ECLI:NL:RBNNE:2023:1958

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
18.030555.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in verkeerszaak met letsel door vermoeidheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 maart 2022 betrokken was bij een verkeersongeval op de A28 te Assen. De verdachte, die als bestuurder van een bedrijfsauto reed, viel door kennelijke vermoeidheid kort in slaap en botste tegen een voor hem rijdende personenauto. De inzittenden van deze auto, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], liepen als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt, maar heeft hem vrijgesproken van de primair ten laste gelegde schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat de enkele verkeersfout van de verdachte niet zodanig ernstig was dat er sprake was van schuld. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, maar veroordeling voor de subsidiaire feiten. De rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor het subsidiaire feit, het verlaten van de plaats van het ongeval, en voor het rijden zonder verzekering. De rechtbank heeft een taakstraf opgelegd en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.030555.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats], wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 02 mei 2023.
Verdachte is niet verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Assen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden, te weten het:
terwijl hij vermoeid was, in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of met een hogere snelheid heeft gereden dan de voor hem aldaar toegestane maximum snelheid van 100 km/u, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen en/of een kneuzing van de borstkas ([slachtoffer 2]) en/of een wervelfractuur en/of een wond op de linker oorschelp ([slachtoffer 1]), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Assen als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A28, terwijl hij vermoeid was, in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of met een hogere snelheid heeft gereden dan de voor hem aldaar toegestane maximum snelheid van 100 km/u en/of vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met een vóór hem rijdende personenauto en/of de inzittenden van deze personenauto, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], letsel hebben bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Assen op/aan de Rijksweg A28, op of omstreeks 17 maart 2022, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij, op of omstreeks 17 maart 2022 te Assen als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto), gekentekend [kenteken], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A28, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat in onderhavige zaak sprake is van slechts één enkele verkeersovertreding en dat dit, gelet op alle overige omstandigheden, in dit geval onvoldoende is om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: artikel 6 WVW) aan te nemen. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Concreet betekent dit, dat hoe erg de gevolgen van een ongeluk ook zijn, daaruit niet automatisch volgt dat de bestuurder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (ten minste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een zeer grote, dan wel aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak sprake is van één op zichzelf staande verkeersfout. Verdachte is één moment onoplettend geweest doordat hij naar eigen zeggen in slaap is gevallen, waardoor hij tegen de vóór hem rijdende personenauto met als inzittenden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gebotst. Deze enkele verkeersfout is echter niet zodanig ernstig van aard dat reeds daaruit geconcludeerd kan worden dat er sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW, hoe ernstig de gevolgen van het ongeval ook zijn voor de slachtoffers. Dit is slechts anders als dit (in slaap vallen van verdachte) voorzienbaar voor hem moet zijn geweest. Hiervan is niet gebleken.
Evenmin is vast komen te staan welke snelheid verdachte heeft gereden en of hij met de door hem gereden snelheid de toegestane snelheid heeft overschreden. Van bijkomende verkeersfouten of andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan verdachte een schuldverwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt, is evenmin gebleken.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Op grond van de hierna weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank wel van oordeel dat door het gedrag van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW.
Bewezenverklaring
De rechtbank is, op grond van de volgende bewijsmiddelen, van oordeel dat het onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland met registratienummer PL0100-2022072878, opgemaakt en gesloten op 12 juli 2022 door verbalisant [verbalisant 1] (hierna: het dossier), inhoudende:
- een proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 17 maart 2022, opgemaakt door verbalisant[verbalisant 2] en opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik reed samen met mijn vrouw vanmorgen rond 08:20 uur op de A28 bij Assen. Ik was de bestuurder. Wij gingen in de richting van Groningen. Ergens vlak voor de plek waar wij nu staan reed ik op de rechter rijstrook met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur.
Ik zag in mijn spiegel een grijze bus naderen die aanzienlijk sneller reed als dat ik reed. Het volgende wat ik weet is dat er een klap was en onze auto rechts van de weg de sloot in reed. Dit was een enorme klap, we draaiden rond en kwamen weer terug in de berm tot stilstand.
Wat ik nog wel heb gezien is dat de grijze bestelauto doorreed. Pas nadat ik uit onze eigen auto was gekomen zag ik dat die bestelauto verderop op de vluchtstrook stil stond. Ik heb hier niemand bij gezien. Ik ben zelf uit de auto gekomen en heb last van mijn schouder en bovenrug. Mijn vrouw is door de ambulance uit de auto geholpen.
