ECLI:NL:RBNNE:2023:2121

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
C/18/222820 / JE RK 23-292
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om gesloten jeugdhulp voor een minderjarige met gedragsproblematiek

Op 24 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige afgewezen. De GI had verzocht om de minderjarige, die sinds 12 april 2023 op een crisisgroep van het Leger des Heils verblijft, gedurende vier weken op te nemen in een gesloten accommodatie, met de mogelijkheid van verlenging voor een jaar. De kinderrechter oordeelde dat de GI niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van onttrekkingsgevaar, zoals vereist door de Jeugdwet. De kinderrechter stelde vast dat de GI geen instemmende verklaring van een gedragswetenschapper had overgelegd, wat een wettelijke vereiste is voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter benadrukte dat het verlenen van een machtiging een ernstige inbreuk op fundamentele rechten kan zijn en dat aan alle wettelijke eisen moet worden voldaan. Ondanks de zorgen over de gedragsproblematiek van de minderjarige, was er onvoldoende bewijs dat hij zich aan de jeugdhulp zou onttrekken. De kinderrechter wees het verzoek af en benadrukte de noodzaak van zorgvuldigheid bij het indienen van dergelijke verzoeken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/222820 / JE RK 23-292
datum uitspraak: 24 mei 2023

beschikking over de afwijzing van een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

die gevestigd is in Groningen,
en die hierna ‘de GI’ wordt genoemd,
die betrekking heeft op

[de minderjarige] ,

die geboren is op [geboortedag] [geboortemaand] 2009 te [geboorteplaats] .

Het procesverloop

Op 24 mei 2023 heeft de GI de kinderrechter verzocht om zonder voorafgaande mondelinge behandeling, een machtiging te verlenen die het mogelijk maakt om [de minderjarige] gedurende vier weken op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg en in aansluiting op die periode, een machtiging te verlenen voor die opname voor de duur van een jaar.
De kinderrechter heeft vervolgens bepaald dat hij deze beschikking geeft.

De feiten

De kinderrechter kan bij de beoordeling van het verzoek van de GI uitgaan van de volgende feiten.
Op 4 november 2014 is het gezag van de ouders van [de minderjarige] beëindigd en is de GI tot voogd over [de minderjarige] benoemd. Sinds 12 april 2023 verblijft [de minderjarige] op een crisisgroep van het Leger des Heils.
Hieraan is voorafgegaan dat [de minderjarige] op 30 november 2011 onder toezicht is gesteld en voor zover uit de stukken van de GI kan worden afgeleid, vanaf 2012 uit huis is geplaatst in ofwel pleeggezinnen dan wel accommodaties voor jeugdzorg.
De crisisgroep waar [de minderjarige] nu verblijft, rapporteert aan de GI uiteenlopende zorgen over gedragsproblematiek en grensoverschrijdend gedrag van [de minderjarige] en incidenten die hierdoor ontstaan.
De GI heeft hieruit de conclusie getrokken dat een machtiging gesloten jeugdzorg moet worden verleend om de veiligheid van [de minderjarige] en zijn omgeving te borgen.
Op 23 mei 2023 heeft de GI de kinderrechter verzocht om zonder voorafgaande mondelinge behandeling, een machtiging te verlenen die het mogelijk maakt om [de minderjarige] gedurende vier weken op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg en in aansluiting op die periode, een machtiging te verlenen voor die opname voor de duur van een jaar.
Op 24 mei 2023 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen en daartoe overwogen:

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, kan een spoedmachtiging om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven slechts worden verleend indien onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dienen de opneming en het verblijf in de gesloten accommodatie noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
De kinderrechter kan op grond van de verstrekte informatie voorshands aannemen dat [de minderjarige] kampt met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die hem in zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Dat biedt op zichzelf genomen echter geen grond om een machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen. Daarvoor is op grond van de wet óók vereist dat het risico bestaat dat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrekt of door anderen daaraan wordt onttrokken. Op deze wettelijke eis gerichte feiten en omstandigheden zijn door de GI niet gesteld en kunnen de kinderrechter overigens ook niet blijken.
Een machtiging voor gesloten jeugdhulp kan daarom niet op de wet worden gegrond.
Dat kan ook om een andere reden niet. De GI heeft verzuimd, zoals op grond van de wet ook had gemoeten, een instemmende verklaring van een gedragswetenschapper te overleggen.
Het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp is een vrijheidsbenemende maatregel die alleen mag worden genomen als aan alle wettelijke eisen is voldaan. Wanneer dat niet het geval is, vormt het verlenen van een machtiging een ernstige inbreuk op fundamentele rechten die worden beschermd in de artikelen 5 en 8 EVRM, art. 9 en 10 IVBPR en art. 16 IVRK.
De kinderrechter overweegt ten overvloede dat gelet op de dreigende inbreuk op fundamentele rechten van kinderen, het van een redelijk handelend en vakbekwame Gecertificeerde Instelling mag worden verwacht dat met de grootst mogelijke zorgvuldigheid een verzoek wordt ingediend waarin tenminste alle op grond van de wet vereiste feiten worden gesteld en alle op grond van de wet vereiste bescheiden, zoals de verklaring van een gedragswetenschapper, worden overgelegd.
Een en ander brengt met zich dat de kinderrechter het verzoek afwijst.
Op 24 mei 2023 heeft de GI in een nieuw verzoekschrift haar verzoek herhaald, onder aanvulling van gronden en vergezeld met een instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper.
De beoordeling
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, kan een spoedmachtiging om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven slechts worden verleend indien onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dienen de opneming en het verblijf in de gesloten accommodatie noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
De kinderrechter komt andermaal tot de conclusie dat het verzoek van de GI niet
kanworden toegewezen, althans niet zonder dat in strijd met de wet en het verdragsrecht wordt beslist. De kinderrechter komt tot die conclusie op grond van de navolgende overwegingen.
Het verzoekschrift is door de GI aangevuld ten aanzien van de ontbrekende wettelijke eis dat er voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp, het gevaar moet bestaan dat de jeugdige zich onttrekt aan de jeugdhulp of daaraan door anderen wordt onttrokken.
In het nieuwe verzoekschrift is daartoe door de GI aangevoerd:
"Doordat de groepsleiding geen invloed meer heeft op [de minderjarige] , onttrekt hij zichzelf aan de hulp die hem vanuit de crisisgroep in een open setting geboden kan worden."
en
"Het risico op dat [de minderjarige] zich verder onttrekt aan toezicht is groot (weglopen, verkeerd netwerk, etc.) en ook de veiligheid van zijn omgeving kan niet langer worden gewaarborgd."
De kinderrechter vindt dat met de door de GI nu aangevoerde feiten, geen voldoende concrete feiten en omstandigheden worden genoemd die zich in juridische zin laten vertalen aan het onttrekken aan jeugdhulp in de door de Jeugdwet in artikel 6.1.3. bedoelde zin.
De kinderrechter baseert zich daarbij op
Kamerstukken2021/2022, 35 942, nr. 3, p. 6 waarin het onttrekkingsgevaar wordt verduidelijkt in die zin dat het gaat om weglopen of anderszins onttrekken aan noodzakelijke jeugdhulp. Het enkel stellen dat verwacht wordt dat [de minderjarige] zal weglopen, zonder verdere toelichting is onvoldoende. Het niet bereikbaar zijn in contact, zoals wel door de GI min of meer wordt gesteld, is geen onttrekking aan de noodzakelijke jeugdhulp.
Maar zelfs als de kinderrechter het onttrekken in de meest ruime zin van het woord zal opvatten en dan ook de door de GI nu aangevoerde feiten en omstandigheden daaronder zal scharen, zal dat niet tot het verlenen van de verzochte machtiging kunnen leiden. Daarvoor is het navolgende redengevend.
De GI heeft in haar tweede verzoekschrift weliswaar een instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper overgelegd, maar die verklaring kan het verzoek van de GI niet dragen.
De gedragswetenschapper baseert zich op louter dossieronderzoek, terwijl hij geen invulling geeft aan de verzwaarde motiveringsplicht waarom hij niet de moeite heeft genomen om met de jeugdige het gesprek aan te gaan, dan wel dat hij zicht geeft op concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat dit in de gegeven omstandigheden niet mogelijk was. De kinderrechter kent in dit verband betekenis toe aan de "Handreiking voor de gekwalificeerde gedragswetenschapper bij instemmingsverklaring gesloten jeugdhulp" waaraan de gedragswetenschapper waarnaar de inzichten van de beroepsgroep waarvan hij deel uitmaakt, is gebonden. In die handreiking wordt, zoals ook op grond van de wet en het verdragsrecht uitgangspunt moet zijn, alleen in uitzonderlijke gevallen, wanneer een gesprek met de jeugdige onmogelijk is, afgezien van het gesprek met de jeugdige, waarbij wordt aangenomen dat dan op de gedragswetenschapper een verzwaarde motiveringsplicht rust, zowel ten aanzien van de feitelijke onmogelijkheid om de jeugdige te zien als ten aanzien van de instemming op basis van het dossier. De gedragswetenschapper motiveert niets op dit punt.
Dat klemt temeer omdat ook de GI niet met de jeugdige heeft gesproken, zonder opgave van redenen, maar wel ten aanzien van de gedragswetenschapper opmerkt dat:
"De verklaring is afgegeven op basis van dossieronderzoek. Er is op dit moment geen gedragswetenschapper beschikbaar om [de minderjarige] te zien voor onderzoek."
Op het voorgaande stuit het verzoek van de GI af.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter nog het volgende. Hij heeft alle begrip voor de opvatting van de crisisgroep waar [de minderjarige] nu verblijft, dat verderstrekkende zorg dan op de crisisgroep kan worden geboden, passend en geboden is. De kinderrechter heeft alle begrip voor de GI die daaraan tegemoet wil komen. Een en ander ontslaat de kinderrechter echter niet van zijn verplichting om een verzoek tot het nemen van een ingrijpende vrijheidsbenemende maatregelen, zorgvuldig te behandelen en uitsluitend toe te wijzen wanneer ten minste aan de in de wet daaraan gestelde eisen kan worden voldaan.
Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing moet worden genomen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De GI kan dat beroep instellen, andere belanghebbenden zijn aangewezen op een advocaat die dat beroep voor hen instelt. Het hoger beroep moet binnen een termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.