5.2Oorzaak, toedracht en gevolg
Door verschillende getuigen werd gezien dat de voertuigen 1 en 5 met hoge snelheid achter elkaar aan reden binnen de bebouwde kom van Hoogeveen en dat er onderling werd ingehaald op het traject voor het ongeval. Uit sporen op het wegdek en camerabeelden werd duidelijk dat voertuig 1 in botsing kwam met voertuig 2 op de kruising Boekweitlaan met de Magnoliastraat. De bestuurder van voertuig 2 moest voorrang verlenen aan de bestuurder van voertuig 1 die op de Boekweitlaan (voorrangsweg) reed, en voor hem van links kwam.
Op de beelden van het ongeval is te zien dat de bestuurder van voertuig 2 het kruisingsvlak van de Magnoliastraat met de Boekweitlaan opreed. Of de bestuurder van voertuig 2 kort voor de kruising gestopt is, is op deze beelden niet waarneembaar. Omdat de bestuurder van voertuig 2 dit verzuimde ontstond er een aanrijding tussen de voertuigen 1 en 2 waarbij voertuig 1 met zijn rechter voorzijde tegen de linker voorzijde van voertuig 2 botste. Doordat voertuig 1 en 2 beide uit hun oorspronkelijke rijlijn werden gedrukt maar nog wel voorwaartse snelheid hadden ontstond een tweede botsing tussen beide voertuigen waarbij de rechter zijkant van voertuig 1 tegen de linker zijkant van voertuig 2 botste.
- een proces-verbaal Snelheid en impactanalyse met nummer 20.03.2021.1645.2543, opgemaaktdoor verbalisant Beijaard op 24 mei 2021 en opgenomen op pagina 146 van voornoemd dossier, inhoudend:
3 Conclusie
De berekeningen om uiteindelijk te komen tot een reële botssnelheid van de Audi bij de botsing tegen de Fiat behelzen een aantal rekenstappen. Binnen iedere rekenstap is het onvermijdelijk enkele aannamen te moeten doen. Deze aannamen zijn gebaseerd op literatuur onderzoek, schade vergelijking binnen de EES berekeningen en eigen metingen. Bij iedere rekenstap is er eveneens sprake van afronding die mogelijk van invloed kan zijn op de daaropvolgende rekenstap. Door mij zijn, daar waar aannamen en/of inschattingen (bv de EES waarden) worden gedaan, deze realistisch maar minimaal of conservatief gekozen. Tevens zijn alle rekenkundige afrondingen naar beneden gedaan. Het gehele ongevalsverloop overziende, de schades van de voertuigen en de diverse verplaatsingen van die voertuigen na de botsing, is de door mij berekende botssnelheid van 104 km/u. voor de Audi, vrijwel zeker minimaal berekend.
Gelet op het feit dat uit de uitloopsporen kan worden opgemaakt dat de Audi bestuurder heeft geremd is het vrijwel zeker dat hij kort vóór de botsing al was begonnen met remmen. De naderingssnelheid van de Audi ligt daarom vrijwel zeker een onbekende factor hoger dan de botssnelheid.
- een uitdraai uit het register van de RDW, opgenomen op pagina 83 van het dossier, inhoudendedat van de personenauto merk Volkswagen Golf, TDI 110 KW, met kenteken [kenteken] , op naam van kentekenhouder [verdachte] , op peildatum 21 maart 2021 geen verzekeringsgegevens bekend zijn.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2021, opgemaakt door verbalisant[verbalisant 4] en opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Ter plaatse hoorde ik, verbalisant, de heer [naam 5] op de plaats van het incident. Hij vertelde mij het volgende:
Ik was bezig met mijn werk en reed op de Boekweitlaan te Hoogeveen. Ik zag dat achter het zwarte voertuig van het merk Audi, dat betrokken was bij het incident, een zwart voertuig van het merk Volkswagen en type Golf, reed. Nadat de aanrijding was geweest zag ik dat deze even op de plaats van het ongeluk stopte, vervolgens is hij weggereden.
Ook sprak ik ter plaatse, de heer [naam 6] . Hij vertelde mij het volgende:
Ik ben woonachtig op de [adres] te Hoogeveen en heb zicht op de Boekweitlaan. Ik zat op de bank en zag een zwart voertuig, letterlijk voorbij flitsen. Ik kan u vertellen dat dit met hoge snelheid gepaard ging en dusdanig dat ik nog tegen mijn vrouw zei dat dit niet goed kon gaan, gezien de hoge snelheid. Vervolgens hoorde ik drie doffe klappen.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] en opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Op zaterdag 20 maart 2021 heb ik, verbalisant [verbalisant 7] , twee getuigen summier gehoord.
(…)
Getuige [naam 7] , vertelde mij het volgende:
Ik stond een eindje verderop in de straat. Ongeveer 200 meter van het ongeval. Ik zag dat er twee zwarte auto's met hoge snelheid vanuit westelijke richting over de Boekweitlaan in oostelijke richting reden. Ik zag dat de achterste auto een zwarte Golf was. De voorste auto was iets groter. Ik zag dat de auto's heel dicht achter elkaar reden. Ik zag dat er dikke rookwolken onder de voorste auto vandaan kwamen. Ik zag dat ze wel 80 tot 100 kilometer per uur reden. Ik zag dat ze heel dicht op elkaar reden. Er kon geen personenauto meer tussen volgens mij. Ik zag vervolgens dat er een klein autootje vanuit de Magnoliastraat de Boekweitlaan overstak in de richting van de Ericalaan. Ik zag dat er een aanrijding ontstond waarbij de rode auto als het ware gelanceerd werd.
Ik zag nog een jongeman over het fietspad fietsen. Ik zag dat hij vlak bij het ongeval was en omviel.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 juni 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] en opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [naam 4] :
Wij fietsen op het fietspad gelegen direct naast de Boekweitlaan. Gekomen nabij de kruising van de Boekweitlaan met de Ericalaan zagen wij twee personenauto's met hoge snelheid op de Boekweitlaan rijden. Die auto's reden ons tegemoet.
Mijn vrouw en ik hoorden en zagen die auto's al van verre naderen. Ik zag dat die auto's ontzettend hard over de Boekweitlaan reden en daarbij grote rookpluimen veroorzaakten. Wij zagen die auto's al van verre aankomen omdat er geen ander verkeer voor die auto's op de Boekweitlaan reed. Dat wij die auto's in zicht kregen reden die auto's ongeveer ter hoogte van de kruising van de Boekweitlaan met de Middenweg.
Toen die auto's ons naderden zag ik dat de voorste auto een zwarte personenauto van het merk Audi betrof van het model stationwagen. De auto daarachter betrof een zwarte Volkswagen Golf. Ik zag dat die auto's heel dicht achter elkaar reden. De onderlinge afstand tussen die beide auto's was niet meer dan 4 à 5 meter. De snelheid waarmee die beide auto's over de Boekweitlaan reden schat ik op zeker 175 kilometer per uur. Het ging echt heel hard.
(...)
Dit was even voor de kruising met de Ericalaan en de Magnoliastraat. Nadat wij die kruising enkele meters gepasseerd waren en die Audi en VW Golf ons dus ook gepasseerd waren, hoorden mijn vrouw en ik een ontzettende klap. Wij keken om en zagen dat de zwarte Audi stationwagen met een rode auto in botsing was gekomen. Kennelijk was die rode auto uit de Magnoliastraat gekomen en bij het oprijden van de Boekweitlaan aangereden door de Audi.
Even daarvoor had ik aan de overzijde van de Boekweitlaan ook een fietser gezien die in de richting van de Buizerdlaan fietste.
De Audi is na de aanrijding met de rode auto naar links gereden en had daarbij een aantal geparkeerd staande auto's geraakt. Dit was aan de zijde van de Boekweitlaan waar wij stonden. Het was één grote ravage. Ik zag dat de rode auto door de aanrijding zwaar beschadigd was geraakt waarbij onder andere het motorblok uit die auto was geslagen. Die rode auto lag nu wel 20 meter voorbij de kruising op zijn kop.
Ik zag dat de bestuurder kennelijk zwaar gewond half uit die auto hing.
(…)
Ik zag vervolgens dat de bestuurder van die VW Golf aanstalten maakte om direct na de aanrijding weg te rijden. Ik ben naar de bestuurder van die VW Golf gelopen en heb hem gezegd daar te blijven. Dit deed hij echter niet. Mijn vrouw riep ook nog naar de bestuurder van die Golf: “Hier blijven. Jij bent er ook bij betrokken.”
Ik en mijn vrouw zagen dat de bestuurder van die VW Golf echter wegreed via de Ericalaan. Wij hebben hierop het kenteken van die VW Golf opgenomen en op een stukje papier genoteerd. De bestuurder van die VW Golf betrof een mij onbekende jongeman van ongeveer 20 à 25 jaar. Hij betrof een blanke man met een smal en niet zo groot postuur. Die jongeman had kort donker haar en droeg een zwart petje. Naast die jongeman zat op de bijrijdersstoel een blond of donkerblond meisje.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 maart 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] en opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [naam 3] :
Ik (…) reed met mijn auto, een grijze Peugeot 308 station, over de Boekweitlaan in de richting van de Lomanlaan te Hoogeveen. Toen ik op de Boekweitlaan in Hoogeveen reed kwamen mij vlak voor de kruising met de Middenweg twee auto's tegemoet die vreselijk hard over de Boekweitlaan reden.
Die auto's reden mij dus tegemoet op de Boekweitlaan waarbij die auto's dus in de richting van de Buizerdlaan te Hoogeveen reden. Die auto's reden zo vreselijk hard waarbij ik zag dat er behoorlijke rookwolken uit die auto's kwamen van het gasgeven. Ik had meteen zoiets van: “Dit gaat niet goed en doe toch normaal”.
Die auto's passeerden mij en ik bleef die auto's volgen in mijn binnenspiegel. Ik zag toen dat die auto's bij een aanrijding betrokken raakten op de kruising van de Boekweitlaan met de Magnoliastraat. Ik zag in mijn binnenspiegel een auto door de lucht vliegen ten gevolge van die aanrijding. (...)
Ik ben toen aan de andere zijde van het water teruggereden naar de plaats van de aanrijding. Ik zag toen dat er ook een fietser gewond was geraakt ten gevolge van die aanrijding. Het was daar één grote ravage van beschadigde auto's waarbij een rood autootje op de kop op de weg lag.
Toen die auto's mij op de Boekweitlaan tegemoet kwamen rijden met hoge snelheid zag ik dat een Volkswagen Golf voorop reed. Vlak achter die Golf reed een zwarte Audi.
De Golf was ook donker van kleur. (...)
Toen die auto's mij tegemoet kwamen rijden reden ze minimaal 80 kilometer per uur. Je mag op de Boekweitlaan 50 kilometer per uur. Die auto's reden dus veel sneller. Het ging echt vreselijk hard en ik ben daar ook heel erg van geschrokken.
Door het harde rijden veroorzaakten die beide auto's ook flinke zwarte rookpluimen. Meteen na het passeren van die Volkswagen en Audi keek ik dus in mijn binnenspiegel hoe dat zou aflopen en zag en hoorde ik een harde klap en zag ik het rode autootje door de lucht vliegen.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 maart 2021, opgemaakt door verbalisant[verbalisant 3] en opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [naam 2] :
Op zaterdag 20 maart was ik op de oprit bij mijn woning aan de [adres] te Hoogeveen. Dit was omstreeks 15.45 à 15.50 uur die dag. Ik zag en hoorde toen dat twee auto's met een behoorlijke snelheid mijn woning passeerden in de richting van de Boekweitlaan. Die auto's kwamen dus uit de richting van de Zuiderweg te Hoogeveen.
Ik zag dat het een zwarte Volkswagen Golf type 4 en een zwarte Audi betrof. Ter hoogte van mijn woning haalde de zwarte Golf de Audi in. Ik denk dat beide auto's zeker 60 tot 70 kilometer per uur reden. (…)
Ik had wel meteen de overtuiging dat die beide auto's tegen elkaar aan het racen waren. De Golf haalde dus voor mijn woning de Audi links in.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 april 2021, opgemaakt door verbalisanten[verbalisant 3] en [verbalisant 2] en opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [naam 8] :
Ik kan u het volgende verklaren over de aanrijding op zaterdag 20 maart 2021 waar ik getuige van ben geweest. (…)
Terwijl ik op de Boekweitlaan richting de kruising met de Magnoliastraat reed zag ik dat mij over de Boekweitlaan auto's tegemoet kwamen die behoorlijke rookpluimen veroorzaakten. Die auto's waren toen nog ongeveer een honderd meter bij mij vandaan. Ik was op dat moment nog ruim voor de kruising van de Boekweitlaan met de Magnoliastraat en had wel al snelheid geminderd en mijn richtingaanwijzer naar links ingeschakeld.
De auto's die mij tegemoet kwamen reden volgens mij zeker 130 kilometer per uur. Je mag op de Boekweitlaan 50 kilometer per uur. Ik had meteen de gedachte: "Wat een idioten". Ik had ook meteen het idee dat die twee auto's een straatrace hielden op de Boekweitlaan. Ook had ik meteen het idee dit gaat mis! Terwijl ik dit dacht zag ik vanuit mijn ooghoek iets van links komen dat de Boekweitlaan opreed en toen volgde ook meteen de klap.
De auto's die mij tegemoetkwamen kan ik mij door de snelheid niet goed herinneren. Ik kan mij niet goed herinneren wat voor een auto er voorop reed. Ik kan mij daarvan alleen herinneren dat het een grote zwarte personenauto betrof. Daarachter reed dus nog een auto.
(...)
Toen ik vanuit mijn ooghoek zag dat er iets van de Magnoliastraat de Boekweitlaan opreed volgde dus meteen een ontzettende klap. Ik heb mij toen schrap gezet en mijn ogen gesloten omdat ik wist wat er ging komen. Wonder boven wonder voelde ik echter niets. Mijn auto en ikzelf werden niet geraakt. Toen ik hierop mijn ogen weer opende zag ik één grote ravage om mij heen. Ik kan mij niet herinneren of ik geremd en of gestopt ben maar dit moet wel zo zijn want later zag ik dat alle door mij gedane boodschappen die in de kofferbak van mijn auto lagen naar voren waren gekomen.
(...)
Toen ik uitgestapt was hoorde ik meteen een gewonde roepen. Dit bleek een fietser te zijn die op het fietspad van de Boekweitlaan lag even voorbij de kruising met de Magnoliastraat in de richting van de Buizerdlaan. Ik ben toen naar die fietser gelopen en zag dat hij gewond was aan zijn linkerbeen. Die fietser stond op dat moment maar had zichtbaar pijn. Zijn fiets lag nog op het fietspad.
Ik keek toen om mij heen en zag dat op de Boekweitlaan een rode personenauto zwaar beschadigd op zijn dak lag. Die auto was dus door de aanrijding op zijn dak beland.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 maart 2021, opgemaakt door verbalisant Kruijsen en opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [naam 9] (vriendin van verdachte [verdachte] ):
V: Welke straat reden jullie? A: Boekweitlaan in Hoogeveen V: Bij wie zat u in de auto?
A: Bij [verdachte] , zo noemen we hem, voluit heet hij [verdachte] .
(...)
V: Toen je opkeek, nadat [verdachte] remde, wat zag je toen?
A: Ik zag dat er een auto over de kop vloog. Voor ons reed een zwart blauwe auto, een BMW of Audi volgens mij en van rechts kwam een rode auto. Ik zag dat de rode auto doorreed en dat de auto voor ons er keihard tegenaan knalde. Ik zag dat de auto die voor ons reed voor de aanrijding wel heel hard reed.
V: Hoe weet je dat die auto voor jullie zo hard reed?
A: Ik weet niet hoe ik dat zag, dat gevoel had ik.
V: Hoe hard reden jullie zelf?
A: Weet ik niet.
V: Hoeveel ruimte zat er ongeveer tussen jullie en de auto voor jullie?
A: Ik denk ongeveer vijf meter.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 november 2021, opgemaakt door verbalisanten[verbalisant 2] en [verbalisant 1] en opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [naam 9] :
Ik was op 20 maart 2021 samen met mijn vriend [verdachte] betrokken bij een aanrijding op de
Boekweitlaan te Hoogeveen. Ik heb van de aanrijding niet zoveel gezien, ik zat wel bij [verdachte]
( [verdachte] ) in de auto. We kwamen die dag uit Dwingeloo, we reden over de snelweg bij Hoogeveen. Volgens mij werden we op de snelweg ingehaald door een Audi. (…)
Op een gegeven moment remde [verdachte] stevig af en ik dacht dat we bij mijn ouders waren. Ik keek toen voor mij en zag dat er een aanrijding was gebeurd. Ik zag dat de auto die voor ons reed tegen een andere auto aanreed. [verdachte] is toen even gestopt. Ik zag dat een vrouw met de handen in de lucht naar ons kwam, ze schreeuwde: "Stop stop stop". (…) We waren wat in paniek en zijn toen weggegaan.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 maart 2021, opgemaakt door verbalisantStoetman en opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Heb jij een auto?
A: Een Volkswagen Golf 4, van bouwjaar 2001. De kleur van mijn auto is zwart.
V: Jij vertelde dat je in Hoogeveen een ongeval had gezien. Wat is er gebeurd.
A: Er reed een jongen voor mij in een Audi. Het was op de Boekweitlaan in Hoogeveen. Die auto reed de hele tijd voor mij en toen begon hij zich een beetje uit te sloven op zijn rijgedrag. Die auto van mij rookt gewoon heel erg en die jongen dacht ook dat die auto van mij een diesel was. Die jongen zat elke keer voor mij en toen moest ik op een kruising afremmen voor een auto en toen zag ik al dat hij de vaart er goed in had. Toen reed ik ook door, toen reed ik nog achter hem. Mijn vriendin zei al rem maar, rem maar. Mijn vriendin en ik zagen het al aankomen. Ik zag aankomen dat een vrouw in een autootje van rechts over de kop ging. Toen die jongen in de Audi bij die kruising reed, stak die auto over. Die twee auto's botsten op elkaar.
(…)
V: Waar kwamen jullie elkaar tegen?
A: Op de snelweg al een keer.
V: Waar op de snelweg was dat?
A: Vlakbij Hoogeveen.
V: Waar kwam jij vandaan?
A: Van Dwingeloo.
V: Waar kwamen jullie elkaar exact tegen?
A: Ik denk bij Fluitenberg.
A: Ik reed vanaf Pesse naar Hoogeveen. Dus ik reed richting Meppel/Ommen.
V: Hoe kwam het dat jullie elkaar tegen kwamen op de snelweg?
A: Bij Fluitenberg vloog hij mij voorbij.
V: Wat deed jij toen?
A: Ik reed ongeveer 110 km/h of 115 km/h bij Fluitenberg.
V: Hoe hard reed hij toen hij jou inhaalde?
A: Ik schat dat hij ongeveer 160 km/h reed.
V: Ben jij toen achter hem aangegaan?
A: Nee. Ik moet wel eerlijk bekennen dat ik in de tunnel voor Hoogeveen hem weer heb ingehaald. Ik reed toen 110 km/h, 115 km/h.
V: Hoe hard reed hij toen?
A: Gewoon 100 km/h.
V: Wat gebeurde er toen jij hem inhaalde?
A: Toen waren wij bij het stoplicht, bij de Shell en de McDonald’s. Toen gaf ik een keer gas dat mijn auto erg rookte.
V: In welke baan van de verkeerslichten?
A: Ik stond in de rechterbaan.
V: Waar stond die Audi?
A: Achter mij.
V: Waarom zette jij hem in de rook?
A: Omdat zijn auto erg rookte en daarom deed ik dat ook een keer. Het was gewoon uit stoerigheid.
V: Waar reed je toen naar toe?
A: Bij de verkeerslichten ben ik rechtsaf geslagen richting het kerkhof.
(…)
V: Toen jij bij de verkeerlichten afgeslagen was, hoe hard reden jullie toen?
A: Ik denk om eerlijk te zijn 70 km/h. Er zit een hard geluid in.
(…)
V: Jij bent achter hem aangereden, hoe ging dat?
A: Gewoon normaal. Eerst wel.
V: En toen?
A: Toen zag hij dat ik weer achter hem zat en toen sloeg er een andere auto richting de Albert Heijn. Die Audi als eerste achter de afslaande auto. Ik stond daar weer achter. Die Audi ging om de afslaande auto heen en toen maakte hij snelheid.
V: Wat deed jij toen jij zag dat die Audi snelheid maakte?
A: Ik ging er vast niet achteraan.
V: Wat gebeurde er toen met die Audi.
A: Ik zei al tegen mijn vriendin "hou je vast, want die schiet ervoor".
V: Maar jij zit helemaal niet achter die Audi toch, hij schoot bij de Albert Heijn toch al weg?
A: Toen zag ik dat ongeluk al gebeuren ja.
V: Waarom zei je tegen je vriendin "Hou je vast"?
A: Ik zag het ongeluk al aankomen.
(…)
V: Hoe hard heb jij op die Boekweitlaan gereden?
A: 70 a 75.
V: Hoe hard mag jij daar?
A: 50 of 60.
V: Hoe hard reed die Audi?
A: Ik denk wel 120 km/h à 130 km/h.
V: Waarom denk jij 120 km/h of 130 km/h.
A: Omdat ik de achterkant goed naar onderen zag gaan. Je zag gewoon dat hij de gang er goed in had.
V: Waarom verklaren zoveel getuigen dat jij ook zo asociaal reed?
A: Omdat die auto van mij zoveel lawaai maakt en zoveel rookt.
V: Er is een getuige die aangeeft dat jij gestopt bent bij het ongeval?
A: Ja, dat klopt.
V: Was dat een man of een vrouw.
A: Het was een vrouw.
V: Wat zei die vrouw tegen jou?
A: Zij zei heel erg kwaad "stoppen".
V: Wat heb jij toen gedaan?
A: Ik ben toen doorgereden.
- een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 november 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] en opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Ik kan u zeggen dat ik op de snelweg reed, ik werd in de kont gedrukt door een zwarte Audi. Dit was bij Spier op de A28. De auto is volgens mij een zwarte Audi A4, deze reed achter mij aan. (…)
Ik reed op de A28 bij Spier, ik reed ongeveer 110 à 120 kilometer per uur. [naam 9], mijn vriendin, zat naast mij. Mijn auto rookt, dit komt doordat er een uitlaat uit een stuk onder zit. Er zit geen roet filter in de uitlaat. Op een gegeven moment werd ik ingehaald door die Audi. Deze Audi reed behoorlijk hard. (…)
Op een gegeven moment zag ik dat zijn auto ook rookte, ik wilde ook even stoer doen. De Audi is in dat stuk ook een paar keer voorbij gekomen, ik zag dat de bestuurder zijn duim naar mij omhoog stak. Ik denk dat hij het roken leuk vond. Op de afrit bij Hoogeveen reed ik voorop, ik heb deze Audi op de snelweg nog ingehaald en heb even naar de bestuurder gekeken en gelachen. Ik zag dat hij ook moest lachen. Ik had deze Audi kort voor de afrit ingehaald. Beneden aan de afrit ben ik linksaf geslagen richting het tankstation Shell gereden, ik reed nog steeds voorop. Na de Shell ben ik rechtsaf geslagen de Carstenstraat in. Mijn vriendin zei op een gegeven moment tegen mij: "laat die auto maar voorbij gaan". U vraagt hoe hard we ongeveer reden, ik denk dat ik ongeveer zestig kilometer per uur reed. Mijn auto maakt best wel veel lawaai als ik rijd. U zegt dat getuigen zeggen dat we wel honderd zeventig reden. Dat is belachelijk, dat kan niet op zo'n kort stukje. Ik heb daar best wel wat te hard gereden maar zeker niet de snelheid die getuigen noemen. U toont mij camerabeelden van dat stukje weg, dat ging wel harder dan normaal, maar ik heb die Audi daarna voorbij laten gaan. Ik ben volgens mij stil gaan staan in dat straatje, maar dat weet ik niet zo precies meer. De Audi kwam toen plankgas voorbij. Ik weet niet meer of we naar elkaar hebben gezwaaid of dat ik met de lampen heb geseind. Nadat de Audi was gepasseerd ben ik in dezelfde richting blijven rijden, we waren onderweg naar mijn schoonouders. Die wonen vlakbij de plaats van het ongeval.
Ik weet dus niet meer of ik vlak achter de Audi reed. (…) op de beelden die u mij laat zien zit ik er zo te zien wel vlak achter. (…)
Ik ben gestopt op de weg en op een gegeven moment wilde mijn vriendin uitstappen. Ik stond toen stil naast een fietser die ook brokstukken tegen zich aan heeft gehad. Mijn vriendin wilde naar die man toegaan. Maar een vrouw schreeuwde op een boze toon tegen mij: "stoppen, stoppen!" (...)
Het is mij bekend dat ik op de plaats van een aanrijding moet blijven als ik betrokken ben bij een aanrijding. Maar nogmaals ik was in paniek en ben daarom weggereden.
De auto waarin ik reed, een Volkswagen Golf, heb ik niet meer. U vraagt of de auto op het moment van de aanrijding verzekerd was. Dat weet ik niet meer. Later hoorde ik dat de auto niet was verzekerd.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zaterdag 20 maart 2021 omstreeks 15:55 uur komen bij de meldkamer Noord-Nederland meerdere meldingen binnen van een ernstig verkeersongeval op de kruising van de Boekweitlaan en de Magnoliastraat in Hoogeveen.
Politie, brandweer, ambulance en traumaheli worden ter plaatse gestuurd en treffen, zo beschrijft de politie, een chaotische situatie, een ravage aan. Op de weg ligt een rode Fiat Panda, op zijn dak. In die auto hangt [slachtoffer 1] buiten bewustzijn in zijn gordel. [slachtoffer 1] wordt door de brandweer uit de auto geknipt en met spoed overgebracht naar het ziekenhuis in Zwolle waar hij wordt opgenomen op de IC. Hij blijkt ernstig hersenletsel en breuken in zijn nekwervels, ribben, bovenarm, schouderblad en sleutelbeen te hebben opgelopen. [slachtoffer 1] is 5 dagen in slaap gehouden.
Naast de Fiat Panda van [slachtoffer 1] treft de politie meerdere beschadigde auto’s aan in de naast de weg gelegen parkeerhavens. Onder die auto’s ook de Audi van medeverdachte [medeverdachte] . De Audi is zwaar beschadigd en het wegdek is bezaaid met brokstukken. Een van die brokstukken heeft vermoedelijk [slachtoffer 2] geraakt die op de fiets op de Boekweitlaan reed.
Op grond van camerabeelden en getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte [verdachte] kan met betrekking tot het rijgedrag van [verdachte] en [medeverdachte] , voorafgaand aan het ongeval, het volgende worden vastgesteld.
[medeverdachte] en [verdachte] komen elkaar tegen op de A28 waar [medeverdachte]
[verdachte] inhaalt. [medeverdachte] rijdt dan hard. Even later haalt [verdachte] [medeverdachte] in. [medeverdachte] steekt zijn duim op en beide mannen lachen naar elkaar. Onderaan de afrit staan de auto’s achter elkaar. [verdachte] voorop, [medeverdachte] daarachter. [verdachte] geeft een keer gas, zodat zijn auto gaat roken. Beide auto’s slaan dan linksaf de Schutstraat op en meteen de Carstenstraat in. Ter hoogte van nummer 32 rijdt [verdachte] blijkens camerabeelden voorop. De snelheid van beide auto’s is aanzienlijk hoger dan de snelheid van het overige verkeer. Zij rijden dan via de Zuiderweg naar de Lomanlaan. Op de Lomanlaan, ter hoogte van nummer 37 haalt [verdachte] [medeverdachte] in, blijkens de getuigenverklaring van [naam 2] . Ter hoogte van de Middenweg passeren zij getuige [naam 3] . [verdachte] rijdt dan voorop, meteen gevolgd door [medeverdachte] . Verderop op de Boekweitlaan, vlak voor de kruising met de Magnoliastraat passeren zij getuige [naam 4] en zijn echtgenote. Dan rijdt [medeverdachte] voorop.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande en op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat binnen de bebouwde kom van Hoogeveen door [medeverdachte] en [verdachte] driemaal een inhaalmanoeuvres is uitgevoerd, dat zij gedurende langere tijd met aanzienlijk hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan hebben gereden, en dat zij op meerdere momenten dicht achter elkaar hebben gereden.
Op de plaats van het ongeval is door de VOA uitgebreid onderzoek verricht. Uit dit
onderzoek volgt dat het ongeval heeft plaatsgevonden op de kruising van de Boekweitlaan en de Magnoliastraat. Verkeer komende vanuit de Magnoliastraat, in dit geval de rode Fiat Panda met daarin [slachtoffer 1] , dient het verkeer op de Boekweitlaan - [medeverdachte] en [verdachte] voorrang te verlenen. [slachtoffer 1] heeft dit niet gedaan en is de weg opgereden waar hij is aangereden door medeverdachte [medeverdachte] . De Fiat is als gevolg van die aanrijding over de kop gevlogen en met het dak op het wegdek tot stilstand gekomen. De Audi is tegen een geparkeerd staande auto gebotst waardoor schade aan die auto en andere daar geparkeerd staande auto’s is ontstaan.
De VOA concludeert dat [slachtoffer 1] weliswaar voorrang had moeten verlenen, maar dat niet uit te sluiten is dat de hoge snelheid van [medeverdachte] vlak voor de botsing er voor heeft gezorgd dat hij de situatie verkeerd heeft ingeschat.
Door de VOA is tevens een proces-verbaal Snelheid en impactanalyse opgemaakt. Hieruit volgt dat de botsnelheid van de Audi tegen de Fiat vrijwel zeker minimaal 104 km/u uur was. Uit de uitloopsporen kan worden afgeleid dat de bestuurder van de Audi kort voordat de botsing plaatsvond al is begonnen met remmen en dat de naderingssnelheid hoger dan die 104 km/u moet zijn geweest.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is geweest. Schuld in de zin van artikel 6 WVW houdt in dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Of sprake is van dergelijke schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Wanneer sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag.
Bij de beoordeling van de mate van schuld heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat per 1 januari 2020 de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ in werking is getreden. Aan het tweede lid van artikel 175 WVW, waarin de strafbaarstelling van artikel 6 WVW staat, is de begripsbepaling van roekeloosheid toegevoegd, waarbij wordt teruggegrepen op artikel 5a WVW. Daarmee wordt feitelijk het toepassingsbereik van het begrip roekeloosheid verbreed. Van roekeloosheid is nu in ieder geval sprake wanneer het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
De rechtbank moet in dat kader beoordelen of verdachte met het gedrag dat tot het verkeersongeval heeft geleid (a) de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (c) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) Ernstige schending verkeersregels
Artikel 5a WVW ziet alleen op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Als ernstige mate van schending van de verkeersregels wordt in artikel 5a WVW onder andere genoemd: gevaarlijk inhalen, het overschrijden van de maximumsnelheid en zeer dicht achter een ander voertuig rijden.
Medeverdachte [medeverdachte] reed op het moment van het ongeval tenminste 104 km/u (berekende botssnelheid) waar een maximumsnelheid van 50 km/u was toegestaan. Daarnaast reed [medeverdachte] direct voorafgaand aan het ongeval meermalen op korte afstand van de VW Golf van verdachte en hebben medeverdachte [medeverdachte] en verdachte elkaar meermalen met hoge snelheid ingehaald. Door deze combinatie van gedragingen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de verkeersregels in ernstige mate geschonden. b) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet gericht zijn geweest op zowel het schenden van de verkeersregels, alsook op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het beantwoorden van de vraag of sprake was van dergelijk opzet, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm op een opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De hiervoor genoemde gedragingen vonden plaats gedurende een langere afstand, de overschrijding van de maximumsnelheid was fors, en dit alles in een woonwijk, met zijstraten, uitritten, op een tijdstip waarop er veel andere weggebruikers waren. Dit laatste blijkt ook al uit de verschillende getuigen die het gedrag hebben beschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dit handelen - zonder aanwijzingen voor het tegendeel bezwaarlijk anders dan als 'opzettelijk' worden beschouwd. Dit geldt temeer nu verdachte niet alleen op het moment van het ongeval maar gedurende de hele rit zeer gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond. Volgens verdachte was er sprake van “uitsloven” en “stoer doen”, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie ondersteunt dat verdachten met opzet de verkeersregels in ernstige mate hebben geschonden.
c) Gevaar te duchten
Gelet op de hiervoor beschreven combinatie van factoren was het zonder meer voorzienbaar dat er gevaarlijke situaties konden ontstaan, hetgeen door de rampzalige afloop van de rit nog eens wordt onderstreept.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden door zeer gevaarlijk rijgedrag als bedoeld in artikel 5a WVW. Daarmee kan op grond van het tweede lid van artikel 175 WVW worden vastgesteld dat sprake is van roekeloosheid, de zwaarste vorm van schuld.
Het rijgedrag van beide verdachten: gasgeven en roken voor het stoplicht, met hoge snelheid, zeer kort achter elkaar door de bebouwde kom rijden, elkaar meermalen inhalen, en de non verbale communicatie tussen beide verdachten (duim opsteken en lachen) kan daarnaast gekwalificeerd worden als competitief rijgedrag, als het vergelijken van prestaties, en dus als een straatrace als bedoeld in artikel 10 van de Wegenverkeerswet.
Vanwege de zeer hoge snelheid waarmee door medeverdachte [medeverdachte] is gereden, is het aannemelijk dat [slachtoffer 1] de situatie verkeerd heeft ingeschat en de voorrangskruising is opgereden, waarna de aanrijding plaatsvond. Daarmee is er sprake van causaal verband tussen de gedragingen van medeverdachte [medeverdachte] en het verkeersongeval.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank brengt een straatrace een onderlinge dynamiek met zich waarbij, gegeven het competitieve element van die straatrace, de ene gevaarlijke verkeersgedraging onlosmakelijk wordt gevolgd door de andere gevaarlijke verkeersgedraging. In die competitieve dynamiek ligt een bewuste en nauwe samenwerking besloten. Tevens valt in een dergelijke dynamiek redelijkerwijs te voorzien dat het onderling samenhangende, gevaarlijke verkeersgedrag tot een verkeersongeval kan leiden met ernstige gevolgen.
Dat geldt ook voor onderhavige zaak: uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt dat het contact tussen beide verdachten is ontstaan op de A28, dat beiden te hard hebben gereden, dat zij elkaar beurtelings met hoge snelheid hebben ingehaald en dat zij beiden te dicht op de ander hebben gereden. Dat [medeverdachte] en [verdachte] elkaar niet kenden en niet vooraf afspraken hebben gemaakt doet hier niet aan af.
Er was derhalve sprake van een wisselwerking tussen de onderlinge verkeersgedragingen. Het in die onderlinge competitie veroorzaken van de botsing van de Audi van [medeverdachte] met de Fiat van [slachtoffer 1] , is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen toe te rekenen aan [medeverdachte] maar ook aan [verdachte] . Verdachte heeft derhalve evenzeer schuld aan het ongeval en het ten gevolge van het ongeval veroorzaakte letsel bij [slachtoffer 1] als medeverdachte [medeverdachte] . Tevens kan naar het oordeel van de rechtbank gesproken worden over het gezamenlijk en in vereniging plegen van de verschillende gevaarlijke verkeersgedragingen, zodat het handelen van beide verdachten kan worden gekwalificeerd als het medeplegen van het culpoos veroorzaken van een verkeersongeval waarbij aan een ander letsel wordt toegebracht. Dat [verdachte] kort voor het ongeval afstand heeft genomen van de Audi van [medeverdachte] staat aan diens schuld aan het ongeval niet in de weg. De snelheidswedstrijd was namelijk reeds aangevangen en beide verdachten hebben daaraan in ieder geval tot zeer kort voor het ongeval geparticipeerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook geen onderscheid gemaakt worden tussen het aandeel van [medeverdachte] en het aandeel van [verdachte] in het ontstaan van het ongeval en is sprake van medeplegen.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.