De verdachte [verdachte] heeft onverklaarbaar € 136.946,00 minder uitgegeven in contanten dan volgens het onderzoek zouden moeten zijn uitgegeven. Hij heeft € 50.042,00 per saldo gestort (bron 1), hij heeft € 26.312,00 minder aan kosten levensonderhoud uitgegeven (bron 2). Daarnaast heeft hij € 60.592,00 aan harddrugs uitgegeven.
Voorgaande betekent dat de verdachte een onverklaarbaar vermogen heeft van tenminste € 136.946,00.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Handel in harddrugs
In Groningen zijn in een korte periode meerdere personen aangehouden wegens de handel in harddrugs. De aangehouden mannen maakten gebruik van elektrische fietsen en waren in het bezit van kleine blikken doosjes met daarin bolletjes heroïne en cocaïne. De politie heeft deze personen, de zogenaamde ‘sub-dealers’, gehoord. Uit deze verklaringen blijkt dat deze personen als drugsdealer werkten voor de broers ‘ [naam 1] en [naam 2] ’ (of ‘ [naam 1] en J’). [getuige 3] heeft zowel in 2018 als in 2020 als verdachte een verklaring afgelegd bij de politie. In 2018 heeft hij verklaard dat hij ook wel eens kleingeld moest afstorten voor de broers [naam 1] en [naam 2] . Hij heeft aangegeven dat hij dan een bankpas meekreeg met daarop de naam ‘ [verdachte] ’. In 2020 wordt [getuige 3] op heterdaad betrapt terwijl hij drie bolletjes heroïne verkoopt. In het verhoor met de politie geeft hij aan dat [naam 1] aan de [adres] woont. De politie ziet vervolgens in de GBA gegevens dat de broer van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , op dit adres ingeschreven staat. Uit het onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon van [getuige 3] blijkt dat hij vlak voor de aanhouding contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Door middel van een aangifteformulier uit 2019 wordt dit telefoonnummer gekoppeld aan medeverdachte [medeverdachte] . In datzelfde aangifteformulier heeft medeverdachte [medeverdachte] het e-mailadres ‘ [mailadres] ’ opgegeven als zijnde zijn emailadres.
De politie heeft vervolgens bij de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen een aanvraag gedaan met betrekking tot verdachte en zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] . Uit de ontvangen gegevens blijkt vervolgens dat beide verdachten beschikken over een onverklaarbaar vermogen van enkele tienduizenden euro’s.
Naar aanleiding van de resultaten van het voorlopige financiële onderzoek van de broers vinden er op meerdere locaties doorzoekingen plaats, onder andere in de woningen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en in [adres] van het [bedrijf 2] . Deze laatste locatie betreft de hotelkamer waar medeverdachte [medeverdachte] verbleef en waar hij ook is aangehouden. Tijdens deze doorzoekingen worden meerdere goederen aangetroffen die duiden op de handel in harddrugs, onder meer grote hoeveelheden heroïne en cocaïne, weegschaaltjes, cocaïne persen, identiteitsbewijzen van bij de politie bekende drugsgebruikers en dealtelefoons. Daarnaast worden op alle locaties bolletjes aangetroffen. In de woningen van de verdachten worden deze onder meer aangetroffen in soortgelijke blikjes als de blikjes die bij de sub-dealers zijn aangetroffen. Verder worden er een elektrische fiets en aanverwante goederen aangetroffen, zoals accu’s, reservesleutels en aankoopbewijzen. Bij medeverdachte [medeverdachte] worden tot slot meerdere stukken aangetroffen waarop de naam ‘ [naam 1] ’ te zien is, onder andere een ingevuld formulier van de gemeente Groningen met daarop het e-mailadres [mailadres] en een handtekening die sterke gelijkenis vertoond met de handtekening van medeverdachte [medeverdachte] .
