ECLI:NL:RBNNE:2023:2107

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
18/930037-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege

Op 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld met verpleging van overheidswege. De officier van justitie had op 6 april 2023 gevorderd om de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen. De behandeling vond plaats op 10 mei 2023, waarbij de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, de officier van justitie mr. R. Janssens en deskundige mw. L. Paques aanwezig waren. De rechtbank heeft de relevante stukken, waaronder het verlengingsadvies van de kliniek, in overweging genomen. De veroordeelde, geboren in 1968, is gediagnosticeerd met een psychotische stoornis en heeft een geschiedenis van problematisch gedrag, waaronder een fixatie op zijn rechtszaak en ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling is gemaximeerd tot vier jaren en dat de veroordeelde nog behandeling nodig heeft. De rechtbank heeft besloten om de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, in overeenstemming met het gewijzigde advies van de kliniek. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de zaak aan te houden voor een maatregelenrapport van de reclassering, aangezien de behandeling nog niet is afgerond en de veroordeelde specifieke wensen heeft voor zijn behandeling. De rechtbank heeft ook geen ingegaan op de verzoeken van de veroordeelde, die niet relevant waren voor deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/930037-19
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 24 mei 2023 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],
thans verblijvende te [instelling]
hierna ook: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 6 april 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaren.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 mei 2023, waarbij aanwezig waren veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, de officier van justitie mr. R. Janssens en als deskundige mw. L. Paques, GZ-psycholoog en behandelcoördinator bij de FPC Dr. S. van Mesdag.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het hoofd van de instelling ondertekende rapport met advies van 24 maart 2023 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd (hierna: het verleningsadvies), de aanvulling op het verleningsadvies van 18 april 2023, alsmede de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
Voorts heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de stukken die, voorafgaand aan de zitting, zijn ingezonden door de veroordeelde, te weten een brief van 13 april 2023 (met bijlagen) en een brief van 9 mei 2023.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 29 juni 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelde wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (gemaximeerd). De Hoge Raad heeft op 25 mei 2021 het cassatieberoep van veroordeelde ex artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie
niet-ontvankelijk verklaard.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 25 mei 2021.
Het advies van de instelling
In voornoemd verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde is een 54-jarige man die is gediagnosticeerd met een psychotische stoornis.
Hij is op 8 februari 2022 opgenomen in de [instelling], op de reguliere instroom afdeling [naam afdeling]. Diagnostisch is in de huidige kliniek de werkdiagnose waanstoornis gesteld. Veroordeelde is vanaf het begin wisselend in het contact. Bij opname werd de preoccupatie van veroordeelde met zijn ex-partner en het justitiële systeem duidelijk. Hij vindt dat de rechtspraak gefaald heeft en dat er sprake is van een opeenstapeling van misstanden. Zo beticht hij de rechtspraak van corruptie en trekt hij vergelijkingen met mechanismen die in de Tweede Wereldoorlog hebben gespeeld. Deze volhardende zoektocht naar erkenning en eerherstel heeft geleid tot verstrekkende consequenties voor het functioneren van veroordeelde op persoonlijk, sociaal en maatschappelijk gebied.
Tijdens zijn verblijf op de [naam afdeling] is veroordeelde gestart met verschillende vaktherapieën zoals PMT en beeldende therapie. Veroordeelde raakte echter steeds meer gefixeerd op zijn zaak waardoor hij zeer geagiteerd aanwezig was op de afdeling. Hij is daarom op 17 november 2022 overgeplaatst naar de crisis instroomafdeling [naam afdeling]. Wat steeds meer naar voren kwam is dat veroordeelde geen ziektebesef heeft, waardoor er moeilijk een therapeutische behandelrelatie kan ontstaan. Daarom is op 21 december 2022 gestart met een a-dwangbehandeling met een antipsychoticum. Dit werd ook gedaan in de hoop dat veroordeelde wat los zou komen van de fixatie op het rechtssysteem en zijn ex-partner en dat hij zodoende meer ontvankelijk zou zijn voor behandeling. Sinds de start van de medicatie lijkt er iets meer ruimte te zijn in het denken voor andere zaken.
Op 10 maart 2023 is veroordeelde overgeplaatst naar de doorstroomunit [naam afdeling]. De overgang naar [naam afdeling] is goed verlopen. Veroordeelde is prima in contact met het behandelteam. Wel is ook hier de preoccupatie met het vermeende onrecht te zien en daarnaast wordt gezien dat veroordeelde veel vragen en wensen heeft en daarin een neiging tot directe behoeftebevrediging aanwezig is.
Het recidiverisico in geval van een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege is matig tot hoog. Het recidiverisico in geval van algehele beëindiging van toezicht of maatregel is hoog. Veroordeelde bevindt zich feitelijk nog in de beginfase van zijn behandeling en heeft nog de nodige stappen te zetten, te starten met begeleid verlof en het volgen van diverse behandelonderdelen. Daarnaast is het van belang om tot een stabiele samenwerking te komen. Gezien het feit dat deze stappen nog een aantal jaren in beslag gaan nemen en de duur van een jaar zeker overschrijden, is het advies van de kliniek de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen.
De kliniek heeft op 18 april 2023 een brief gestuurd waarin zij het eerder ingediende verlengingsadvies wijzigt. Het geniet de voorkeur van de kliniek dat, indien mogelijk, de zorg gefaseerd wordt afgeschaald en de reclassering vroegtijdig wordt betrokken in het kader van een voorwaardelijke beëindiging. Hoewel de laatste twee jaren nodig zullen zijn voor de behandeling van veroordeelde wordt daarom het advies toch bijgesteld naar een verlenging voor de duur van één jaar.
Ter zitting heeft deskundige mw. L. Paques het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
De kliniek heeft het advies gewijzigd omdat de terbeschikkingstelling is gemaximeerd tot een periode van vier jaren. Het zou daarom over een jaar mogelijk zinvol kunnen zijn om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, zodat de zorg kan worden afgeschaald en de reclassering bij de behandeling kan worden betrokken.
Het is nog steeds ingewikkeld om veroordeelde te behandelen. Veroordeelde heeft namelijk niet willen meewerken aan diagnostiek. Dat maakt het moeilijker om bepaalde behandelingen te initiëren. Veroordeelde volgt al vanaf het begin beeldende therapie. Helaas staat die behandeling tijdelijk stil omdat de behandelaar is uitgevallen. Veroordeelde staat ook open voor een EMDR-behandeling en staat daarvoor op de wachtlijst. Veroordeelde heeft echter aangegeven dat hij de EMDR-behandeling enkel wil volgen bij mevr. [naam], gelet op een eerdere EMDR-behandeling bij deze therapeut. Deze behandeling is succesvol geweest en daardoor is er een vertrouwensband ontstaan tussen veroordeelde en mevr. [naam], waardoor veroordeelde denkt zich bij haar beter te kunnen openstellen voor de therapie. Mevr. [naam] is niet werkzaam voor de kliniek, waardoor het lastig is om veroordeelde door haar te laten behandelen. De kliniek zal nog nader bezien of dit eventueel kan worden geregeld. De kliniek acht het daarnaast zinvol dat veroordeelde psychotherapeutisch wordt behandeld en dat hij een agressieregulatietraining volgt. Veroordeelde staat echter niet open voor andere behandelingen.
De kliniek heeft inmiddels begeleid verlof aangevraagd. Dit verzoek is door de interne commissie beoordeeld en ligt nu bij de landelijke commissie. De verwachting is dat de kliniek binnen enkele weken antwoord krijgt van de landelijke commissie.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft, gelet op het gewijzigde advies van de kliniek, gevorderd dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar wordt verlengd. Dit, gelet op de omstandigheid dat sprake is van een gemaximeerde tbs en het van belang is dat
- indien mogelijk - tijdig, wellicht al over een jaar, wordt overgegaan tot voorwaardelijke beëindiging van de tbs.
Uit het verlengingsadvies van de kliniek en de toelichting daarop ter zitting blijkt dat de stoornis waaraan veroordeelde lijdt nog aanwezig is en dat tevens nog sprake is van recidivegevaar.
Voorts ziet de officier van justitie geen aanleiding om te reageren op de verzoeken die veroordeelde heeft gedaan in de stukken die veroordeelde voorafgaand aan de zitting heeft toegezonden. Deze verzoeken horen niet thuis in deze procedure.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft primair verzocht dat de rechtbank de vordering van de officier van justitie afwijst. Veroordeelde heeft in de door hem ingezonden stukken duidelijk uiteengezet waarom hij geen noodzaak ziet in een behandeling. Voorts zet veroordeelde vraagtekens bij de diagnostiek en het doel van de behandeling.
De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht de zaak aan te houden, teneinde de reclassering een maatregelenrapport op te laten stellen met het oog op een voorwaardelijke beëindiging. De reclassering kan dan tevens onderzoeken of veroordeelde kan worden overgeplaatst naar een FPA. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht dat de rechtbank in haar beslissing opneemt dat de reclassering voor de volgende verlengingszitting een maatregelenrapport dient op te maken.
Tot slot heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht, indien de rechtbank daartoe aanleiding ziet, om een besluit te nemen op de verzoeken die veroordeelde heeft gedaan in de door hem ingezonden stukken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de strafmotivering in het onderliggende arrest vast dat de terbeschikkingstelling is gemaximeerd tot een periode van vier jaren.
Op grond van de inhoud van voormeld advies en nadere brief, de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de maatregel wordt verlengd. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling, overeenkomstig het gewijzigde verlengingsadvies, met één jaar verlengen.
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om conform het verzoek van de raadsvrouw de zaak te heropenen en aan te houden teneinde de reclassering een maatregelenrapport op te laten stellen in verband met een voorwaardelijke beëindiging.
Uit het verlengingsadvies en de toelichting daarop blijkt dat veroordeelde de komende twee jaren nog behandeling nodig heeft. De behandeling loopt op dit moment moeizaam, waarbij een rol speelt dat veroordeelde enkel wil meewerken aan behandeling als de behandeling voldoet aan zijn specifieke wensen en voorwaarden.
De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande ook geen aanleiding om reeds nu te overwegen dat de reclassering voor de volgende verlengingszitting een maatregelenrapport dient op te maken. Het is naar het oordeel van de rechtbank aan de kliniek om te beoordelen of en zo ja, met ingang van wanneer, (het laatste deel van) de terbeschikkingstelling kan plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke beëindiging.
De rechtbank zal niet ingaan op de ingezonden verzoeken van veroordeelde. Deze zijn in de onderhavige procedure niet aan de orde.
Overigens is de rechtbank uit de stukken gebleken dat veroordeelde inmiddels in staat is gesteld aangifte te doen tegen zijn ex-partner.
Het is nu aan het Openbaar Ministerie om die aangifte te beoordelen. Mocht veroordeelde het uiteindelijk niet eens zijn met de beslissing van het Openbaar Ministerie, dan kan veroordeelde daartegen een afzonderlijke procedure starten.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.R. Eising, voorzitter,
mr. F. Sieders en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. J.D. Zwaagstra, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2023.