Ik, verbalisant, deed onderzoek aan de rapportage met gegevens afkomstig van de Xiaomi mobiele telefoon van [verdachte] , welke rapportage was samengesteld door het Team Digitale Opsporing Zeden. Ik zag dat er een groot aantal images op de telefoon stond, waarvan een deel printscreens van Snapchat-gesprekken tussen [naam 1] en verdachte betrof. Dit ging onder andere om:
Afbeelding 20[naam 1] :
ga maar naar je andere wijven toe
die zij zijn interessanter dan ik
Ik:
BS
Met wie spreek ik af? Kus ik? Knuffel ik? Probeer ik ruzies op te lossen? Wil ik dichtbij zijn? Wie verwen ik? Naar wie ging ik zondag? Juist jou. Dus niet zeggen dat je niet interessant bent of dat ik er niet aan wil werken
Van wie jou ik
Hou ik
Jou
Afbeelding 22
[naam 1] :
t feit dat jij geen spijt hebt van de manier hoe jij aandacht geeft aan andere meisjes is ziek en ik moet dan spijt hebben van de shit die ik zeg omdst jij mij kwetst?
Ik:
Ik heb op die manier geen aandacht gegeven. En dat blijf ik ontkennen. Je verwijt mij alles terwijl jij drie jongens verliefd op je heb? Laat mij maar achterlijk zijn, twijfel over ons, noem ons hopeloos, maar ga niet zeggen dat ik op geef en anderen aandacht geef. Diegene die opgeeft ben jij
Afbeelding 24
[naam 1] :
voor wat zou ik nog verder met je moeten praten?
Ik:
Omdat we van elkaar houden
[naam 1] :
ja hou je echt van mij?
Ik:
En miss verder willen[naam 1] :
misschien?
Ik:
Ja ik wil verder
Afbeelding 29
[naam 1] :
jij doet ook ni meer net als eerst
Ik:
Ik snap niet waarom je continu shit gooit Waarom niet? Omdat ik nog geeneens gm schat ofzo kreeg behalve vanochtend. Geen slaap lekker schat ofzo
Niks
En dan moet ik laten zien dat ik nog wil.
Afbeelding 33
Ik:
Je wilt je brief nog wel?
[naam 1]
neh
Ik:
Oke dan is het voor mij allemaal wel duidelijk ongeveer
[naam 1] :
wat is duidelijk dan?
Ik:
Dat je me niet meer wilt.
En geen zin hebt
En opgeeft
[naam 1] :
wie tf zegt dat? alleen omdat ik je brief ni meer wil?
Ik:
Je wil geeneens mijn persoonlijke valentijnsbrief waar ik me gevoel in uit Wat doe je dan nog?
[naam 1] :
je kan hem gwn geven hoor maar
hoeft ni
Ik:
Als je de meoite niet neemt om hem aan te nemen en te lezen?
Wat wil je dan?
Vervolgens ben ik, verbalisant, de andere afbeeldingen gaan bekijken die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte. Ik zag dat er ook afbeeldingen van [slachtoffer] op de telefoon staan, waaronder afbeelding 52 op pagina 344 van het procesdossier.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)
– dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het voorschrift van artikel 342 tweede lid, Sv leidt ertoe dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer en verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan – de rechter naast de betrouwbaarheid van de verklaring van het (vermeende) slachtoffer dient te beoordelen of voor de beweringen van het (vermeende) slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de tenlastelegging moet – met andere woorden – niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaring van het (vermeende) slachtoffer volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig dient te zijn uit een andere bron.
De rechtbank stelt voorop dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaringen van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Haar verklaringen bevatten een gedetailleerde omschrijving van de verweten gedragingen, zijn consistent en bevatten zeer persoonlijke en intieme informatie, wat een sterke indicatie is voor de betrouwbaarheid van die verklaringen.
De door de raadsman ter onderbouwing van de gestelde onbetrouwbaarheid van die verklaringen naar voren gebrachte argumenten, maken niet dat de rechtbank tot een ander oordeel over de betrouwbaarheid komt. Zo vindt de rechtbank het, gelet op situatie waarin [slachtoffer] en verdachte zich bevonden, waarbij zij verliefd op hem was en nog hoopte op een toekomst samen, goed voorstelbaar dat zij in eerste instantie heeft ontkend dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde gedragingen. Zij nam verdachte hiermee in bescherming. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de latere belastende verklaringen van [slachtoffer] jegens verdachte, die zij inderdaad pas na veelvuldig contact met familie en vrienden heeft afgelegd, niet moeten worden aangemerkt als ten gevolge van beïnvloeding en bedreiging tot stand gekomen verklaringen, maar als verklaringen van een meisje dat, door morele ondersteuning van haar familie en vrienden, tot het inzicht is gekomen dat zij door verdachte is misbruikt.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] voldoende steun vinden in de andere gebezigde bewijsmiddelen.