Tijdens de doorzoekingen worden er meerdere telefoons in beslag genomen. In de witte Nokia en de iPhone 7 die zijn aangetroffen in de woning van verdachte, staan meerdere berichten welke in verband kunnen worden gebracht met de handel in harddrugs. Daarnaast blijkt uit onderzoek aan de iPhone 7 dat er twee Appel ID’s aan het toestel zijn gekoppeld, onder andere ‘ [mailadres] ’. Ook wordt er een gesprek aangetroffen waarin er meerdere foto’s en filmpjes naar de gebruiker van het toestel zijn verstuurd. Op deze foto’s en filmpjes zijn in plastic verpakte blokken te zien. Op [adres] van het [bedrijf 2] wordt een blauwe Nokia aangetroffen. Tijdens de doorzoeking maar ook tijdens de schriftelijke afhandeling daarvan wordt er veelvuldig gebeld naar deze telefoon. De politie heeft een aantal oproepen beantwoord. Daarnaast heeft zij de telefoonnummers van de personen die naar de blauwe Nokia hebben gebeld, onderzocht. Hieruit is gebleken dat veel van deze personen in het systeem van de politie geregistreerd stonden als harddruggebruiker.
Tijdens de doorzoeking van de hotelkamer wordt er naar de blauwe Nokia gebeld door de politie ambtshalve bekende [getuige 2] . Enkele weken daarvoor zijn er tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte] meerdere identiteitsbewijzen aangetroffen, waaronder die van [getuige 2] . Bij de politie verklaart [getuige 2] dat hij al 15 jaar van vaste dealers koopt. Hij heeft aangegeven dat hij dan belde met [naam 1] of [naam 2] . Het nummer
[telefoonnummer] , dat toebehoort aan de blauwe Nokia, zou volgens [getuige 2] het nummer van [naam 1] betreffen. Daarnaast heeft hij aangegeven dat [naam 1] in de buurt van de [adres] woont. Dit is op een steenworp afstand van de [adres] waar medeverdachte [medeverdachte] op dat moment woonachtig was. Tot slot toont de politie getuige [getuige 2] een foto van medeverdachte [medeverdachte] . Hij herkent de getoonde man voor 100% als zijnde de drugsdealer [naam 1] .
Hier staat tegenover dat verdachte zich in het vooronderzoek en tijdens de terechtzitting steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Gelet op al het bewijs in samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich bezig hebben gehouden met de handel in heroïne en cocaïne. De verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 2] wijzen volledig in de richting van medeverdachte [medeverdachte] als zijnde de drugsdealer [naam 1] . Daarnaast wordt er in het dossier meerdere malen gesproken over de broertjes [naam 1] en [naam 2] . Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn broers van elkaar. Medeverdachte [medeverdachte] kan door middel van de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 2] , het e-mailadres [mailadres] en de in zijn huis aangetroffen schriftelijke stukken gekoppeld worden aan de naam ‘ [naam 1] ’. Verdachte kan via het e-mailadres [mailadres] gekoppeld worden aan de naam ‘ [naam 2] ’. Bovendien zijn er bij de verschillende doorzoekingen bij beide verdachten allerlei goederen aangetroffen die duiden op de handel in harddrugs. Ook zijn er bij beide verdachten spullen aangetroffen die volledig aansluiten bij de werkwijze waarover de sub-dealers verklaren. Op de inbeslaggenomen telefoons staan gesprekken die duiden op de handel in harddrugs en oproepen van mensen die in de systemen van de politie bekend staan als harddruggebruikers.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat er voldoende bewijs is om vast te kunnen stellen dat verdachte de drugsdealer [naam 2] is.
De raadsman heeft betoogd dat uit de getuigenverhoren bij de rechter-commissaris blijkt dat er meerdere mensen zijn die handelen in harddrugs onder de namen [naam 1] en [naam 2] . Hoewel de rechtbank de mogelijkheid niet uitsluit dat er meerdere dealers gebruik maken van deze namen, twijfelt zij er – gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen – niet aan dat de [naam 2] waarover in het dossier wordt gesproken, verdachte betreft. Daar komt bij dat het dossier voor het overige ook geen enkele indicatie bevat dat er in het kader van onderhavig onderzoek sprake zou zijn van een derde persoon die onder de naam [naam 2] handelt in harddrugs.
