Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Zij heeft daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering gevorderd en verzocht de bijzondere voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor oplegging van een straf gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Oplegging van bijzondere voorwaarden acht de raadsvrouw onwenselijk, omdat er reeds een zorgmachtiging is afgegeven. Subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia rapport van 20 maart 2023, opgemaakt door drs. A. Banaei Kashani, psychiater, het reclasseringsrapport van 2 mei 2023 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging door met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp eerst te richten en te schieten op een hulpverlener van Lentis, slachtoffer [slachtoffer] , en vervolgens te richten en te schieten op de ter plaatse gekomen politieagenten, verbalisanten [naam 1] en [naam 2] . Verdachte heeft de feiten bovendien gepleegd op klaarlichte dag in een woonwijk. Door zijn handelen heeft verdachte angstgevoelens, grote overlast en consternatie veroorzaakt. Bovendien had dit incident veel ernstiger af kunnen lopen, ook voor verdachte zelf. Het is bijzonder zorgelijk dat verdachte meerdere wapens en een grote hoeveelheid munitie in de woning aanwezig had. Wapenbezit draagt in sterke mate bij aan de onveiligheid in de maatschappij.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voormeld Pro Justitia rapport, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een chronisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. Ten tijde van en in aanloop naar het bewezen verklaarde was hij psychotisch. Een aantal weken daarvoor, bij een bezoek van hulpverleners in het kader van de verlenging van zijn zorgmachtiging, was de gedachte om te schieten op hulpverleners al door zijn hoofd gegaan. Op de dag waarop het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden, voelde verdachte zich in het nauw gedreven en bedreigd door medewerkers van de geestelijke gezondheidszorg (hierna: ggz). Het gedrag van verdachte werd veroorzaakt door achterdochtige wanen jegens de ggz, waardoor hij zich bedreigd voelde door de ggz. Daarnaast was sprake van oordeels- en kritiekstoornissen, onder andere met betrekking tot het accepteren van zorg, passend bij het chronisch psychotische beeld. Er zijn echter wel momenten geweest waarin hij zich bewust was van de gevolgen van zijn gedrag, in ieder geval voor de gevolgen voor zichzelf. Nu het erop lijkt dat verdachte enige controle heeft gehad over zijn gedrag en gedragskeuzes, wordt geadviseerd om de feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan zich met de conclusies van de psychiater verenigen, maar gelet op de behandeling ter terechtzitting gaat de rechtbank ervan uit dat verdachtes inzicht in zijn handelen en de gevolgen ervan zeer beperkt is geweest als gevolg van deze ernstige en hardnekkige stoornis. De rechtbank zal het onder 1 en het onder 2 bewezen verklaarde daarom in sterk verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Oplegging van de straf
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Naast voormeld Pro Justitia rapport heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapportage van 2 mei 2023. De kans op herhaling van soortgelijke feiten of agressief gedrag in het algemeen wordt, binnen de huidige kaders van de zorgmachtiging, als matig ingeschat. Bij het wegvallen van dit kader zal deze kans oplopen naar hoog. Verdachte zal, gelet op de hardnekkigheid van zijn problematiek, grotendeels afhankelijk blijven van extern risicomanagement. Verdachte is de afgelopen maanden opgenomen geweest en de zorgmachtiging is verlengd tot november 2023. Het traject van zorg is daarmee reeds ingezet en de rechtbank acht het noodzakelijk dat dit traject in het kader van de zorgmachtiging wordt voortgezet. De rechtbank acht, met de raadsvrouw, het stellen van bijzondere voorwaarden daarom thans niet passend. Juist gelet op de hardnekkige problematiek van verdachte kan worden verwacht dat de zorgmachtiging verlengd zal worden. In het kader van de zorgmachtiging kan worden gezorgd voor de juiste medicatie en voor een passend behandeltraject.
Verdachte heeft reeds zeventig dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde, een overtreding, zal de rechtbank met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf opleggen.