- een geneeskundige verklaring inzake [slachtoffer 1] d.d. 31 maart 2022, opgemaakt door J. Groote,traumachirurg WZA, opgenomen op pagina 32 van het dossier, inhoudend:
Waargenomen letsel: Wond oorschelp links; Wervelfractuur L4.
Geschatte duur genezing: meer dan 3 maanden.
- een proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 17 maart 2022, opgemaakt door verbalisant[verbalisant 3] en opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik zat als bijrijder in onze auto. Wij reden op de A28 ter hoogte van Assen-Noord. Wij reden in onze auto 100 kilometer per uur en reden op de rechter rijbaan. Ik hoorde ineens een harde klap. Ik dacht dat de klap van achter kwam. Het volgende wat er gebeurde ging razend vlug. Ik dacht direct dat we van achter waren aangereden. Ik dacht dat we ronddraaiden. Het volgende moment zag ik dat onze auto helemaal kapot was en dat we in de berm stonden naast de snelweg. Ik zag dat mijn man uit kon stappen. Ik was versuft van wat er was gebeurd en bleef zitten op de bijrijdersstoel. Ik ben onder begeleiding van ambulancepersoneel uit de auto gehaald.
- een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] d.d. 31 maart 2022, opgemaakt door J.Groote, traumachirurg WZA, opgenomen op pagina 29 van het dossier, inhoudend:
Waargenomen letsel: Gebroken sleutelbeen rechts; Kneuzing borstkas rechts.
Geschatte duur genezing: meer dan 2 maanden.
- een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 maart 2022, opgemaakt door verbalisant
[verbalisant 2] en opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier, inhoudend als verklaring van [naam]:
Vandaag, donderdag 17 maart 2022, rond 08:20 uur, reed ik mijn auto vanaf tankstation Peelerveld weer de snelweg A28 op in de richting van Groningen. Toen ik op de invoegstrook reed zag ik een ongeval gebeuren op zo'n veertig meter voor mij. Ik zag een rode personenauto op de rechter rijstrook rijden. Van achteren kwam een grijze bestelbus aangereden die de rode auto van achteren aanreed. Het ging allemaal heel snel. Ik zag dat de rode personenauto via de invoegstrook en vluchtstrook de sloot inreed die rechts van de weg ligt. Dit ging erg hard. Ik ben gestopt om de twee inzittenden te helpen.
Ik zag de grijze bestelauto in eerste instantie doorrijden. Pas later zag ik dat deze iets verderop stilstond op de vluchtstrook.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2022, met bijlage, opgemaakt door verbalisant[verbalisant 3] en opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier, inhoudend:
Omstreeks 08:25 uur kregen wij de melding van het operationeel centrum Noord-Nederland te gaan naar de A28 ter hoogte van Assen-Noord. Aldaar had een aanrijding plaatsgevonden en zou een voertuig in de sloot staan. Ik reed achter de ambulance naar het plaats ongeval. Ter plaatse trof ik ter hoogte van hectometerpaal 178.3 een rode Citroen Cactus voorzien van kenteken [kenteken]. Ik zag dat er een man op leeftijd ter hoogte van de bijrijder naast het voertuig stond. Ik zag dat een vrouw op leeftijd nog in het voertuig zat. Ik zag dat de ambulancebroeders zich ontfermden over dit bejaarde echtpaar. Ik werd aangesproken door omstanders dat er verderop nog een werk-bus stond die betrokken was. Ik hoorde verbalisant [verbalisant 4] zeggen dat ze naar deze werkbus toe ging. Ik zag dat deze werkbus op de vluchtstrook stond tegen de berm aan. Ik zag dat er naast de vluchtstrook een brede berm was en daarnaast een sloot.
Ik schat dat de sloot circa 1,50 meter diep was. Ik zag onderin de sloot een gat. Ik hoorde van de omstanders dat het voertuig daar met hoge snelheid in was geklapt, tegen de wand van de sloot aan en toen terug de berm in schoot.
Ik hoorde toen via de portofoon van mijn collega dat zij geen personen aantrof bij de werkbus die verderop geparkeerd stond op de vluchtstrook. Zij had via het kenteken de te naam gestelde achterhaald en geconstateerd dat hij vaker voorkwam voor rijden onder invloed en dat zijn werkbus een WAM-signalering had. (...)
