ECLI:NL:RBNNE:2023:1886

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
18-107052-21 vns
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee broers en vriendin voor drugshandel en witwassen in Groningen

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee broers en de vriendin van de jongste broer, die verdacht werden van drugshandel en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de broers op grote schaal heroïne en cocaïne hebben verhandeld in Groningen. De vriendin werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten harddrugs en het gewoontewitwassen van geld. Tijdens de zitting op 13 april 2023 werd de verdachte bijgestaan door haar advocaat, mr. K.C. van de Wijngaart, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 april 2021 opzettelijk ongeveer 1670,71 gram cocaïne en 584,45 gram heroïne aanwezig had, evenals MDMA. Daarnaast werd vastgesteld dat zij betrokken was bij het voorbereiden en bevorderen van de handel in deze drugs door het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen zoals paracetamol, fenacetine en coffeïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook zich schuldig had gemaakt aan witwassen, aangezien zij contante geldbedragen had verworven waarvan de herkomst niet kon worden verklaard.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 81 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast kreeg zij een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid, en oordeelde dat de verdachte een bijdrage had geleverd aan het drugsmilieu en de criminaliteit die daarmee gepaard gaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/107052-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 11 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 19 april 2021 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1670,71 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 584,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 0,51 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA), zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 19 april 2021 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een of meer hoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne,
(een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen een (grote) hoeveelhe(i)d(en) paracetamol, fenacetine en/of coffeïne, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3. zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 april 2021 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten
één of meerdere geldbedrag(en) (€ 401,77 en/of € 20.620) en/of één of meerdere schoenen en/of één of meerdere zonnebrillen en/of één of meerdere merkjassen/merkkleding, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van de voornoemde voorwerpen gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 april 2021 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (€ 401,77 en/of € 20.620) en/of één of meerdere schoenen en/of één of meerdere zonnebrillen en/of één of meerdere merkjassen, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie bepleit dat het medeplegen en het witwassen van € 401,77 en van de luxegoederen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van cocaïne, heroïne en MDMA en dat zij de aangetroffen hoeveelheden paracetamol, fenacetine en coffeïne voorhanden heeft gehad. Het enige gegeven dat zij doordeweeks in de woning aan de [adres 2] verbleef, is onvoldoende om het opzet te bewijzen, ook in voorwaardelijke vorm. Verdachte heeft niets meegekregen van de handel in harddrugs. Met betrekking tot de rugtas, waarin de meeste drugs en versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen, zijn er veel onduidelijkheden. Verdachte heeft aangegeven dat ze deze rugtas niet eerder heeft gezien en dat deze niet van haar is. Op basis van het dossier is niet vast te stellen hoe lang deze rugtas al in de woning stond, wanneer de verdovende middelen en versnijdingsmiddelen in de rugtas zijn gestopt en dat verdachte wist dat deze in de rugtas zaten. De meeste documenten die in de rugtas zijn aangetroffen, wijzen ook in de richting van medeverdachte [medeverdachte 1] . De politie heeft aangegeven dat zij in de rugtas een brief geadresseerd aan verdachte hebben aangetroffen. Verdachte heeft echter aangegeven dat ze deze brief de avond voor de doorzoeking op het aanrecht heeft neergelegd. Op de foto’s van de rugtas op pagina 690 tot en met 698 van het dossier is de brief niet te zien. Het is mogelijk dat iemand de brief op een later moment in de rugtas heeft gestopt. Met betrekking tot het blikje met de bolletjes cocaïne en heroïne dat is aangetroffen op de salontafel in de woonkamer kan niet vastgesteld worden dat verdachte de inhoud heeft gezien. Met betrekking tot de zakjes verdovende middelen die op verschillende plekken in de woning zijn aangetroffen, heeft verdachte aangegeven dat zij in de veronderstelling was dat dit pimba, een Surinaamse klei, betrof. Tot slot is het wellicht mogelijk dat verdachte een keer een cocaïne pers heeft zien liggen, maar het is voor een leek niet zonder meer duidelijk dat dat een druggerelateerd voorwerp betreft.
Gelet op het voorgaande dient verdachte vrijgesproken te worden van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Mocht u van oordeel zijn dat verdachte toch voorwaardelijk opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van cocaïne, heroïne en MDMA en het voorhanden hebben van paracetamol, fenacetine en coffeïne, dan gaat het te ver om enkel aan de hand van dat gegeven voorwaardelijk opzet aan te nemen op het plegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in heroïne en cocaïne.