Medeplegen
[getuige 3] heeft verklaard dat hij voor beide broers werkte en dat hij ook wel eens geld van de ene naar de andere broer moest brengen. Daar komt bij dat in beide woningen goederen zijn aangetroffen die duiden op dezelfde werkwijze, namelijk de vierkante blikjes met bolletjes heroïne en cocaïne en de elektrische fietsen. Tot slot is in de witte Nokia die in beslag is genomen in het huis van verdachte een gesprek aangetroffen dat in verband kan worden gebracht met de handel in harddrugs. In dit gesprek geeft de zender aan “via uw broertje zou ik ff contact opnemen met u”. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Naast het tezamen en in vereniging plegen met elkaar acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] tezamen en in vereniging hebben gehandeld met anderen. Uit het onderzoek blijkt immers dat de verdachten meerdere sub-dealers aanstuurden.
Pleegperiode
Anders dan de raadsman acht de rechtbank ook de gehele ten laste gelegde periode bewezen. Er zijn meerdere verklaringen waaruit blijkt dat [naam 1] en [naam 2] al meerdere jaren actief zijn. Getuige [getuige 2] verklaart dat hij al 15 jaar van dezelfde dealers koopt. [getuige 3] wordt voor het eerst opgepakt in 2018. Uit zijn verklaring valt op te maken dat hij op dat moment ook al enige tijd werkzaam is voor de broers [verdachte] . Hij verklaart dat [naam 1] en [naam 2] grote jongens zijn in Groningen en dat er meerdere sub-dealers voor hen werkzaam zijn. Dit zijn indicaties dat verdachte en medeverdachte ook in 2016 al enige tijd als drugshandelaren actief waren.
Opzettelijk voorhanden hebben van drugs en versnijdingsmiddelen
In de woning van verdachte worden door de politie grote hoeveelheden harddrugs en versnijdingsmiddelen aangetroffen. Deze worden in beslag genomen en vervolgens getest. Hieruit blijkt dat het heroïne, cocaïne, MDMA, paracetamol, fenacetine en coffeïne betreft. Van deze laatste drie stoffen is bekend dat deze worden gebruikt als versnijdingsmiddelen bij de handel in harddrugs. Een groot deel van deze stoffen zijn aangetroffen in een tas waarin ook een blauw mapje zat met daarin het rijbewijs en identiteitsbewijs van verdachte. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Aangezien de stoffen zijn aangetroffen in de woning van verdachte en de rechtbank daarnaast bewezen acht dat verdachte zich meerdere jaren bezig heeft gehouden met de handel in heroïne en cocaïne komt de rechtbank ook voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde tot een bewezenverklaring.
Witwassen
Zoals hiervoor reeds is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende een periode van ruim vijf jaren schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs. Dit is een misdrijf waarmee doorgaans grote geldbedragen worden verkregen. Daarnaast leidt de rechtbank uit het financieel onderzoek af dat verdachte gedurende genoemde pleegperiode ofwel nagenoeg geen legaal inkomen heeft genoten (in 2016 en 2017), ofwel op bijstandsniveau inkomen heeft ontvangen (vanaf 2018 tot zijn aanhouding in 2021). Verdachte heeft in deze jaren in zijn normale levensonderhoud voorzien en heeft daarvoor kosten moeten maken.
Door deze combinatie van omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag daarom een verklaring worden verlangd over de herkomst van het door hem bestede geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Verdachte heeft zich enkel beroepen op zijn zwijgrecht. Dit geeft geen aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 4 primair ten laste gelegde. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank tot slot van oordeel dat het medeplegen en het witwassen van € 401,77 en van de luxegoederen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde