ECLI:NL:RBNNE:2023:2126

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
18-276948-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen gelijkend voorwerp en wapenbezit door psychotische verdachte

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en wapenbezit. De verdachte richtte zich op een hulpverlener van Lentis en op politieagenten, waarbij hij angst en overlast veroorzaakte in een woonwijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die lijdt aan een chronisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie, in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar was. Dit werd onderbouwd door een Pro Justitia rapport van een psychiater. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 250 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en achtte het noodzakelijk dat het zorgtraject van de verdachte werd voortgezet. De verdachte had reeds zeventig dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank verklaarde alle ten laste gelegde feiten bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De in beslag genomen wapens werden onttrokken aan het verkeer, omdat zij konden dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18-276948-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 25 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1960, wonende te [adres]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Wierts, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten en/of de trekker over te halen;
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Groningen [naam 1] (werkzaam bij de politie) en/of [naam 2]
(werkzaam bij de politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam 1] en/of [naam 2] te richten en/of gericht te houden;
3.
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Groningen een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasdrukwapen van het merk Baikal heeft gedragen;
4 hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Groningen een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto van het merk AKC, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Groningen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten ongeveer 150 stuks randvuur knalpatronen, van het merk Sellier & Bellot, kaliber 6 mm. voorhanden heeft gehad;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 oktober 2022,opgenomen op pagina 84 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022283758 d.d. 23 november 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 oktober 2022,opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2022,opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen
d.d. 27 oktober 2022, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2022,opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 oktober 2022 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te richten en de trekker over te halen;
2.
hij op 27 oktober 2022 te Groningen [naam 1] , werkzaam bij de politie, en
[naam 2] , werkzaam bij de politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meermalen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam 1] en [naam 2] te richten en gericht te houden;
3.
hij op 27 oktober 2022 te Groningen een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasdrukwapen van het merk Baikal, heeft gedragen;
4.
hij op 27 oktober 2022 te Groningen een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto van het merk AKC, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 27 oktober 2022 te Groningen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten ongeveer 150 stuks randvuur knalpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 6 mm., voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is ten aanzien van het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde een beroep gedaan op psychische overmacht. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat bij verdachte sprake is van een chronisch psychotisch toestandsbeeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat van een geslaagd beroep op psychische overmacht geen sprake kan zijn.
Oordeel van de rechtbank
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht, omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Bij verdachte is namelijk - zo blijkt uit het Pro Justitia rapport van 20 maart 2023 - sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld, als gevolg waarvan hij ervan overtuigd raakte dat medewerkers van de GGZ hem als proefkonijn wilden gebruiken. Verdachte wilde niet behandeld worden en had een aversie jegens de geestelijke gezondheidszorg. Deze aversie had de vorm aangenomen van complottheorieën, passend bij een hardnekkige waan in het kader van schizofrenie. Weliswaar voelde verdachte zich in het nauw gedreven, maar naar het oordeel van de rechtbank is datgene wat verdachte ervoer, niet een omstandigheid waartegen verdachte geen weerstand kon of behoefde te bieden. Een geslaagd beroep op psychische overmacht komt hem daarom niet toe.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu overigens niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Zij heeft daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering gevorderd en verzocht de bijzondere voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor oplegging van een straf gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Oplegging van bijzondere voorwaarden acht de raadsvrouw onwenselijk, omdat er reeds een zorgmachtiging is afgegeven. Subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia rapport van 20 maart 2023, opgemaakt door drs. A. Banaei Kashani, psychiater, het reclasseringsrapport van 2 mei 2023 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging door met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp eerst te richten en te schieten op een hulpverlener van Lentis, slachtoffer [slachtoffer] , en vervolgens te richten en te schieten op de ter plaatse gekomen politieagenten, verbalisanten [naam 1] en [naam 2] . Verdachte heeft de feiten bovendien gepleegd op klaarlichte dag in een woonwijk. Door zijn handelen heeft verdachte angstgevoelens, grote overlast en consternatie veroorzaakt. Bovendien had dit incident veel ernstiger af kunnen lopen, ook voor verdachte zelf. Het is bijzonder zorgelijk dat verdachte meerdere wapens en een grote hoeveelheid munitie in de woning aanwezig had. Wapenbezit draagt in sterke mate bij aan de onveiligheid in de maatschappij.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voormeld Pro Justitia rapport, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een chronisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. Ten tijde van en in aanloop naar het bewezen verklaarde was hij psychotisch. Een aantal weken daarvoor, bij een bezoek van hulpverleners in het kader van de verlenging van zijn zorgmachtiging, was de gedachte om te schieten op hulpverleners al door zijn hoofd gegaan. Op de dag waarop het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden, voelde verdachte zich in het nauw gedreven en bedreigd door medewerkers van de geestelijke gezondheidszorg (hierna: ggz). Het gedrag van verdachte werd veroorzaakt door achterdochtige wanen jegens de ggz, waardoor hij zich bedreigd voelde door de ggz. Daarnaast was sprake van oordeels- en kritiekstoornissen, onder andere met betrekking tot het accepteren van zorg, passend bij het chronisch psychotische beeld. Er zijn echter wel momenten geweest waarin hij zich bewust was van de gevolgen van zijn gedrag, in ieder geval voor de gevolgen voor zichzelf. Nu het erop lijkt dat verdachte enige controle heeft gehad over zijn gedrag en gedragskeuzes, wordt geadviseerd om de feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan zich met de conclusies van de psychiater verenigen, maar gelet op de behandeling ter terechtzitting gaat de rechtbank ervan uit dat verdachtes inzicht in zijn handelen en de gevolgen ervan zeer beperkt is geweest als gevolg van deze ernstige en hardnekkige stoornis. De rechtbank zal het onder 1 en het onder 2 bewezen verklaarde daarom in sterk verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Oplegging van de straf
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Naast voormeld Pro Justitia rapport heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapportage van 2 mei 2023. De kans op herhaling van soortgelijke feiten of agressief gedrag in het algemeen wordt, binnen de huidige kaders van de zorgmachtiging, als matig ingeschat. Bij het wegvallen van dit kader zal deze kans oplopen naar hoog. Verdachte zal, gelet op de hardnekkigheid van zijn problematiek, grotendeels afhankelijk blijven van extern risicomanagement. Verdachte is de afgelopen maanden opgenomen geweest en de zorgmachtiging is verlengd tot november 2023. Het traject van zorg is daarmee reeds ingezet en de rechtbank acht het noodzakelijk dat dit traject in het kader van de zorgmachtiging wordt voortgezet. De rechtbank acht, met de raadsvrouw, het stellen van bijzondere voorwaarden daarom thans niet passend. Juist gelet op de hardnekkige problematiek van verdachte kan worden verwacht dat de zorgmachtiging verlengd zal worden. In het kader van de zorgmachtiging kan worden gezorgd voor de juiste medicatie en voor een passend behandeltraject.
Verdachte heeft reeds zeventig dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde, een overtreding, zal de rechtbank met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57, 62 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26, 27 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart alle ten laste gelegde feiten bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
T.a.v. het onder 1, 2, 4 en 5 bewezen en strafbaar verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
T.a.v. het onder 3 bewezen en strafbaar verklaarde:

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen, te weten:

  • 1 STK Dolk (Omschrijving: 1540115, Mtech Mt-086);
  • 1 STK Degen (Omschrijving: 1540112, zilver);
  • 1 STK Degen (Omschrijving: 1540106, zilver);
  • 1 STK Degen (Omschrijving: 1540091, bruin, merk: Haller);
  • 1 STK Onderdeel van (Omschrijving: 1540072);
  • 1 STK Handgereedschap (Omschrijving: 1540088, bruin, merk: Sencys);
  • 1 STK Hakmes (Omschrijving: 1540114);
  • 1 STK Zwaard (Omschrijving: 1540125, zwart);
  • 1 DS Munitie (Omschrijving: 1540071);
  • 1 STK Mes (Omschrijving: 1540119, zilver, merk: Chefaid);
  • 2 STK Patroonhouder (Omschrijving: 1540090);
  • 9 STK Munitie (Omschrijving: 1540111);
  • 1 STK Wapen (Omschrijving: 1540110, zwart, merk: Baikal mp-651k).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.