In de eerste plaats betreft dit de getuigenverklaring van [naam 2] . Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] haar vanaf het begin af aan deelgenoot heeft gemaakt van haar “relatie” met verdachte en haar verteld heeft over de seksuele handelingen die zij en verdachte samen verrichtten. Ook heeft zij verklaard dat zij vaak heeft staan wachten op [slachtoffer] op de momenten dat zij samen met verdachte in een klaslokaal was en voorts dat [slachtoffer] haar de zuigzoenen op haar borst heeft laten zien.
De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar gelet op de wijze van totstandkoming daarvan. [naam 2] heeft immers zonder [slachtoffer] daarover te hebben geraadpleegd, verbalisanten in vertrouwen genomen en aangegeven dat zij al langere tijd met iets in haar maag zat, waarna zij aan hen heeft verteld over de (seksuele) relatie tussen [slachtoffer] en verdachte.
De inhoud van de verklaringen van [slachtoffer] wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts ondersteund door de op de telefoon van verdachte aangetroffen screenshots van chatgesprekken tussen hemzelf en [slachtoffer] . In deze chatgesprekken spreekt verdachte immers ook over onder andere afspraakjes met [slachtoffer] en bedient hij zich van termen als knuffelen, zoenen, houden van en samen verder willen. Dat alles past binnen een affectieve en lichamelijke relatie.
De door verdachte geschetste context waarin deze door hem aan [slachtoffer] verzonden chatberichten zouden moeten worden gezien, te weten de context van een leraar die om zijn leerling geeft en haar niet opgeeft, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Dit geldt bovendien ook voor het door verdachte geschetste alternatieve scenario van [slachtoffer] als verliefde leerling die te kampen kreeg met een onbeantwoorde liefde vanuit verdachte. Hierbij betrekt de rechtbank ook dat verdachte ter zitting op gerichte vragen van de rechtbank ten aanzien van de bewoordingen gebruikt in de chats geen duidelijke verklarende antwoorden kon geven over de betekenis daarvan, anders dan de betekenis die uit de woorden zelf blijkt.
De rechtbank hecht er tot slot nog waarde aan een opmerking te maken over de zoekgeschiedenis, zoals aangetroffen op de telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat hij op
1 april 2022, nadat de politie hem bevraagd heeft over zijn relatie met [slachtoffer] , heeft gezocht naar o.a. “Snapchataccount verwijderen” en “Instagram permanent verwijderen”. Het lijkt er op dat verdachte hiermee heeft gepoogd zijn conversaties met [slachtoffer] , en daarmee eventueel belastend bewijs, van zijn telefoon te verwijderen. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Zoals reeds vastgesteld, is op de mobiele telefoon van verdachte een afbeelding van de minderjarige [slachtoffer] aangetroffen. Op deze afbeelding is (het lichaam van) [slachtoffer] te zien, zittend op een bed en slechts gekleed in een beha en een slipje. De foto is van bovenaf genomen, waardoor o.a. het decolleté van [slachtoffer] duidelijk zichtbaar is. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij deze afbeelding, op enig moment, nadat verdachte haar reeds meermalen om naaktfoto’s had gevraagd, aan hem heeft toegestuurd.
De rechtbank stelt vast dat de afbeelding geen gedraging van expliciet seksuele aard weergeeft. Artikel 240b Sr ziet echter ook op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij tot stand is gekomen, eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden "onschuldig" zou kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het hier gaat om een afbeelding die, gelet op de wijze waarop deze tot stand is gekomen, namelijk op verzoek van verdachte als activiteit in de heimelijke seksuele relatie tussen beiden, in dit concrete geval waarin het verdachte is geweest die actief heeft aangestuurd op seksuele handelingen tussen hen beiden, strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling (bij verdachte) en derhalve gekwalificeerd kan worden als kinderpornografisch in de zin van artikel 240b Sr.
Ook het verweer van de raadsman, inhoudende dat verdachte geen opzet heeft gehad op het bezit van deze afbeelding, verwerpt de rechtbank. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft verdachte uitdrukkelijke verzocht om het toesturen van een dergelijke afbeelding en uit het digitale onderzoek volgt bovendien dat verdachte op enig moment een screenshot heeft gemaakt van voornoemde afbeelding, hetgeen hij zelf ter terechtzitting bovendien heeft bevestigd. Het op deze wijze verkrijgen en vastleggen van het digitale beeldmateriaal van [slachtoffer] is een handeling waaruit naar het oordeel van de rechtbank het opzet van verdachte op het beschikken van deze afbeelding blijkt. Dat verdachte de afbeelding later heeft verwijderd, doet hier niet aan af.