In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij drugshandel en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 76.354,00 bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van de drugshandel en het witwassen van geld over een periode van ruim vijf jaar. De officier van justitie had eerder gevorderd dat de rechtbank dit bedrag zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de staat.
De behandeling van de zaak vond plaats op 13 april 2023, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld moest worden op € 76.354,00, na aftrek van de kosten voor de in beslag genomen drugs. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de ontnemingsvordering.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen uit de onderliggende strafzaak en een rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde gedurende de bewezen periode een bedrag van € 136.946,00 heeft witgewassen, maar dat na aftrek van de kosten voor de in beslag genomen drugs, het te ontnemen bedrag op € 76.354,00 uitkomt. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de staat te betalen en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen.