ECLI:NL:RBNNE:2023:2106

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
18-039551-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee verdachten voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld in Leeuwarden

Op 16 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten die beschuldigd werden van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 februari 2023, waarbij het slachtoffer op een parkeerterrein in Leeuwarden van zijn crossmotor werd beroofd. Voorafgaand aan de diefstal hadden de verdachten via WhatsApp besproken hoe ze de diefstal zouden uitvoeren, waarbij het gebruik van een wapen werd genoemd. De rechtbank oordeelde dat de verdachten samenwerkten en dat er sprake was van een vooraf beraamd plan. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 4 maanden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-039551-23
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer: 18-285586-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende [adres] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2023 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vanaf een parkeerplaats, gelegen aan of bij de
[straatnaam]
,aldaar,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een crossmotor, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of verdachtes mededader,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zich zelf en/of zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader
  • zich, na een gemaakte afspraak (voor het ruilen van een crossmoter tegen een motorscooter,) naareen parkeerplaats aan of bij de [straatnaam] , aldaar, heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) - een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gepakt en/of (vervolgens) dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft doorgeladen en/of (vervolgens)
  • dat doorgeladen vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de buik,althans op/tegen het lichaam, van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gedrukt, althans dat doorgeladen vuurwapen, danwel dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] heeft gericht, althans in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gehouden en/of (vervolgens)
  • (daarbij) die [benadeelde partij] (dreigend) (onder meer ) de woorden heeft/hebben toegevoegd:"'ja, zo gaan we dit doen" en/of "wegwezen" en/of "opkankeren", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het ten laste gelegde, gelet op de verklaringen van aangever [benadeelde partij] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de camerabeelden waaruit blijkt dat medeverdachte [naam] iets met zijn rechterhand bij zijn rechterjaszak doet. Voorts blijkt uit de verwijderde berichten in de telefoon van medeverdachte [naam] van een bij hem en verdachte vooraf opgezet plan om de crossmotor van aangever te stelen en dat daarbij een vuurwapen gebruikt zou worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een volledige vrijspraak bepleit. Allereerst is er geen sprake van diefstal van de crossmotor, maar van verduistering omdat verdachten het goed rechtmatig onder zich hadden. Voorts ontbreekt een wegnemingshandeling en het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Ten tweede is er onvoldoende bewijs voor het ten laste gelegde geweld en/of de bedreiging met geweld met gebruikmaking van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verklaringen van [benadeelde partij] en [getuige 1] zijn op dat punt niet geloofwaardig en vinden geen steun in overige bewijsmiddelen. De voorafgaande gestuurde WhatsApp-berichten zijn daarvoor onvoldoende, omdat het gaat om grootspraak/stoerdoenerij. Ten derde is er onvoldoende bewijs voor het medeplegen, gelet op de geringe rol van verdachte die wijst op medeplichtigheid.

Oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen
Aangever [benadeelde partij] heeft verklaard dat hij op 1 februari 2023 had afgesproken om zijn crossmotor te ruilen met de motorscooter van de medeverdachte [naam] . Aangever en de medeverdachte spraken af om elkaar te treffen op het parkeerterrein aan de [straatnaam] in Leeuwarden. Aangever is, samen met [getuige 1] , met de crossmotor naar de [straatnaam] gereden. Daar treffen zij verdachte en de medeverdachte [naam] met de motorscooter. Aangever en de medeverdachte maken elk een testrit, waarna de medeverdachte op de crossmotor stapt, een vuurwapen pakt en dat doorlaadt. Aangever hoorde een kogel in de kamer gaan. De medeverdachte zette het vuurwapen op de buik van aangever, duwde hem met het vuurwapen weg en zei: ‘ja, zo gaan we het doen’ en ‘opkankeren’. De verdachte sprong op de motorscooter en de medeverdachte reed weg op de crossmotor.
2
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 1 februari 2023 naar de [straatnaam] in Leeuwarden is gegaan zodat aangever zijn crossmotor kon ruilen met de motorscooter van de medeverdachte. Aldaar treffen zij verdachte met de medeverdachte [naam] . Nadat aangever en de medeverdachte een testrit hadden gemaakt zag [getuige 1] dat de medeverdachte een klein zwart vuurwapen op aangever richtte en daarmee een drukkende beweging in zijn buik maakte. Vervolgens reed verdachte weg op de motorscooter en de medeverdachte op de crossmotor.
3
Verdachte
4en de medeverdachte
5hebben verklaard dat zij op 1 februari 2023 in Leeuwarden de crossmotor van aangever hebben gestolen.
6
Uit onderzoek van de onder de medeverdachte in beslag genomen telefoon blijkt dat verdachte in de dagen voor de diefstal via WhatsApp contact had met de medeverdachte.
In een WhatsApp gesprek tussen verdachte en de medeverdachte, wordt door verdachte een drietal afbeeldingen naar de medeverdachte gestuurd met daarop verschillende vuurwapens.
