Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden. Daarnaast wordt de oplegging van een contactverbod met [slachtoffer 1] en [naam] en een locatieverbod voor een gedeelte van de [adres] te Groningen gevorderd in de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel van art. 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), met daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De straf kan volgens de raadsman aangevuld worden met een voorwaardelijk strafdeel van 12 maanden, een proeftijd van drie jaren en een eventuele taakstraf voor de duur van maximaal 240 uur. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn gesteld worden verbonden. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het contactverbod; met betrekking tot het locatieverbod stelt de raadsman dat dit niet noodzakelijk is omdat een contactverbod al voor voldoende vangnet zal zorgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering van 14 februari, 21 april en 9 mei 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, onder invloed van alcohol en drugs, schuldig gemaakt aan afpersing en bedreiging. Hij heeft met een masker voor zijn gezicht aangebeld bij kennissen. Toen de deur werd opengedaan is hij naar binnen gestapt, heeft hij een van de vier in de woning aanwezige personen aan de kant geduwd en een mes in de tafel van de bewoner geprikt. Vervolgens heeft hij het mes tegen de keel en de buik van het slachtoffer aangehouden, waarbij verdachte heeft geroepen dat hij ‘die shit’ (de rechtbank begrijpt: ‘wiet’) wilde. Het slachtoffer voelde zich door deze bedreigende situatie gedwongen om de wiet uit zijn slaapkamer te halen en af te geven aan verdachte. Bij het verlaten van de woning heeft verdachte een tweede slachtoffer, dat ook in de woning aanwezig was, bedreigd door te zeggen dat hij hem af zou maken als hij hem tegen zou komen op straat.
Dergelijke feiten zijn ernstig en leiden niet alleen tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers hiervan, maar ook bij de samenleving als geheel. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers en de overige aanwezigen. Daarbij komt dat deze feiten gepleegd zijn in een woning, een plek waar bewoners (en hun bezoek) zich juist veilig moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Wel houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte en de in de woning aanwezige personen elkaar vaker hadden gezien en ontmoet, waardoor laatstgenoemden verdachte bij binnenkomst direct herkenden. Hoewel duidelijk is dat de afpersing en bedreiging op de slachtoffers veel indruk hebben gemaakt, maakt die bekendheid met de verdachte naar het oordeel van de rechtbank in dit geval dat de impact van het handelen door verdachte minder beangstigend moet zijn geweest dan wanneer verdachte een volstrekt onbekende indringer zou zijn geweest.
Strafblad
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van verdachte
De reclassering heeft geadviseerd bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole. De reclassering constateert dat het recidiverisico hoog zal blijven indien verdachte onbehandeld blijft, mede gelet op zijn psychische- en verslavingsproblematiek.
In strafverminderende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte ten aanzien van het delictgedrag zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Verdachte heeft bekend en ter zitting heeft hij meerdere malen zijn spijt betuigd over wat hij gedaan had tegenover één van de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte, zowel tegenover de reclassering als ter zitting, een sterke motivatie laten zien om zijn leven te beteren en aan zichzelf te werken. Dit komt ook naar voren in zijn houding en gedrag: verdachte werkt mee aan noodzakelijk geachte hulpverlening en opname in een kliniek, waar hij sinds 1 mei 2023 verblijft, en is gestopt met het drinken van alcohol en het gebruiken van drugs. De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het feit dat het behandeltraject voor verdachte nog lange tijd zal duren.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat zowel verdachte als de maatschappij er bij gebaat zijn dat verdachte zijn behandeling in de kliniek ononderbroken voort kan zetten zodat verdachte behandeld terug kan keren naar de maatschappij. Dit maakt dat de rechtbank, alles afwegend, een gevangenisstraf van 818 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden acht. Van deze straf zal het reeds door verdachte ondergane voorarrest worden afgetrokken, zodat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis maar in de kliniek kan blijven. De rechtbank legt, ter voorkoming van recidive, onder meer als voorwaarde op het volgen van een klinische behandeling voor de maximale duur van 12 maanden. Gelet op de omstandigheid dat verdachte maximaal 12 maanden in de kliniek zal doorbrengen en daar naar het zich laat aanzien een intensieve behandeling zal moeten ondergaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de forse voorwaardelijke gevangenisstraf nog een werkstraf op te leggen. Naast bovenstaande zullen de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel worden verbonden, te weten een meldplicht, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole. Voorts zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer 1] en [naam] alsmede een locatieverbod voor de omgeving van de
[adres] aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden. De rechtbank betrekt hierbij de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] waaruit blijkt dat het slachtoffer bang is voor een nieuwe confrontatie met verdachte.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Gelet op de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte, het ingeschatte recidiverisico en de langdurige behandeling die verdachte nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de op grond van art. 14c Sr gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.