Met betrekking tot het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde kan naast het medeplegen en het witwassen van € 401,77 en van de luxegoederen, ook het witwassen van de contante stortingen van in totaal € 20.620,00 niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte heeft een overzicht opgesteld en daarin uitgelegd wat de herkomst van het geld is. Tegenover de politie heeft zij niet direct van elke storting de concrete herkomst van het geld kunnen benoemen, maar dat is ook begrijpelijk: Ze was overdonderd door de situatie, het ging niet goed met haar gezondheid en haar vriend was net aangehouden. Inmiddels heeft verdachte duidelijk gemaakt uit wat voor soort inkomsten de contante stortingen hebben bestaan. Dit betreft een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring. Verdachte heeft uitgebreid verklaard over haar inkomsten via Marktplaats. Daarnaast komt de verklaring van verdachte dat zij haar woning in Rotterdam ook al voor juli 2020 onderverhuurde niet uit de lucht vallen. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat verdachte in 2019 al woonachtig in Groningen was. Het is dus ook aannemelijk dat zij in die tijd al huurpenningen heeft ontvangen. Dit betreft 18 maanden langer dan waar de politie vanuit is gegaan. Het verklaart van derhalve € 10.800,00 (18 x
€ 600,00) van het contante geld. Verder bevestigt de vader van verdachte dat hij haar geld heeft geleend en geschonken. Van dat geld is er € 3.000,00 op de rekening van verdachte gestort. Dit betekent dat er nog ongeveer € 7.000,00 overblijft. Van dat bedrag moet nog het geld dat verdachte heeft gekregen voor verjaardagen en uit andere giften afgetrokken worden. Wat overblijft, is geen absurd hoog bedrag. Daar komt bij dat uit het financieel onderzoek van de politie niet blijkt van dure reisjes en grote uitgaven.
Gelet op het voorgaande kan vastgesteld worden dat het contante geld dat op de rekening van verdachte is gestort een legale herkomst heeft. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van witwassen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 13 april 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik verbleef doordeweeks in de woning aan de [adres 2] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2021,opgenomen op pagina 627 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020229405 d.d. 17 juni 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 19 april 2021 vond er een doorzoeking ter inbeslagname plaats van een appartement aan de [adres 2] , [adres 2] te Groningen. Dit is het woonadres van [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] .
In de slaapkamer (1) achter de televisie op de ladekast lagen 3 plasticzakjes met vermoedelijk drugs (2 x cocaïne en 1 x heroïne). In de hal in de meterkast welke zich naast de kapstok bevond lag een cocaïne pers. Uit de berging/washok werden een cocaïne pers + stempel en een cocaïne pers + zeef in beslag genomen. In de woonkamer op de witte salontafel zag ik een zilverkleurig vierkant blikje liggen. Naast dit blikje lag een tangetje, nagelknipper en een vuuraansteker. In dit blikje zaten witte en bruine bolletjes (vermoedelijk drugs). Op de onderste laag van de salontafel zag ik 1 plastic zakje met een witte substantie liggen en een plastic zakje met bruine substantie (vermoedelijk drugs). Bij binnenkomst in de keuken vanuit de hal zag ik in de meest linkerhoek een witte eettafel staan met daaromheen een aantal stoelen. Op één van deze stoelen stond een groene Eastpak rugtas. Deze tas stond open. In deze tas zijn verschillende soorten drugs aangetroffen. In het voorste vakje van de tas werd 1 roze pil aangetroffen en in beslag genomen. In het hoofdvak zat een blauw mapje met daarin het rijbewijs en identiteitsbewijs van [medeverdachte 1] en het kentekenbewijs van de scooter voorzien van kenteken: [kenteken] op naam van [verdachte] . Tevens werden in het hoofdvak van de tas een groot rechthoekig lichtbruin blok, een middelgroot rechthoekig bruin blok met opschrift A en 203, een middelgroot vierkant wit blok, 8 kleine verpakkingen witte en bruine drugs en een brief van de ING aangaande verdachte contante geldstortingen, aangetroffen en in beslag genomen. Vanuit het schuurtje zijn onderdelen van een cocaïne pers in beslag genomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2021,opgenomen op pagina 1331 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 19 april 2021 te 06:01 uur werd als verdachte aangehouden in de woning [adres 2] :
[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1978 te Rotterdam.
Op het moment dat [medeverdachte 1] werd aangehouden was ook in de vermelde woning aanwezig: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1983 te [geboorteplaats] .
[verdachte] zat toen op een stoel in de voorkamer bij de tafel. Op 19 april 2021 werd omstreeks 07:45 uur gezien dat er op de tafel in de voorkamer van de woning een doosje stond. Ik zag dat er in dit doosje een behoorlijke hoeveelheid plastic bolletjes zaten (minimaal 30 stuks) met daarin vermoedelijk witte en beige kleurige poeders, respectievelijk vermoedelijk cocaïne en heroïne. [verdachte] had het doosje met daarin de vermoedelijke verdovende middelen in de woonkamer binnen handbereik gehad.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 26
e.v. van het KVI dossier, bijgevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 19 april 2021 te 12:04 uur
Omstandigheden : Verdovende middelen aangetroffen in rugzak in woning verdachte.