Ik stapte vervolgens met verbalisant [verbalisant 5] in de auto en samen zochten wij in de omgeving.
Omstreeks 10:00 uur reden wij in de wijk Marsdijk toen we te horen kregen dat verbalisant
[verbalisant 4] telefonisch contact had gehad met de verdachte en dat hij zich op zou houden aan [adres] in Assen. Ik trof op deze locatie op de stoep een man aan die voldeed aan de foto die verbalisant [verbalisant 5] mij had laten zien.
Met in de bijlage: foto's plaats ongeval.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] en opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier, inhoudend:
Ik heb ons dienstvoertuig gepakt en ben naar het voertuig gereden. Ik zag dat het kenteken van het voertuig [kenteken] betrof. Ik zag dat voornamelijk de rechtervoorzijde van het voertuig erg veel schade had. Ik ben naar de bijrijderszijde gelopen en heb door het raam gekeken. Ik zag geen personen in het voertuig.
Ik heb het kenteken nagetrokken en zag dat het voertuig op naam stond van ingevoerde [verdachte]. Ik zag in ons systeem een telefoonnummer staan te weten [telefoonnummer]. Ik zag dat dit telefoonnummer ook op het busje stond.
Ik heb hierop meermaals met het genoemde nummer gebeld. Uit mijn telefoongegevens blijkt dat ik acht (8) keer met hem gebeld heb. De eerste zeven keer dat ik belde werd er niet opgenomen en kreeg ik de voicemail. Ik heb deze ook een keer ingesproken met het verzoek terug te bellen. Pas bij de laatste keer, dus om 09:55 uur, kreeg ik genoemde [verdachte] aan de telefoon en vertelde hij mij dat hij in Assen was. Collega's hebben hem opgehaald en aangehouden.
- een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse met nummer 170322.0824.2581, opgemaakt engesloten op 27 juni 2022 door verbalisanten Peijsel en Dijksterhuis en opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier, inhoudend:
Gelet op de aangetroffen sporen op het wegdek en de schade aan de voertuigen zal het volgende hebben plaats gevonden:
De bestuurder van de Citroën reed met zijn voertuig op de A28, komende uit de richting van Hoogeveen en gaande in de richting van Groningen. De bestuurder van de Citroën reed met zijn voertuig op rijstrook twee, zijnde de rechter rijstrook. De bestuurder van de Opel reed met zijn voertuig op de A28, in gelijke richting als de Citroën. Ter hoogte van hectometerpaal 178.2 botsten de beide voertuigen op rijstrook twee. De Opel botste daarbij met de rechter voorzijde tegen de linker achterzijde van de Citroën. Na de botsing raakte de bestuurder van de Citroën de controle kwijt over zijn voertuig, raakte van de rijbaan en botste met zijn voertuig tegen de slootwal. De bestuurder van de Opel had, gelet op de sporen op de rijbaan, nog controle over zijn voertuig. De bestuurder van de Opel reed daarbij door tot aan zijn aangetroffen eindpositie op ongeveer 400 meter afstand van de plaats van het ongeval.
Gelet op de aangetroffen sporen vond het ongeval plaats op rijstrook twee en botste de Opel met de voorzijde tegen de voor hem rijdende Citroën. Gelet op de schades aan de voertuigen zal de botsing hebben plaatsgevonden met enig snelheidsverschil. Uit ons onderzoek bleek niet met welke snelheid de bestuurders van de Opel en de Citroën reden kort voorafgaande dan wel ten tijde van het ongeval.
  • een schriftelijk bescheid, te weten een print van een uitdraai RDW van de OPEL VIVARO-B metkenteken [kenteken] op naam van verdachte [verdachte], inhoudend dat het voertuig op 17 maart 2022 niet verzekerd was.
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 maart 2022, opgemaakt door verbalisant[verbalisant 3] en opgenomen op pagina 86 e.v. van het dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte]:
(...)
A: Ik stapte tussen 06:00 uur en 06:15 uur uit bed. Ik dronk eerst koffie thuis en stapte toen direct in de Opel. Ik ging naar Haren omdat ik daar een klus had. Ik reed via de A28 naar het Noorden toe. Ik stopte onderweg bij een benzinepomp voor een saucijzenbroodje als ontbijt. Volgens mij bij een benzinepomp met een Spar-shop erbij. Dat moet geweest zijn rond 07:45 uur. Ik reed weer verder richting Haren toen ineens een klap. Ik schrok wakker.
Ik was in figuurlijke shock. Ik wist mezelf even geen raad meer. Ik zette de bus aan de kant en zag schade aan de rechter voorkant van mijn Opel. Ik zag dat de koplamp weg was. Ik ben toen weggegaan.
(...)
V: Wat was de reden dat jij de plaats van het ongeval hebt verlaten?
A: Ik dacht gewoon dat het zo goed was.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2022 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] en opgenomen op pagina 81 van het dossier, inhoudend:
(…)
Aangaande het onderzoek waren er nog enkele vragen aan verdachte [verdachte] betreffende de aanrijding op donderdag 17 maart 2022 omstreeks 08:24 uur.
(…)
Telefonisch gaf verdachte aan dat het betrokken voertuig van hem niet was verzekerd op het tijdstip van ongeval.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op
17 maart 2022 als bestuurder van een auto heeft gereden op de openbare weg, de A28, en dat hij daarbij (door kennelijke vermoeidheid) een kort moment in slaap is gevallen. Vervolgens is verdachte in botsing gekomen met een vóór hem rijdende auto. De beide inzittenden van deze auto hebben als gevolg van deze botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Bij overtreding van artikel 5 WVW hoeft schuld ten aanzien van het veroorzaken van gevaar niet te worden bewezen. Er moet sprake zijn van een concreet aan te duiden gevaar dat in strijd is met het verkeersbelang en daardoor redelijkerwijs is toe te rekenen aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door deel te nemen aan het verkeer en daarbij in slaap te vallen, zoals hij zelf ook heeft erkend, gevaar heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt. Verdachte heeft daarna de plaats van het ongeval verlaten. Voorts is vast komen te staan dat de auto waarmee verdachte reed niet was verzekerd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair hij, op 17 maart 2022 te Assen als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A28, terwijl hij vermoeid was, in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en vervolgens in botsing is gekomen met een vóór hem rijdende personenauto waardoor de inzittenden van deze personenauto, te weten [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2], letsel hebben bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Assen op de Rijksweg A28, op 17 maart 2022, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) letsel en schade was toegebracht;
3.
hij, op 17 maart 2022 te Assen als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto), gekentekend
[kenteken], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A28, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. subsidiair overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
3. overtreding van artikel 30 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte
  • ter zake van feit 1 subsidiair en feit 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren,te vervangen door 30 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, alsmede
  • ter zake van feit 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangendoor 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de stukken, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 maart 2023, waaruit blijkt dat dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor feiten strafbaar gesteld in de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersovertreding door aan het verkeer deel te nemen terwijl hij kennelijk onvoldoende uitgerust was. Hierdoor heeft verdachte gevaar veroorzaakt op de weg, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt doordat hij in slaap is gevallen en vervolgens is aangereden tegen de auto van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De slachtoffers zijn als gevolg van dit ongeval zwaar gewond geraakt en ondervinden tot op heden de nadelige gevolgen hiervan.
Verdachte is er na de aanrijding vandoor gegaan. Hij heeft zijn auto een eindje verderop geparkeerd en is te voet weggevlucht waarbij hij, onder meer, over een hek is geklommen. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat hij in de war was en uit paniek handelde.
De rechtbank overweegt dat door aldus te handelen verdachte de schijn wekt dat hij zijn verantwoordelijkheid niet wil nemen. Uit de stukken blijkt immers dat verdachte tijdens zijn vlucht heeft gebeld en geappt/gechat met verschillende mensen over het ongeval, terwijl hij telefonische oproepen van de verbalisant, die direct na het ongeval contact met verdachte zoekt (8x gebeld!), heeft genegeerd. De schijn dat verdachte zijn verantwoordelijkheid niet wil nemen wordt versterkt doordat hij tijdens het onderzoek naar de toedracht van het ongeval niet op uitnodigingen van de politie heeft gereageerd en doordat hij niet ter terechtzitting is verschenen.
De rechtbank overweegt voorts dat ook uit de justitiële documentatie van verdachte een zorgwekkend beeld naar voren komt dat hij het niet zo nauw neemt met de verkeersveiligheid.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de taakstraffen, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden zijn.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5, 7, 176, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot:

een taakstraf voor de duur van 30 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 3 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 3 maanden.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot:
een taakstraf voor de duur van 30 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Sloten, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2023.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.