Bewijsmiddelen
Op 29 maart 2022 omstreeks 19:11 uur, na een brandmelding door getuige [getuige 1] , hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opdracht gekregen zich te begeven naar de [adres] te [gebied] in de gemeente Smallingerland. De aanwezige brandweer deelde aan de verbalisant mede dat er geen sprake was van een brand, maar waarschijnlijk van een chemische reactie binnen een vermoedelijk drugslab. Verbalisant [verbalisant 1] keek in de woning en zag twee 1000 liter IBC vaten staan en rook een penetrante chemische lucht die vanuit de woning kwam.
2Bij de locatie zijn twee personen als verdachte aangehouden, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
3
Het aangetroffen drugslab is op 30 maart 2022 in de ochtend onderzocht. Uit het proces-verbaal bevindingen ondersteuning Landelijke Faciliteit Ontmanteling (hierna: LFO) van 16 augustus 2021 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , inspecteurs bij de politie en LFO-experts, blijkt dat alle ruimtes van de locatie waren ingericht en gebruikt voor de productie van synthetische drugs.
4
Uit het drugsonderzoek (Nederlands Forensisch Instituut) van 4 juli 2022 opgemaakt door ing. [naam] , blijkt dat in het onderzoeksmateriaal clefedron (4-CMC) is aangetoond.
5
Gelet op de analyse van de resultaten van het onderzoek, concludeert de LFO dat de woning was ingericht en op het moment van ontdekking in gebruik was voor het op grote schaal vervaardigen en bewerken van clefedron met behulp van de eerder genoemde chemicaliën. Ook concludeert het LFO dat het gezien de hoeveelheid aanwezige gebruikte hulp- en grondstoffen zeer waarschijnlijk de bedoeling was om met behulp van de aanwezige productiemiddelen meerdere batches te vervaardigen.
6
Op 14 april 2022 is eigenaresse van het pand aan de [adres] , [medeverdachte 3] , gehoord als medeverdachte.
7Zij verklaart dat de [adres] sinds 1 maart 2022 weer beschikbaar was gekomen voor verhuur.
8Op 10 of 12 maart 2022 hebben twee mannen het pand bezichtigd: een Litouwse en een Nederlandse man. De Nederlandse man noemde zichzelf Alex, had donker haar en was licht getint. Alex vertelde [medeverdachte 3] dat hij in Nederland was geboren en dat één van zijn ouders Spaans was. De Nederlandse man zou volgens [medeverdachte 3] alles regelen en gaf haar zijn telefoonnummer.
9Op 15 maart 2022 zijn beide mannen weer aanwezig geweest bij de [adres] om de sleutel in ontvangst te nemen. [medeverdachte 3] verklaart in het verhoor van 21 april 2022 dat zij niet beschikte over een telefoonnummer van de huurder en dat Alex de contactpersoon was.
10
De telefoon van [medeverdachte 3] is op 14 april 2022 in beslaggenomen en onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat er contact is geweest tussen [medeverdachte 3] en het telefoonnummer [telefoonnummer] .
11Vervolgens zijn de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer over de periode 1 januari 2022 tot en met 1 april 2022 opgevraagd.
12Hieruit blijkt onder meer dat het telefoonnummer in de periode 10 maart tot en met 31 maart 2022 in een telefoon met IMEI-nummer
[IMEI nummer] heeft gezeten.
13Uit een BHV-registratie blijkt dat het telefoonnummer
[telefoonnummer] is gebruikt bij een melding. Op 30 maart 2022 is er een melding gemaakt van een ruzie op straat en via voorgenoemd telefoonnummer is een video naar de politie geappt.
14Uit onderzoek naar het adres van de melder kwam het adres [adres] te Utrecht naar voren. Op dit adres staat verdachte [verdachte] ingeschreven. Verbalisant [verbalisant 7] , die met de melder van de ruzie heeft gesproken, heeft aangegeven dat de foto van verdachte erg gelijkend is op de persoon die hij heeft gesproken als getuige
15Uit de historische verkeersgegevens blijkt voorts dat het telefoonnummer het meest gebeld heeft naar telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit de bedrijfsprocessen van de politie blijkt dat dit telefoonnummer in gebruik is door [naam] , de vriendin van verdachte.
16
De historische verkeersgegevens van het IMEI-nummer [IMEI nummer] zijn opgevraagd over de periode 17 december 2021 tot en met 17 mei 2022.
17Hieruit is naar voren gekomen dat de telefoon vaker in de omgeving van de Drachterscompagnie is geweest met verschillende telefoonnummers. Zo straalt hij op 1, 4, 7, 9, 15 en 22 maart de masten in de omgeving van [gebied] aan.
18
Op 7 april 2022 is [medeverdachte 1] als verdachte gehoord. Hij verklaart dat een Marokkaanse man [medeverdachte 2] opdrachten gaf.
19[medeverdachte 2] is op 31 maart 2022 als verdachte gehoord. Hij verklaart onder meer dat hij opdrachten kreeg van de Marokkaanse man. De Marokkaanse man is volgens [medeverdachte 2] samen met eigenaresse [medeverdachte 3] in de woning aanwezig geweest op het moment dat er koelkasten, vier vaten en een groot gedeelte plastic in de woning lag. Hij geeft daarbij aan dat iedereen wel op het idee zou komen dat er een drugslab in aanbouw was op dat moment.
20
Op 15 juni 2022 werd de personenauto op naam van de vriendin van verdachte in Utrecht doorzocht. In de auto werd een vermoedelijke plak hasj aangetroffen.
