De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 31 oktober 2019 heeft deze rechtbank de veroordeelde wegens de eendaadse samenloop van – kort gezegd – het maken van een gewoonte van het bezitten, verspreiden, aanbieden, vervaardigen, verwerven en toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal en het door misleiding opzettelijk bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontuchtige handelingen, meermalen gepleegd, de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd.
De maatregel is aangevangen op 15 november 2019 en voor het laatst op 25 november 2021 verlengd met achttien maanden.
Het advies van de instelling
In het gewijzigde verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met twaalf maanden.
In het aanvankelijke verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Er is bij veroordeelde sprake van een autismespectrumstoornis (hierna: ASS) en hechtingsproblematiek. Veroordeelde toont enerzijds sociale kwetsbaarheid en onvermogen en anderzijds een sterke zelfbepalende houding waarin hij bij zijn handelen geen rekening houdt met anderen en handelt vanuit opportunisme en antisociale motieven. Het wegvallen van routine en zekerheden hebben een ontregelende werking op veroordeelde. Veroordeelde heeft moeite met het vinden van aansluiting bij leeftijdsgenoten.
Binnen de gestructureerde setting van de [inrichting] (hierna: kliniek) wordt veroordeelde ervaren als een rustige jongen die veel baat heeft bij het hebben van een groepsklimaat en geboden structuur. Veroordeelde heeft de eendaagse onbegeleide verlofstatus. Het is de verwachting dat hij zijn MBO-2 diploma in de zomer van 2023 zal halen. Hij werkt een aantal dagdelen per week. De bedoeling is dat veroordeelde in een beschermde woonvorm in Friesland zal gaan wonen, waar hij in juni/juli 2023 zou kunnen gaan wonen. De planning is dat het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) rond juni/juli 2023 zal kunnen starten. Het STP zal ongeveer 6 maanden duren, zodat verlenging van de maatregel voor de duur van 8 maanden wordt geadviseerd. De verwachting is dat veroordeelde na die 8 maanden in aanmerking zou komen voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
Gezien de positieve ontwikkeling die veroordeelde sinds de laatste verlenging van de PIJ-maatregel heeft doorgemaakt werd het risico op seksuele recidive aanvankelijk ingeschat als matig-laag.
In het gewijzigde verleningsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Op zondag 19 maart 2023 heeft het behandelteam signalen ontvangen over mogelijk seksueel contact dat zou hebben plaatsgevonden tussen veroordeelde en een minderjarig meisje. Naar aanleiding van deze ontwikkeling is het traject om toe te werken naar een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de maatregel stopgezet. De kliniek beraadt zicht op de vraag hoe met deze ontwikkeling om te gaan. Daarbij is het verlof van veroordeelde tot nader order stil gelegd en zijn aan veroordeelde internet- en belbeperkingen opgelegd.
De kliniek concludeert dat het traject van veroordeelde door de recente ontwikkeling is gestagneerd. Geadviseerd wordt om de maatregel met 12 maanden te verlengen. De kliniek adviseert ook een nieuw persoonlijkheidsonderzoek af te laten nemen en afhankelijk van de uitkomsten hiervan het uitgezette traject eventueel te heroverwegen en mogelijk bij te stellen.
De deskundige heeft tijdens de zitting het advies nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Naar aanleiding van de recente ontwikkelingen zal de kliniek onderzoeken of het huidige behandelplan nog passend is. De kliniek zal opnieuw een risico inschatting maken, omdat het niet duidelijk is of het incident een lichte terugval betreft of dat het om ernstige recidive gaat.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen en past de gevorderde duur aan naar twaalf maanden gelet op het gewijzigde verlengingsadvies naar aanleiding van de recente ontwikkelingen.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met twaalf maanden.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, het voorkomen van recidive en de psychische stoornis van veroordeelde vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. Verlenging van de maatregel is daarnaast in het belang voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. De recente ontwikkeling die uit het gewijzigde verlengingsadvies blijkt, maakt dat het voor veroordeelde opgezette traject is stil komen te liggen. Er zal door de kliniek een beoordeling moeten plaatsvinden of er sprake is van een lichte terugval of een ernstige recidive. Een termijn van acht maanden is hiervoor niet toereikend. Bovendien de adviseert de kliniek dat er een nieuwe persoonlijkheidsonderzoek zal plaatsvinden. Gelet hierop zal de rechtbank de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde daarom, overeenkomstig het gewijzigde verlengingsadvies, met twaalf maanden verlengen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.