ECLI:NL:RBNNE:2023:2130

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
18.033187.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken inzake afpersing en bedreiging met geweld

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die wordt beschuldigd van afpersing en bedreiging met geweld. De zaak is behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. van der Meer. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra. De tenlastelegging omvatte twee feiten die zich op 25 januari 2023 in Groningen hebben voorgedaan, waarbij de verdachte met een mes dreigde en een slachtoffer dwong om wiet af te geven. De rechtbank heeft de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte en getuigenverhoor. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 818 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], ter hoogte van € 1.151,75, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.033187.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres [adres] , nu verblijvende in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Groningen
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid wiet, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n), door
-een mes in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] te houden en/of door tegen die te zeggen :"doe me shit doe me shit" en/of
-een mes in de eettafel van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
-stekende bewegingen te maken met een mes in de richting van die [slachtoffer 1] en/of hierbij de woorden te uiten: "zal ik je steken" en/of
-een mes op de keel en/of de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
-zich gedurende enige tijd dreigend op te houden in de woning van die [slachtoffer 1] ;
2. hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Groningen
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "dat hij die [slachtoffer 2] af zou maken als hij hem buiten tegen zou komen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 kunnen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 januari 2023,opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023026082 d.d. 2 februari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 31 februari2023, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer
2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 januari 2023 te Groningen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid wiet die aan die [slachtoffer 1] toebehoorde door
-een mes in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] te houden en door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "doe me shit doe me shit" en
-een mes in de eettafel van die [slachtoffer 1] te zetten en
-stekende bewegingen te maken met een mes in de richting van die [slachtoffer 1] en hierbij de woorden te uiten: "zal ik je steken" en
-een mes op de keel en de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en
-zich gedurende enige tijd dreigend op te houden in de woning van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 25 januari 2023 te Groningen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen dat hij die [slachtoffer 2] af zou maken als hij hem buiten tegen zou komen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

afpersing;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden. Daarnaast wordt de oplegging van een contactverbod met [slachtoffer 1] en [naam] en een locatieverbod voor een gedeelte van de [adres] te Groningen gevorderd in de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel van art. 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), met daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De straf kan volgens de raadsman aangevuld worden met een voorwaardelijk strafdeel van 12 maanden, een proeftijd van drie jaren en een eventuele taakstraf voor de duur van maximaal 240 uur. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn gesteld worden verbonden. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het contactverbod; met betrekking tot het locatieverbod stelt de raadsman dat dit niet noodzakelijk is omdat een contactverbod al voor voldoende vangnet zal zorgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering van 14 februari, 21 april en 9 mei 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, onder invloed van alcohol en drugs, schuldig gemaakt aan afpersing en bedreiging. Hij heeft met een masker voor zijn gezicht aangebeld bij kennissen. Toen de deur werd opengedaan is hij naar binnen gestapt, heeft hij een van de vier in de woning aanwezige personen aan de kant geduwd en een mes in de tafel van de bewoner geprikt. Vervolgens heeft hij het mes tegen de keel en de buik van het slachtoffer aangehouden, waarbij verdachte heeft geroepen dat hij ‘die shit’ (de rechtbank begrijpt: ‘wiet’) wilde. Het slachtoffer voelde zich door deze bedreigende situatie gedwongen om de wiet uit zijn slaapkamer te halen en af te geven aan verdachte. Bij het verlaten van de woning heeft verdachte een tweede slachtoffer, dat ook in de woning aanwezig was, bedreigd door te zeggen dat hij hem af zou maken als hij hem tegen zou komen op straat.
Dergelijke feiten zijn ernstig en leiden niet alleen tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers hiervan, maar ook bij de samenleving als geheel. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers en de overige aanwezigen. Daarbij komt dat deze feiten gepleegd zijn in een woning, een plek waar bewoners (en hun bezoek) zich juist veilig moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Wel houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte en de in de woning aanwezige personen elkaar vaker hadden gezien en ontmoet, waardoor laatstgenoemden verdachte bij binnenkomst direct herkenden. Hoewel duidelijk is dat de afpersing en bedreiging op de slachtoffers veel indruk hebben gemaakt, maakt die bekendheid met de verdachte naar het oordeel van de rechtbank in dit geval dat de impact van het handelen door verdachte minder beangstigend moet zijn geweest dan wanneer verdachte een volstrekt onbekende indringer zou zijn geweest.
Strafblad
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van verdachte
De reclassering heeft geadviseerd bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole. De reclassering constateert dat het recidiverisico hoog zal blijven indien verdachte onbehandeld blijft, mede gelet op zijn psychische- en verslavingsproblematiek.
In strafverminderende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte ten aanzien van het delictgedrag zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Verdachte heeft bekend en ter zitting heeft hij meerdere malen zijn spijt betuigd over wat hij gedaan had tegenover één van de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte, zowel tegenover de reclassering als ter zitting, een sterke motivatie laten zien om zijn leven te beteren en aan zichzelf te werken. Dit komt ook naar voren in zijn houding en gedrag: verdachte werkt mee aan noodzakelijk geachte hulpverlening en opname in een kliniek, waar hij sinds 1 mei 2023 verblijft, en is gestopt met het drinken van alcohol en het gebruiken van drugs. De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het feit dat het behandeltraject voor verdachte nog lange tijd zal duren.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat zowel verdachte als de maatschappij er bij gebaat zijn dat verdachte zijn behandeling in de kliniek ononderbroken voort kan zetten zodat verdachte behandeld terug kan keren naar de maatschappij. Dit maakt dat de rechtbank, alles afwegend, een gevangenisstraf van 818 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden acht. Van deze straf zal het reeds door verdachte ondergane voorarrest worden afgetrokken, zodat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis maar in de kliniek kan blijven. De rechtbank legt, ter voorkoming van recidive, onder meer als voorwaarde op het volgen van een klinische behandeling voor de maximale duur van 12 maanden. Gelet op de omstandigheid dat verdachte maximaal 12 maanden in de kliniek zal doorbrengen en daar naar het zich laat aanzien een intensieve behandeling zal moeten ondergaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de forse voorwaardelijke gevangenisstraf nog een werkstraf op te leggen. Naast bovenstaande zullen de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel worden verbonden, te weten een meldplicht, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole. Voorts zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer 1] en [naam] alsmede een locatieverbod voor de omgeving van de
[adres] aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden. De rechtbank betrekt hierbij de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] waaruit blijkt dat het slachtoffer bang is voor een nieuwe confrontatie met verdachte.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Gelet op de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte, het ingeschatte recidiverisico en de langdurige behandeling die verdachte nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de op grond van art. 14c Sr gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 51,75 ter vergoeding van materiële schade en € 1.100,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 januari 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 818 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 730 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering Verslavingszorg Noord Nederland,zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
dat de veroordeelde zich laat opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalendoor de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vind(t)(en) tot een maximumduur van 12 maanden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering en/of de zorginstelling een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vind(t)(en), werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
dat de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang,te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de opname in een zorginstelling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
5. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om hetmiddelengebruik te beheersen. De reclassering kan urine- speeksel- en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
6. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken ofhebben met [slachtoffer 1] (geboortedatum: [geboortedatum] 1978) en [naam] (geboortedatum: [geboortedatum] 1980), wonende aan de [adres] te Groningen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
7. dat de veroordeelde zich niet zal bevinden in de omgeving van de [adres] te Groningen, te wetenhet gedeelte van de [adres] tot aan de kruising met de [adres] en het gedeelte van de [adres] tot aan de kruising met de [adres] / [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 1.151,75 (zegge: duizend honderdeenenvijftig euro en vijfenzeventig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.151,75 (zegge: duizend honderdeenenvijftig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 51,75 aan materiële schade en € 1.100,-- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2023.
Mr. Duiven is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.