ECLI:NL:RBNNE:2023:2131

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
18-117076-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige, seksuele binnendringing en strafoplegging

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, in dit geval een meisje van 6 jaar oud. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het slachtoffer, dat geboren is in 2013, en het betasten van haar billen. De feiten zouden zich hebben afgespeeld tussen 15 juli en 15 augustus 2019 in de gemeente Súdwest-Fryslân. Tijdens de zitting op 9 maart 2023 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.P. Snorn, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd werd door mr. H.J. Veen.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, de moeder van het slachtoffer en de verdachte beoordeeld. De verdediging betoogde dat de verklaring van het slachtoffer onbetrouwbaar was, omdat deze pas anderhalf jaar na de gebeurtenis was afgelegd en het slachtoffer op dat moment nog erg jong was. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van het slachtoffer gedetailleerd, authentiek en consistent was, en dat de tijdsverloop geen afbreuk deed aan de betrouwbaarheid. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een leerstraf van 35 uren via het programma Tools4U. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat het handelen van de verdachte een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormde, met mogelijke langdurige psychische gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/117076-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 9 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2019 tot en met 15 augustus 2019, althans in 2019, te [pleegplaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of het betasten van de billen en/of het door die [slachtoffer] laten likken en/of betasten van zijn, verdachtes, de penis;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2019 tot en met 15 augustus 2019, althans in 2019, te [pleegplaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de billen en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd op basis van de aangifte van de moeder van het slachtoffer [slachtoffer] , de verklaring van [slachtoffer] , en de verklaring van de vader van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er wettig bewijs voorhanden is met het studioverhoor en de verklaring van verdachte maar dat voldoende overtuigend bewijs ontbreekt. De verklaring van de moeder van het slachtoffer kan niet als steunbewijs dienen, want deze komt vanuit dezelfde bron, namelijk het slachtoffer. Daar komt bij dat het slachtoffer, toen zij haar verhaal vertelde aan haar moeder, nog erg jong was en bovendien heeft zij pas anderhalf jaar later over de gebeurtenis verteld. Dit doet wat met de betrouwbaarheid van het verhaal van het slachtoffer. Er moet heel voorzichtig worden omgegaan met het studioverhoor. Bovendien heeft ook verdachte consistent verklaard over wat er volgens hem is gebeurd.
Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden met uitzondering van het betasten van de billen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 9 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Ik ging bij ons thuis naar de kamer waar [slachtoffer] was. Ik heb zelf mijn kleren uitgedaan. Ik heb mijn broek en mijn onderbroek uitgedaan. Ik zei tegen haar of ze aan mijn piemel wilde zitten. Zij raakte mijn piemel aan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2021,opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021062306 d.d. 13 april 2022, inhoudende als verklaring van [getuige] , zij deed aangifte namens het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013 te Breda:
Het was gebeurd in de woning van [verdachte] aan de [pleegplaats] in [pleegplaats] . Ik weet dat het de laatste week van juli en de eerste week van augustus was. Ik heb mijn rekening nog nagekeken en ik zag dat ik op 5 augustus 2019 nog gepind had in [pleegplaats] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met de uitwerkingstudioverhoor getuige [slachtoffer] opgenomen d.d. 23 februari 2021 d.d. 12 april 2022 opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
D: Waarover kom je dan met mij praten [slachtoffer] ? N: lets toen ik op vakantie was bij die jongen
Ik was op de kamer van het zusje en toen kwam die jongen.
N: Toen ging hij mijn broek uit doen
D: en hoe zat jouw onderbroek?( [naam] wijst bij zichzelf aan tot waar de broek van [slachtoffer] zat tot net onder de knie, zoals zij aan [naam] had laten zien)
N: De onderbroek wordt ook uit gehad ( [slachtoffer] wijst weer tot onder de knie) N: Hij ging steeds mijn kont aanraken.
D: Er gebeurt niks. En zegt hij dan nog iets tegen jou tijdens het aanraken van je billen?
N: ja, ze zei niet tegen je moeder zeggen en of tegen mijn moeder zeggen en ook niet tegen pappa zeggen.
N: Dat weet ik ook niet hij ging steeds mijn hoofd zo duwen (ik zie dat [slachtoffer] haar rechterhand
tegen haar achterhoofd legt en zij duwt haar hoofd met die hand iets naar voren) D: oké waar mee deed hij jouw zo hoofd dan duwen dan?
N: Dat ik de kont likken niet en ik, ik wou dat niet
D: Oké, maar waarmee deed ie jouw hoofd duwen dan? N: Met zijn handen
D: oké. En is het dan, was het bij deze jongen van de voorkant van die jongen of van de achterkant?
N:Van de voorkant
D: Oké en hoe kon jij daarbij dan?
N: Hij ging steeds eh ik moest gaan zitten en hij ging steeds mijn hoofd zo duwen (ik zie dat [slachtoffer] haar rechterhand weer op de achterkant van haar hoofd legt). D: En waar moest je op gaan zitten dan?
N: Bij het bed
D: Wat moest je likken? N: Zijn piemel
N: ik probeerde er uit (.woordje niet te verstaan), ik deed niks. Ik probeerde steeds om weg te gaan.
D: Hmhm en toen
N: Maar hij ging mij steeds zo houden en (ik zie dat [slachtoffer] haar hand op haar hoofd doet)
D: Kun jij eens aanwijzen waar toen zijn piemel was toen jij hem deed likken N: In mijn mond.
D: Oké, Hoe oud was je toen [slachtoffer] N: 6 of 7
D: En wat doet hij dan met zijn handen op jouw billen?
N: Gewoon aanraken
D: Ja maar is het dan knijpen of kietelen of wrijven of slaan of anders N: Wrijven
Betrouwbaarheid slachtoffer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) mogelijk onbetrouwbaar is. De verdediging voert daarvoor twee redenen aan. Ten eerste is de verklaring van [slachtoffer] pas anderhalf jaar na de gebeurtenis afgelegd en ten tweede was [slachtoffer] nog erg jong, zowel tijdens het tenlastegelegde als tijdens het afnemen van het verhoor. De rechtbank dient zich daarom te buigen over de vraag of de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig is.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] zoals zij deze heeft afgelegd tijdens het studioverhoor in februari 2021 gedetailleerd, authentiek en consistent. Voorafgaand aan het studioverhoor heeft [slachtoffer] in januari 2021 haar moeder verteld over het seksueel misbruik. Dat wat [slachtoffer] tijdens het studioverhoor heeft verteld en hetgeen zij daar voorafgaand aan haar moeder over heeft verteld, stemt met elkaar overeen. Daar komt bij dat [slachtoffer] , wanneer zij haar verhaal vertelt, zowel bij haar moeder als tijdens het studioverhoor, bepaalde handelingen uitbeeldt die verdachte volgens haar uitvoerde ten tijde van het misbruik. Deze omschreven handelingen komen op de rechtbank authentiek over en passen bovendien bij de ten laste gelegde seksuele handelingen. Deze omstandigheden versterken naar het oordeel van de rechtbank de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] . Dat de verklaring anderhalf jaar later is afgenomen doet aan de betrouwbaarheid niet af. Het is een feit van algemene bekendheid dat indringende gebeurtenissen, waar seksueel misbruik onder valt, lang herinnerd kunnen worden. Bovendien geeft [slachtoffer] het ook tijdens het studioverhoor aan als zij geen antwoord weet op een vraag. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] , ook waar deze afwijkt van de verklaring van verdachte. Op basis van deze verklaring en de overige bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van [slachtoffer] zoals hieronder weergegeven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks de periode van 15 juli 2019 tot en met 15 augustus 2019, te [pleegplaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en het betasten van de billen van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een taakstraf voor de duur van 135 uren waarvan een leerstraf Tools4u voor de duur van 35 uren en een werkstraf voor de duur van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de gevolgen van een voorwaardelijk jeugddetentie voor verdachte. Dit kan gevolgen hebben voor verdachte zijn naturalisatie en de afgifte van een VOG. De raadsman heeft verzocht de straf te beperken tot een leerstraf met eventueel aanvullend een voorwaardelijke werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte rapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met een meisje van destijds 6 jaar oud. Met dit handelen heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en haar persoonlijke levenssfeer. Dit ontuchtig handelen kan, naar de ervaring leert, voor slachtoffers nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich brengen. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn seksuele gevoelens en heeft kennelijk in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen die het voor [slachtoffer] zou kunnen hebben.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder is veroordeeld. Uit het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 5 december 2022 volgt onder meer dat verdachte geen problemen in het dagelijks leven ondervindt. Hij heeft zijn leven op orde. Een risicofactor is dat er weinig zicht is op de seksualiteitsbeleving van verdachte. Om verdachte ondersteuning te verlenen in zijn seksuele ontwikkeling adviseert de Raad de gedragsinterventie Tools4U seksueel grensoverschrijdend gedrag (35 uren) op te leggen.
Op te leggen straf
De rechtbank stelt vast dat het taakstrafverbod (als bedoeld in artikel 77ma Wetboek van Strafrecht) van toepassing is. Dat betekent dat niet kan worden volstaan met een taakstraf (zoals een leer- of werkstraf), maar dat daarnaast een (voorwaardelijke) jeugddetentie of een maatregel aan de orde is.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet daarop en gelet op de ernst van het bewezenverklaarde het opleggen van een jeugddetentie, zij het in voorwaardelijke vorm, onontkoombaar. De door de verdediging aangedragen argumenten om van oplegging van een (voorwaardelijke) jeugddetentie af te zien, maken het oordeel van de rechtbank niet anders. Voor wat betreft de mogelijke invloed van een veroordeling tot een (voorwaardelijke) jeugddetentie op de afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en de aanvraag van verdachte tot naturalisatie overweegt de rechtbank het volgende. De beslissing over beide aanvragen is voorbehouden aan een bestuursorgaan, namelijk het
Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG), respectievelijk de Immigratie- en
Naturalisatiedienst (IND), beide namens de Minister van Justitie en Veiligheid. Voor zover bij het nemen van een beslissing door de respectievelijke bestuursorganen ruimte bestaat voor het meewegen van de omstandigheden, heeft de rechtbank de voor haar relevante feiten en omstandigheden vermeld in de strafmotivering en kan verdachte zijn omstandigheden zelf bij het betreffende bestuursorgaan kenbaar maken.
Tegen de afwijzing van beide aanvragen is voorzien in een bestuursrechtelijke procedure, inclusief beroep bij de bestuursrechter van de rechtbank en een hoger-beroepsmogelijkheid bij de Raad van State. Het is niet aan de rechtbank zich te mengen in die bestuursrechtelijke procedure of op enige beslissing daaromtrent vooruit te lopen.
Naast een voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de geadviseerde leerstraf aan verdachte opleggen om zo bij te dragen aan de gezonde ontwikkeling van verdachte en de kans op herhaling te verkleinen. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het feit en de behandeling ter terechtzitting.
De rechtbank acht een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een leerstraf Tools4U voor de duur van 35 uren, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een werkstraf op te leggen nu dit geen pedagogische meerwaarde zal hebben.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 245 Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, te weten het volgen van het leerproject Tools4U voor de duur van 35 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
17 dagenzal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M. Brinksma en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 maart 2023. mr. L.M. Praamstra is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.