Op 26 januari 2023 zegt de medeverdachte: ‘Pakken we die crosser. Gwn. Dan gaan we er zo heen maken we rondje blaazen we weg. Fiz bus. Gaan we ze kapot makem’. Vervolgens zegt de medeverdachte: ‘Halen we die crosse op. Wapen mee. Op ze hooft. Bus verder parkeren. Dan weg’. Daarna sturen verdachte en de medeverdachte elkaar verschillende berichten, waarin de medeverdachte onder meer aangeeft eerst vertrouwen te gaan winnen bij [benadeelde partij] . Verdachte zegt dat hij wel terug rijdt op dat ding en dat verdachte op de runner terug rijdt.
7
Overweging ten aanzien van het bewijs
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaringen van aangever en [getuige 1] , omdat deze op essentiële onderdelen met elkaar overeenkomen en geen onverklaarbare tegenstrijdigheden bevatten. Daarbij komt dat volgens de rechtbank uit de WhatsApp-berichten blijkt van een door verdachte met medeverdachte [naam] vooraf beraamde diefstal van de crossmotor van aangever waarbij van aangever het vertrouwen zou worden gewonnen, een testrit zou worden gemaakt en een wapen meegenomen zou worden. Uit de verklaringen van aangever en [getuige 1] blijkt dat de diefstal is geschied conform het beraamde plan. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangever en [getuige 1] , zodat, ondanks de uitdrukkelijke ontkenning van verdachte, ook het geweld en de bedreiging met geweld bij de diefstal wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en de medeverdachte bij de diefstal met geweld tezamen en in vereniging hebben gehandeld. Uit de WhatsApp berichten tussen verdachte en de medeverdachte blijkt dat zij daags voor de diefstal een vooropgezet plan hebben gemaakt om de crossmotor te stelen en de wijze waarop dat zal gaan gebeuren. Ook bij de politie hebben verdachte en de medeverdachte verklaard dat het plan was de crossmotor van aangever mee te nemen, zonder ruiling of betaling. De diefstal van de crossmotor van aangever zonder de motorscooter van de medeverdachte aan aangever af te staan, is alleen mogelijk wanneer de twee verdachten elk op een van de vervoermiddelen wegrijden. In dat verband geeft verdachte aan dat hij op de motorscooter van de medeverdachte terug zal rijden, zodat de medeverdachte op de crossmotor van aangever weg kan komen.
Gelet op de genoemde omstandigheden een aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de medeverdachte niet alleen het oogmerk hadden op de wederrechtelijke toe-eigening van de crossmotor die toebehoorde aan [benadeelde partij] , maar dat eveneens de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander, vanaf een parkeerplaats, gelegen aan of bij de [straatnaam]
,aldaar,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een crossmotor, toebehorende aan [benadeelde partij] , welke diefstal werd vergezeld vangeweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en verdachtes mededader
  • zich, na een gemaakte afspraak (voor het ruilen van een crossmotor tegen een motorscooter,) naareen parkeerplaats aan of bij de [straatnaam] hebben begeven en vervolgens
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gepakt en vervolgens datvuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft doorgeladen en vervolgens
  • dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de buik van die
[benadeelde partij] heeft geduwd/gedrukt en vervolgens
- daarbij die [benadeelde partij] dreigend de woorden heeft toegevoegd:" 'ja, zo gaan we dit doen"en "opkankeren".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, kort gezegd: ambulante behandeling, dagbesteding en inzicht geven in sociaal netwerk en meewerken aan interventies.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien een bewezenverklaring volgt, de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf te matigen en aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het hierna genoemde reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft samen met de medeverdachte bewust en opzettelijk aangever naar een parkeerterrein aan de [straatnaam] in Leeuwarden laten komen, om aldaar de crossmotor van aangever weg te nemen. Voorafgaand aan de diefstal is er door de medeverdachte bewust gewerkt aan het opbouwen van vertrouwen bij aangever. Verdachte en de medeverdachte hebben in de dagen voor de diefstal via WhatsApp met elkaar besproken hoe de diefstal zal worden uitgevoerd, waarbij ook afbeeldingen van wapens zijn verzonden en het gebruik van een wapen is beschreven. Geheel volgens plan hebben verdachte en de medeverdachten op 1 februari 2023 onder bedreiging van een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de crossmotor van aangever afgenomen. Aangever is daarbij met dat voorwerp in zijn buik gedrukt.
Verdachte heeft door zo te handelen aangever angst aangejaagd en op geen enkele wijze respect getoond voor andermans eigendom. Voorts rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat de gebeurtenissen op klaarlichte dag en op de openbare weg plaatsvonden. Het op de openbare weg tonen van een vuurwapen, dan wel een vuurwapen gelijkend voorwerp, levert gevoelens op van angst bij willekeurige omstanders. Ook het met hoge snelheid wegrijden op de motorscooter is gedrag waardoor gevaar voor medeweggebruikers is ontstaan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 29 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, nu hij onder meer in 2021 is veroordeeld voor vuurwapenbezit, waarvoor hij ten tijde van de huidige verdenking in een proeftijd liep. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee, omdat het thans opnieuw gaat om een feit waarbij een op een vuurwapen, dan wel een vuurwapen gelijkend voorwerp, is gebruikt. De proeftijd heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het meest recente reclasseringsrapport van 24 april 2023, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland in Leeuwarden. Geconcludeerd is dat bij verdachte een zorgelijk patroon lijkt te ontstaan in de toename van de ernst van de delicten waarvan hij wordt verdacht of is veroordeeld.
De reclassering schat de kans op herhaling gemiddeld tot hoog in. Daarbij springen vooral de impulsiviteit van verdachte, zijn hang naar spanning, het opzoeken van grenzen, zijn beïnvloedbaarheid en het niet kunnen overzien van de gevolgen van zijn handelen in het oog. Het niet hebben van een dagbesteding heeft een negatieve invloed op zijn functioneren en wordt eveneens gezien als risicofactor. Verdachte heeft momenteel een lopend reclasseringstoezicht, waarbij de reclassering van de toezichthouder begrijpt dat verdachte zich houdt aan de afspraken, doch dat er weinig zicht is op het sociale netwerk, waarover tevens zorgen zijn.
De positieve factoren in het leven van verdachte, te weten zijn relatie, het contact met zijn ouders, het hebben van huisvesting en het budgetbeheer hebben tot op heden niet voorkomen dat verdachte opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met enkele bijzondere voorwaarden. Verdachte is voor aanvullende voorwaarden niet te motiveren. Zonder deze voorwaarden verwacht de reclassering echter slechts beperkt te kunnen werken aan gedragsverandering en risicobeperking. Desondanks wil de reclassering, na overleg met zijn toezichthouder, het contact dat er is met verdachte graag doorgang geven om het zicht dat er op hem is te behouden.
Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard de geadviseerde en aangevulde voorwaarden na te leven.
Straf
Vanuit de strafdoelen, waarbij vergelding en normhandhaving nadrukkelijk een rol dienen te spelen, is de rechtbank van oordeel dat een langdurige vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. Daarbij is tevens rekening gehouden met de proceshouding van verdachte, waarbij hij geen verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij het slachtoffer heeft aangedaan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden op zijn plaats is. De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaren, om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals deze zijn opgenomen in het voornoemde reclasseringsadvies en ter terechtzitting zijn aangevuld.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 7.300,00, waarvan € 2.800,00 ter vergoeding van materiële schade en € 4.500,00 ter vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij heeft tevens de hoofdelijke toewijzing van de vordering en de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewezenverklaring en het dossier blijkt dat de crossmotor van [benadeelde partij] is gestolen en niet aan hem is geretourneerd. Het is derhalve evident dat enige schade is geleden.
De rechtbank beschikt echter over onvoldoende informatie om de hoogte van de schade te kunnen vaststellen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt immers niet dat de koopovereenkomst (voor een Honda motor voor € 2.800,00) daadwerkelijk ziet op de van de benadeelde gestolen crossmotor. Voorts blijkt uit het dossier dat de benadeelde heeft gesteld dat de crossmotor anderhalve maand eerder is aangekocht, dat de crossmotor troep was en de waarde van de te ruilen motor van verdachte vermoedelijk € 1.800,00 bedroeg.
Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij alsnog te laten aantonen wat zijn materiële schade is, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd, maar heeft daartoe enkel zelf de geestelijke gevolgen beschreven.
De rechtbank overweegt dat indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde zal daartoe voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarvoor is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De rechtbank overweegt dat daar in dit geval geen sprake van is, nu enkel is gesteld dat een huisarts is bezocht zonder dat daarvan een stuk ter onderbouwing is overgelegd.
De rechtbank overweegt voorts dat geen onderbouwing nodig is, indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is niet reeds sprake bij de enkel schending van een fundamenteel recht. Anders dan de benadeelde heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde niet meebrengt dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zozeer voor de hand liggen dat van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 27 oktober 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 3 april 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd wederom schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Oordeel van de rechtbank
Nu verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen redenen om daarvan af te wijken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclasseringdat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werken/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn sociale contacten en sociale netwerk. Daarnaast werkt hijmee aan nog nader te bepalen interventies in samenwerking met het wijkteam, die gericht zijn op de doorbreking van het patroon van criminaliteit welke uitgaat van dit sociale netwerk.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij] :

Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] zijn eigen proceskosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.285586-20:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 27 oktober 2021, te weten:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.G.D. Overmars, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. M. Brinksma, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2023.
Mr. M.E. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, opgenomen in het dossier met het nummer PL0100-2023029013, doorgenummerd 1 tot en met 464.
Pagina’s 32, 35, 37, 39, 40, 41, 42 en 43.
Pagina’s 53, 54 en 55.
Pagina’s 251 en 252.
Pagina’s 190, 197 en 199.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2023.
Pagina’s 104, 113, 114, 116 en 119.