21Op 27 juni 2022 is onderzoek verricht op de aangetroffen plak door de Forensische Opsporing. Het bruine blok heeft een gewicht van 98,61 gram en test positief voor hasj (SIN:AAPQ4296NL). Tevens herkent verbalisant [verbalisant 6] de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als zijnde hasj.
22Verdachte verklaart tijdens het verhoor van 16 juni 2022 dat dit blok hasj van hem is.
23
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat het pand gelegen aan de [adres] te [gebied] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was ingericht en in gebruik was als een locatie voor grootschalige productie van clefedron. Dit volgt uit de verschillende soorten aangetroffen chemicaliën, de hoeveelheid en afmetingen van de aangetroffen vaten en overige aanwezige goederen.
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 2]
Anders dan het betoog van de raadsman, acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 2] betrouwbaar. De verklaringen van [medeverdachte 2] zijn op fundamentele punten overeenstemmend met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] . Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] verklaren dat [medeverdachte 2] opdrachten kreeg van de Marokkaanse man en dat deze Marokkaan in de woning aanwezig is geweest. Dat het procesdossier aanwijzingen bevat dat er tussen [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven persoon in het Pools berichten zijn verstuurd ten aanzien van het productieproces maakt dat niet anders.
Identiteit ‘Alex’ en ‘de Marokkaan’
Uit het dossier blijkt onder meer dat [medeverdachte 3] meermalen contact heeft gehad met een persoon genaamd Alex. Het contact met Alex vond onder meer telefonisch plaats doormiddel van telefoonnummer [telefoonnummer] . De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van dit telefoonnummer.
[medeverdachte 2] verklaart dat hij [medeverdachte 3] samen met de Marokkaan waar hij opdrachten van kreeg in de woning heeft gezien. Hieruit volgt dat Alex door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wordt aangeduid als de Marokkaan. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte de persoon is die in het dossier wordt aangeduid als ‘Alex’ en ‘Marokkaan’.
Medeplichtigheid
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte namens de beoogde huurder heeft bemiddeld in de huur van een pand waarin later een drugslab is aangetroffen. Verdachte heeft daarbij een valse naam gebruikt en ten onrechte de indruk gewekt dat hij een Spaanse afkomst had. Op 22 maart 2022 komt verdachte wederom naar de [adres] . Uit de verklaring van [medeverdachte 2] volgt dat verdachte in het pand aanwezig is geweest terwijl het pand zichtbaar werd ingericht als drugslab. Dit bleek onder meer uit de aanwezigheid van de koelkasten, vier vaten en doordat er door het pand afdekzeil was neergelegd. Tijdens zijn aanwezigheid geeft verdachte aan [medeverdachte 2] opdrachten. Uit vorenstaande maakt de rechtbank op dat verdachte op zijn minst opzettelijk behulpzaam is geweest door te bemiddelen bij de huur van het pand aan de
[adres] en dat hij wist waarvoor het pand zou worden gebruikt, te weten de productie van synthetische drugs.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn, als opzet op het vervaardigen, bereiden, verwerken en opzettelijk aanwezig hebben van een materiaal bevattende clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC). De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Pleegperiode
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte op 15 maart 2022 bij het pand aan de [adres] te [gebied] is geweest om te bemiddelen tussen de verhuurder en huurder. Uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat verdachte tussen 15 maart 2022 en het ontdekken van het drugslab op 29 maart 2022 nogmaals aanwezig is geweest. De rechtbank zal daarom de periode van 15 maart 2022 tot en met 29 maart 2022 bewezen verklaren.
Feit 2
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim wegens schending van het recht om voorafgaand aan het verhoor op de hoogte te worden gesteld van de aard van de verdenking en het recht om hierover te kunnen overleggen met een advocaat. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte is op 15 juni 2022 aangehouden als verdachte van betrokkenheid bij een drugslab in [gebied] (feit 1). Op diezelfde dag zijn de woning van verdachte en de auto die op naam stond van zijn vrouw doorzocht. In de auto is een blok hasj aangetroffen (feit 2). Verdachte is op 15 en 16 juni 2022 als verdachte gehoord. Bij aanvang van de verhoren is hem medegedeeld dat hij verdacht werd van artikel 10a Opiumwet in verband met artikel 48 Sr. De rechtbank ziet hierin een verwijzing naar de verdenking van betrokkenheid bij het in [gebied] aangetroffen drugslab. Voor en tijdens de verhoren heeft verdachte (telefonische) bijstand gehad van een advocaat. Tijdens het verhoor op 16 juni 2022 is verdachte geconfronteerd met het blok hasj dat in de auto is aangetroffen. Eerst is hem medegedeeld dat de auto van zijn vrouw is doorzocht en gevraagd wie deze auto gebruikte. Verdachte heeft hier niet op geantwoord. Vervolgens is aangegeven dat in de auto een blok hasj is aangetroffen, waarop verdachte heeft geantwoord dat dit blok van hem was voor eigen gebruik.
De rechtbank stelt vast dat aan verdachte of zijn raadsvrouw niet voorafgaand aan het verhoor is medegedeeld dat hij (ook) werd verdacht van overtreding van artikel 3 Opiumwet.
Vanwege het verband tussen beide feiten (het blok hasj werd aangetroffen tijdens de doorzoeking ter zake van de verdenking van feit 1), de soortgelijkheid van de verdenkingen (beide overtreding van de Opiumwet) en het feit dat verdachte tijdens het verhoor werd bijgestaan door een advocaat die op geen enkel moment heeft verzocht om nader overleg met verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de politie niet gehouden was verdachte opnieuw actief de gelegenheid te bieden een advocaat te consulteren.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een vormverzuim.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde.