijkste inhoudelijke criteria opgenomen voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp. Het gaat om twee wettelijke voorwaarden (i) er moet sprake zijn van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van een kind naar volwassenheid ernstig belemmeren en die noodzaken tot jeugdhulp in de betekenis die de Jeugdwet daaraan geeft. De wet stelt daarnaast als cumulatieve voorwaarde (ii) dat het gesloten verblijf noodzakelijk moet zijn om te voorkomen dat een kind zich onttrekt aan die hulp of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de wetgeschiedenis volgt verder dat de hiervoor onder (ii) geformuleerde wettelijke eis afbakent wanneer de gesloten machtiging kan worden verleend en wanneer een machtiging kan worden verleend op grond van de in de MvT genoemde Wet Bopz (die inmiddels is vervangen door de Wvggz, krtr).
Naast deze twee wettelijke voorwaarden volgt uit het hierna te bespreken verdragsrecht en uit de komende wetgeving dat ook aan een derde voorwaarde moet zijn voldaan: (iii) het moet niet mogelijk zijn om de problemen met een andere, lichtere, vorm van hulp, zonder geslotenheid, op te lossen. Gesloten jeugdhulp dient hoe dan ook een “ultimum remedium” te zijn. Het mag pas in beeld komen nadat andere vormen van jeugdhulp door de rechter in de afweging zijn meegewogen. Deze derde voorwaarde mist in de huidige redactie van het artikel 6.1.2. van de Jeugdwet.
Uit het op 13 oktober 2013 aan de Tweede kamer toegestuurde Wetsvoorstel 35942 (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp) blijkt dat het wetsvoorstel strekt tot het versterken van de rechtspositie van kinderen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie. Het wetsvoorstel werd uitgebreid besproken in de Tweede Kamer en is door de kamer aangenomen (zie hiervoor het verslag van 3 december 2021, Kamerstukken II 2021/22, 35942, nr. 5).
Het laat zich daarom aanzien dat artikel 6.1.2 voor zover hier van belang wordt gewijzigd doordat in het tweede lid als onderdeel “c” wordt toegevoegd dat:
"c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen."
Die laatste voorwaarde volgt ook nu al uit het verdragsrecht waaraan de Nederlandse Staat is gebonden. Het gedwongen gesloten behandelen van jeugdigen vormt een inbreuk op de vrijheid en het privéleven van een kind. Het is de meest ernstige inbreuk op de rechten van het kind en dat brengt met zich dat de beslissing moet beantwoorden aan onder meer art. 5 en 8 EVRM, art. 9 en 10 IVBPR en art. 16 IVRK.
Wat vindt de kinderrechter dat hij in deze zaak moet beslissen?
De kinderrechter stelt vast dat de verzoeken van het college niet tot het verlenen van een gesloten machtiging kunnen leiden. Dat komt omdat niet die feiten en omstandigheden zijn gesteld die aansluiten op de hiervoor weergegeven wettelijke eisen. Zo is niet gesteld en kan ook overigens niet blijken dat de machtiging noodzakelijk is, omdat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrekt of door anderen daaraan wordt onttrokken.
Ook tijdens de mondelinge behandeling op 26 mei 2023 zijn door het college zodanige feiten niet aangevoerd. Het college heeft in dit verband het standpunt ingenomen dat van onttrekking sprake is geweest, doordat [de minderjarige] zodanig grensoverschrijdend gedrag heeft ontwikkeld, dat zij daarvoor is gearresteerd en in voorlopige hechtenis is genomen, zodat zij zich aldus aan de jeugdhulp heeft onttrokken. De advocaat van [de minderjarige] heeft terecht aangevoerd dat dit geen onttrekking oplevert in de in artikel 6.1.2. van de Jeugdwet bedoelde zin. De kinderrechter overweegt in dit verband dat [de minderjarige] 's wil op geen enkel moment gericht is geweest op het zich willen onttrekken aan jeugdhulp. [de minderjarige] , van wie wordt gezegd dat zij een emotionele ontwikkeling heeft van een zevenjarig kind, heeft gedragsproblematiek ontwikkeld die haar extra gevoelig heeft gemaakt voor groepsdruk die ertoe heeft geleid dat zij, naar haar eigen zeggen, een groepsgenoot heeft mishandeld. Niet valt in te zien hoe de gevolgen daarvan in de gegeven omstandigheden kunnen worden gezien als het zich onttrekken aan de jeugdhulp.
Het verlenen van de machtiging voor gesloten jeugdhulp zonder dat aan alle in de wet gestelde eisen daarvoor is voldaan, levert een ontoelaatbare inbreuk op op fundamentele rechten.
Verder overweegt de kinderrechter dat de verzoeken ook om een andere reden niet mogen worden toegewezen. Uit het inzichtgevende stuk van de kinder- en jeugdpsychiater volgt dat [de minderjarige] intensieve klinische psychiatrische behandeling nodig heeft. Volgens hem is bij een gebrek aan behandeling en/of een verblijfssetting die niet passend is voor een kind, een verslechtering van [de minderjarige] 's problematiek zeer aannemelijk en de kans op een nieuw delict groter.
De kinderrechter vindt dat het hier zich niet mee verhoudt als [de minderjarige] niet in een behandelsetting wordt geplaatst, maar in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. Die plaatsing garandeert niet dat [de minderjarige] de behandeling krijgt die zij nodig heeft en waar zij recht op heeft. Een gesloten plaatsing is niet meer dan een vrijheidsbenemende maatregel die haar en de samenleving als het gaat om gevaar voor anderen, niets brengt. Het is ook een maatregel die enkel en alleen wordt genomen door behandelingsonmacht in de instelling waar zij verbleef. Het nu plaatsen van [de minderjarige] is bovendien disproportioneel omdat niet is onderzocht of kan blijken dat met minder ingrijpende vormen van hulp dan met een vrijheidsbenemende maatregel kan worden volstaan.
Tijdens de mondelinge behandeling is in dit verband besproken dat het gevaar van grensoverschrijdend gedrag, voortkomend uit de psychiatrische problematiek van [de minderjarige] , kan worden afgewend met een voorwaardelijke machtiging. Die machtiging biedt de mogelijkheid dat [de minderjarige] terugkeert in de klinische behandelsetting van Ambiq, terwijl de veiligheid van die van [de minderjarige] zelf en die van anderen is geborgd doordat zij als time-out gesloten kan worden geplaatst wanneer voorwaarden niet worden aanvaard.
Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat deze mogelijkheid al wel door het college was onderzocht, en dat [de minderjarige] ook graag bereid is die voorwaarden te accepteren. Daarom is afgesproken dat nog deze middag het verzoek een voorwaardelijke machtiging te geven namens het college zal worden ingediend, zodat ook deze middag de voorwaardelijke machtiging door de kinderrechter kan worden verleend, een en ander zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Dit biedt de mogelijkheid dat [de minderjarige] direct terugkeert naar Ambiq, een instelling die vanuit haar zorgplicht die plaatsing zal moeten laten voortduren. De heer [naam 4] , de jeugdreclasseerder die aan [de minderjarige] is gekoppeld, heeft in dit verband aangeboden een herstelgesprek te initiëren en zo nodig ook te willen begeleiden.
Voor de uitkomst van deze procedure brengt al het voorgaande met zich dat de verzoeken van het college zullen worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, bijgestaan door mr. S. Eding, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. Het college kan dat beroep instellen, andere belanghebbenden zijn aangewezen op een advocaat die dat beroep voor hen instelt. Het hoger beroep moet binnen een termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.