ECLI:NL:RBNNE:2023:2128

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
18-336995-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag tijdens uitgaansgeweld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag. De zaak vond plaats op 1 november 2021 te Leeuwarden, waar de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met een slachtoffer op de openbare weg, Het Ruiterskwartier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met kracht hebben geduwd, geslagen en geschopt, waarbij het slachtoffer ernstig letsel opliep, waaronder een hersenkneuzing en gebroken tanden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gezien de aard van het geweld en de kwetsbaarheid van het hoofd. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar getuigenverklaringen en camerabeelden bevestigden zijn betrokkenheid. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer en een andere benadeelde partij, voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/336995-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Leeuwarden, op of aan de openbare weg, Het
Ruiterskwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hebben verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer] (met kracht) tegen het lichaam geduwd en/of (vervolgens) met kracht in het gezicht gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] over zijn fiets heen is gevallen en/of die [slachtoffer] bij het lichaam gepakt en voorover getrokken en/of (met kracht) een knie tegen het hoofd van die [slachtoffer] gebracht en/of gedrukt en/of Die [slachtoffer] opgetild en/of (met kracht) hard tegen het wegdek gegooid en/of meermalen, althans eenmaal - ook als die [slachtoffer] op de grond ligt- (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Leeuwarden openlijk, te weten op of aan het Ruiterskwartier, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer] (met kracht) tegen het lichaam geduwd en/of (vervolgens) met kracht in het gezicht gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] over zijn fiets heen is gevallen en/of die [slachtoffer] bij het lichaam gepakt en voorover getrokken en/of (met kracht) een knie tegen het hoofd van die [slachtoffer] gebracht en/of gedrukt en/of Die [slachtoffer] opgetild en/of (met kracht) hard tegen het wegdek gegooid en/of meermalen, althans eenmaal - ook als die [slachtoffer] op de grond ligt- (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die
[slachtoffer] geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten -een hersenkneuzing en/of
  • een hersenschudding en/of
  • een bloeding in het hoofd en/of
  • een scheurtje bij het (linker)oog en/of
  • een gebroken enkel (die operatief moest worden gezet) en/of
  • vier, althans meerdere naar achter geslagen tanden en/of deels afgebroken tanden en/of- een gekneusde elleboog voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde op grond van de aangifte, de letselverklaring, de camerabeelden en verklaringen van getuigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde omdat verdachte het schoppen tegen het hoofd ontkent en dit ook niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Verder is aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gericht op poging tot doodslag.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 30 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 1 november 2021 op Het Ruiterskwartier te Leeuwarden [slachtoffer] een klap en een trap gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2021,opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021300705 d.d. 10 december 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op maandagochtend, 1 november 2021, omstreeks 01:30 uur, ben ik, samen met mijn vriendin, naar huis gegaan. Wij fietsten op dat moment ongeveer bij Club Red, gevestigd aan het Ruiterskwartier. [verdachte] liep uit de groep naar voren naar mij toe, en ging gelijk neus aan neus met mij staan. [verdachte] gaf mij op een bepaald moment een harde duw tegen mijn borstkas. Hij deed dit met twee handen en veel kracht. Ik deinsde daardoor een stukje achteruit maar viel niet om. Ik had mijn fiets op dat moment nog in mijn hand. Ik weet dat ik toen een harde klap kreeg en daarna werd alles "zwart". Het eerste wat ik mij kan herinneren, is dat ik wakker werd en op de straat lag.
3. Een forensisch geneeskundig letselverslag, op 23 november 2021 opgemaakt en ondertekend doormw. drs. A.W. Westerveld, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Betrokkene [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 1997 Letselbeschrijving:
Oogleden links
In de huid aan de buiten- en onderzijde van de linker oogkas een geelgroene verkleuring passend bij onderhuidse bloeduitstortingen.
Op de grens van het bovenooglid met het voorhoofd een in de huidlijnen verlopende roze gekleurde verdikking in de huid waarin een donker korstje en twee witte uitstekende draadjes te zien zijn. Dit past bij een gehechte en inmiddels vrijwel genezen huidklieving.
Gebit
Van de voortanden in bovengebit ontbreken enkele stukjes. Deze tanden staan evenals de middelste tanden van het ondergebit niet meer in lijn met de overige gebitselementen. Dit is passend bij direct op het gebit inwerkend geweld.
Linker been
Om het linker onderbeen bevindt zich een gipsverband. Uit gegevens ziekenhuis blijkt dit te zijn aangelegd na een operatieve stabilisatie van een enkelfractuur links met drie schroeven. In de huid van de knieschijf aan de bovenzijde een min of meer rond gebied met schilfering van geschat 1,5 cm doorsnede passend bij een genezende schaafwond.
Vermoeden inwendig letsel
Uit door betrokkene aangeleverde medische gegevens bleek dat er op de CT van de hersenen aanwijzingen waren voor mogelijk een kleine kneuzing links voor in de hersenen.
Genezingsduur/ beperking
Nog niet te voorspellen, met name met betrekking tot de enkel
Subjectieve klachten:
Is minder belastbaar, kan zijn werk niet doen, functie linker oog nog niet 100%, zorgen of toekomstperspectief qua opleiding en toekomstig werk nu wegvalt. De geconstateerde letsels passen goed bij de toedracht zoals aangegeven.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 november2021 opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik zag toen dat de jongen, [verdachte] een duw gaf. Ik zag dat [verdachte] daar heel agressief op reageerde. Ik zag wel dat er een vechtpartij was tussen [verdachte] en de jongen. Ik zag dat de jongen ineens op de grond lag. Er werd tegen hem aangeschopt door [verdachte] . Er zaten in ieder geval 2 mensen boven op het slachtoffer. Dat was in ieder geval [verdachte] . Volgens mij was de andere jongen die er boven op zat [medeverdachte] , maar dat weet ik niet zeker.
V: Wat heb je [verdachte] zien doen?
A: Schoppen. Tegen het hoofd van het slachtoffer. Hij was wel aan het doortrappen. Het slachtoffer lag op de grond terwijl [verdachte] op hem inschopte
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 november
2021 opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik liep dus in de richting van het Ruiterskwartier. Ik zag dat er een man links voor mij op de grond lag. Ik zag dat hij deels tegen een wegafzetting aan lag. Ik zag dat de man een halfzittende en halfliggende positie aannam. Ik zag dat zijn schouders en zijn hoofd tegen de wegafzetting leunde. Ik zag dat de man zijn beide armen omhoog bracht, kennelijk om zichzelf te verdedigen. Ik zag dat een andere onbekende man bij hem probeerde te komen. Ik zag op dat moment dat de voor mij onbekende man met kracht zijn rechterbeen naar achteren haalde. Ik zag dat hij ditzelfde been vervolgens met veel kracht naar voren bewoog. Ik zag dat zijn voet met veel kracht terecht kwam tegen het gezicht van de man welke op de grond lag. Ik kan u het voorbeeld geven dat iemand tegen een voetbal trapt. Ik zag als gevolg van deze trap dat het gezicht en het lichaam van de man, welke op de grond lag, naar achteren bewoog. Ik kan u vertellen dat dit een behoorlijk impact had op de man welke op de grond lag.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2021, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 1 november 2021, rond 02.00 uur, vond er op het Ruiterskwartier te Leeuwarden, een (zware) mishandeling plaats. Bij het beschrijven van de beelden zal ik hem, [verdachte] , VD1 noemen. Door mij werd het volgende op de bekeken beelden gezien:
AG1 loopt op VD1 af en geeft met zijn linkerhand een duw tegen de rechterschouder van VD1. VD1 geeft met zijn rechterhand vervolgens een duw tegen de linkerschouder van AG1.
AG1 krijgt op dat moment een harde duw van VD1. Die duwt hem met beide handen tegen de borst. Die valt of beweegt naar achteren en wordt gelijk door VD2 beetgepakt bij zijn bovenlichaam. VD2 worstelt met AG1. VD1 gaat op hen af. VD1 werkt AG1 tegen de grond.
VD1 komt VD2 te hulp. VD2 worstelt met AG1. Terwijl hij hem voorover trekt, waardoor AG1 gebukt staat, geeft VD2 hem met zijn rechterknie en trap tegen het hoofd. Het hoofd van AG1 gaat achterover door de impact. Op dat moment liggen dus VD1, VD2 en AG1 op de grond. VD2 staat op en loopt naar AG1 en pakt hem vast. Hij geeft hem een hoge trap met zijn rechtervoet. Het is niet te zien waar hij AG1 raakt. Die gaat naar achteren en neemt een gevechtshouding aan. AG1 en VD2 staan tegenover elkaar.
AG1 gaat er op af. VD2 pakt hem bij zijn kleren vast. VD1 komt er bij. Samen trekken ze hem voorover. Samen brengen ze AG1 naar de grond. Terwijl AG1 naar de grond gebracht wordt geeft VD2 hem een klap of een elleboogstoot in de rug. AG1 komt te zitten. Vervolgens trapt VD1 met zijn rechtervoet naar AG1. VD2 heeft hem nog steeds beet. AG1 ligt even later plat op de grond.
VD2 trekt AG1 over de weg heen. VD1 gaat om de lange jongen heen naar VD2 en AG1. AG1 staat voorovergebogen. VD1 trapt met zijn rechtervoet AG1.
VD1 neemt AG1 over van VD2. Hij tilt hem op en gooit hem hard tegen de weg. Die slaat door de kracht van de worp over de kop. Zijn benen vliegen door de lucht. AG1 komt op de weg. Hij rolt door de kracht waarmee hij op de grond wordt gesmeten min of meer achterover door, zodat hij bijna op zijn knieën zit. Zijn bovenlichaam hangt voorover. Direct nadat AG1 over de kop is geslagen, geeft VD1 hem met zijn rechtervoet een harde trap. Hij raakt hem waarschijnlijk op zijn bovenlichaam. Het hoofd van AG1, tijdens de worsteling bedekt door zijn capuchon, beweegt namelijk niet. Wel zie ik de rechterarm van AG1 door de impact van de trap, de lucht ingaan. Gedurende de vechtpartij is er alleen gevochten door VD1, VD2 en AG1.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 november2021 opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Ik zag dat [slachtoffer] op de grond lag. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] schopte. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte] [slachtoffer] een schop gaf. Ik zag dat [slachtoffer] op dat moment op nog op de grond lag. Ik schat dat ik [verdachte] [slachtoffer] 2 à 3 keer opzettelijk en met kracht heb zien schoppen toen [slachtoffer] op de grond lag.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 november2021 opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
Ik zag dat [verdachte] , [slachtoffer] aan het schoppen was terwijl [slachtoffer] op de grond lag.
bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat aangever door meerdere personen is geslagen en getrapt, ook tegen het hoofd en in het gezicht. Verdachte heeft ontkend aangever tegen het hoofd te hebben getrapt. Aangever heeft in zijn aangifte weinig over de handelingen, gepleegd door verdachte en zijn medeverdachte, kunnen verklaren omdat hij het zich door het tegen hem gebruikte geweld niet kan herinneren. Daarentegen verklaren onder meer de getuigen [naam 1] en [naam 2] wel over de handelingen onder meer door verdachte gepleegd. Zij hebben verklaard dat verdachte onder meer tegen het hoofd van aangever heeft geschopt. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaringen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte onder meer een schop tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gegeven.
poging tot doodslag
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het voorliggende strafdosser niet vast te stellen dat de verdachte vol opzet had om aangever van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet van verdachte om aangever van het leven te beroven en overweegt daartoe het volgende.
Voor voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever door de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte zou overlijden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat het geweld tegen aangever onder meer bestond uit het schoppen tegen het hoofd. Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen schoppen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Uit het forse letsel dat aangever heeft opgelopen, onder meer een hersenkneuzing, kapotte tanden en bloeduitstortingen in het gezicht, blijkt dat er met kracht tegen het hoofd en het gezicht geweld is gebruikt.
De rechtbank concludeert daaruit dat de kans op de dood van aangever ten gevolge van het door verdachte en de medeverdachte uitgeoefende geweld aanmerkelijk is geweest. Het uitgeoefende geweld was qua kracht, die zo groot was dat dit onder meer voornoemd letsel veroorzaakte, zodanig dat de rechtbank concludeert dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de getuigenverklaringen en de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte en de medeverdachte met fors geweld uithaalden naar aangever, dat verdachte moest worden tegengehouden door meerdere mensen en desondanks meermalen terugkeerde naar het slachtoffer en dat verdachte op een gegeven moment zelfs aangever optilt en hard op de weg gooit waarna verdachte aangever nog een harde trap na geeft. Door aldus te (blijven) handelen en reageren heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de niet te verwaarlozen kans dat aangever door zijn en medeverachtes handelen het leven zou laten, bewust aanvaard.
medeplegen
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten vereist, waarbij de bijdrage van verdachte intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn. Of daarvan sprake is, hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat beide verdachten een wezenlijke materiële bijdrage hebben geleverd aan de voltooiing van het delict. Beiden zijn in gevecht gegaan met aangever en beiden hebben aangever geschopt dan wel geslagen. Ze zijn gezamenlijk opgetreden en hebben elkaar versterkt in de aanval jegens aangever. Waar de medeverdachte aangever vasthield en naar de grond bracht kon verdachte aangever schoppen. Van een nauwe en bewuste samenwerking is derhalve sprake geweest. Het tenlastegelegde medeplegen zal bewezen worden geacht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 november 2021 te Leeuwarden, op de openbare weg, Het Ruiterskwartier, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hebben verdachte en diens mededader die [slachtoffer] met kracht tegen het lichaam geduwd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] over zijn fiets heen is gevallen en die [slachtoffer] bij het lichaam gepakt en voorover getrokken en met kracht een knie tegen het hoofd van die [slachtoffer] gebracht en die [slachtoffer] opgetild en met kracht hard tegen het wegdek gegooid en meermalen - ook als die [slachtoffer] op de grond ligt - met kracht tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] geschopt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair. Medeplegen van poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde verzocht een taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uren. Het is van belang dat verdachte zijn werk kan behouden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van het Leger des Heils d.d. 20 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 februari 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van geweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 1 november 2021, waarbij zij het slachtoffer op straat meerdere keren hebben geschopt en geslagen, ook terwijl het slachtoffer op de grond lag. Dit soort geweld in het uitgaansgebied heeft een enorme impact op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt hierdoor steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft al veel dodelijke slachtoffers veroorzaakt. Verdachte mag zich gelukkig prijzen dat in dit geval het daadwerkelijke letsel van het slachtoffer relatief beperkt is gebleven, hij had ook dood kunnen zijn. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte volgens diverse getuigen door meerdere personen en meerdere malen moest worden tegengehouden bij de geweldpleging. De rechtbank rekent verdachte zijn handelwijze zwaar aan en wijst erop dat het veel erger had kunnen aflopen als anderen niet tussenbeide zouden zijn gekomen.
Persoon van verdachte
Uit het rapport van het Leger des Heils volgt dat verdachte geen noemenswaardige problemen heeft. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden daar verdachte niet gemotiveerd is een gedragstraining te volgen.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur, te weten voor de duur van 42 maanden, zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder meer schoppen tegen het hoofd ondanks de ontkenning van verdachte. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank ziet geen aanleiding van de eis af te wijken.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer]tot een bedrag van € 2.519,67 ter zake van materiële schade en € 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • eigen risico zorgverzekering € 1.270,00
  • huur krukken € 28,00
  • tandartskosten € 306,58
  • douchehoes onderbeen € 27,94
  • fitness elastiek € 15,95
  • kosten medisch advies € 871,20
2. [benadeelde partij]tot een bedrag van € 698,50 ter vergoeding van materiële schade en € 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het bedrag aan materiële schade bestaat uit het eigen risico van de zorgverzekering, te weten een bedrag van € 698,50.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] aangevoerd dat verdachte geen geweld jegens haar heeft gebruikt. De schade is niet op verdachte te verhalen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat deze niet is onderbouwd. Het is onvoldoende vastgesteld dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het toedoen van verdachte. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze deels kan worden toegewezen. De kosten van het medisch advies zijn niet toewijsbaar, omdat de verwachting voor de toekomst niet relevant is voor een schadevergoeding. Ten aanzien van de immateriële schade heeft raadsman verzocht het bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank Benadeelde partij [slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
materiële schade
De kosten van het eigen risico, huur krukken, tandartskosten, douchehoes en fitnesselastiek zijn niet betwist. Deze gevorderde bedragen zullen dan ook worden toegewezen.
Ten aanzien van de kosten voor het medisch advies, een bedrag van € 871,20, overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij deze kosten in redelijkheid mocht maken ter vaststelling van de schade. De rechtbank zal ook deze gevorderde kosten toewijzen.
immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 20.000,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade in relatie tot het gepleegde, buitensporige geweld en de grote gevolgen voor de benadeelde partij en de hoogte van de immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd redelijk en billijk is.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 12.519,67, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2021. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
materiële schade
De opgevoerde kosten van het eigen risico zijn niet betwist. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 4.000,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade in relatie tot het moeten aanschouwen van de forse mishandeling van de partner van de benadeelde partij (zogenoemde shockschade) redelijk en billijk is.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.698,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2021. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 12.519,67 euro (zegge: twaalfduizend vijfhonderdnegentien euro enzevenenzestig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 12.519,67 euro (zegge: twaalfduizend vijfhonderdnegentien euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 2.519,67 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 100 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij] te betalen:
  • het bedrag van € 3.698,50 (zegge: drieduizend zeshonderdachtennegentig euro en vijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.698,50 (zegge: drieduizend zeshonderdachtennegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 698,50 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 46 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2023.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.