Volgnummer 1
Goednummer : PL0100-2020229405-1377857 Bijzonderheden : Zakje met groot wit brok
Volgnummer 2
Goednummer : PL0100-2020229405-1377859
Bijzonderheden : Zakje met groot vierkant blok
Volgnummer 3
Goednummer : PL0100-2020229405-1377860 Bijzonderheden : Zakje met brokjes wit/beige
Volgnummer 4
Goednummer : PL0100-2020229405-1377861 Bijzonderheden : Zakje met wit poeder
Volgnummer 5
Goednummer : PL0100-2020229405-1377862
Bijzonderheden : Zakje met grote witte brokken
Volgnummer 6
Goednummer : PL0100-2020229405-1377863
Bijzonderheden : Vierkant blok in plastic zakje
Volgnummer 7
Goednummer : PL0100-2020229405-1377865 Bijzonderheden : Zakje met bruin poeder
Volgnummer 8
Goednummer : PL0100-2020229405-1377866
Bijzonderheden : Zakje met bruine brokjes en poeder
Volgnummer 9
Goednummer : PL0100-2020229405-1377870
Bijzonderheden : 1 paarse pil met onduidelijke opdruk
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 32
e.v. van het KVI dossier, bijgevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 19 april 2021 te 11:30 uur
Omstandigheden : Bolletjes in blik aangetroffen op salontafel in de woonkamer. De zakjes bruin en wit poeder aangetroffen onder salontafel in de woonkamer.
Volgnummer 1
Goednummer : PL0100-2020229405-1377867 Bijzonderheden : Zakje wit poeder
Volgnummer 2
Goednummer : PL0100-2020229405-1377869 Bijzonderheden : 1 zakje bruin poeder
Volgnummer 3
Goednummer : PL0100-2020229405-1377873 Bijzonderheden : 36 x wit
Volgnummer 4
Goednummer : PL0100-2020229405-1377874 Bijzonderheden : 18 x bruin bolletje
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, bijgevoegd bij voornoemddossier, voor zover inhoudend:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 19 april 2021 te 09:10 uur
Omstandigheden : Tijdens de doorzoeking in woning [adres 2] is een bruin blok aangetroffen met daarin vermoedelijk heroïne. Dit blok bevond zich in een groene rugtas in de woonkamer.
Volgnummer 1
Goednummer : PL0100-2020229405-1377311
Bijzonderheden : Bruine verpakking, 516 gram inclusief verpakkingsmateriaal.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, bijgevoegd bij voornoemddossier, voor zover inhoudend:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 19 april 2021 te 09:10 uur
Omstandigheden : Aangetroffen in de woning [adres 2] . Vermoedelijk cocaïne.
Volgnummer 1
Goednummer : PL0100-2020229405-1377304
Bijzonderheden : 505 gram inclusief verpakking
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, bijgevoegd bij voornoemddossier, voor zover inhoudend:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 19 april 2021 te 09:10 uur
Omstandigheden : 1 pakket cocaïne. Betreft een pak dat is ingeseald. Vermoedelijke inhoud cocaïne. Pakket is aangetroffen in een groene rugtas in de woonkamer. In deze tas zaten nog een aantal pakketten.
Volgnummer 1
Goednummer : PL0100-2020229405-1377300
Bijzonderheden : 1 pak cocaïne, 1190 gram inclusief verpakkingsmateriaal
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 2 juni 2021,opgenomen op pagina 211 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In dit proces-verbaal is vermeld wat de testuitslagen zijn van de verschillende stoffen aangetroffen in dit onderzoek.
Goednummer : PL0100-2020229405-1377867
Netto gewicht : 11,77 gram
NFiDENT : positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377869
Netto gewicht : 38,19 gram
NFiDENT : positief voor heroïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377873
Netto gewicht : 7,96 gram
NFiDENT : positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377874
Netto gewicht : 5,04 gram
NFiDENT : positief voor heroïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377300
Netto gewicht : 1003,12 gram
NFiDENT : positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377304
Netto gewicht : 487,54 gram
NFiDENT : positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377311
Netto gewicht : 495,50 gram
NFiDENT : positief voor heroïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377857
Netto gewicht : 65,39 gram
NFiDENT : positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377859
Netto gewicht : 50,31 gram
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377860
Netto gewicht : 27,97 gram
NFiDENT : positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377861
Netto gewicht : 5,54 gram
FTIR : indicatie voor een mengsel van fenacetine en cellulose
Goednummer : PL0100-2020229405-1377862
Netto gewicht : 16,65 gram
Indicatieve testen
Positief voor cocaïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377863
Netto gewicht : 40,51 gram
NFiDENT : positief voor heroïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377865
Netto gewicht : 14,81 gram
FTIR : indicatie voor een mengsel van paracetamol en coffeïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377866
Netto gewicht : 5,21 gram
NFiDENT : positief voor heroïne
Goednummer : PL0100-2020229405-1377870
Netto gewicht : 0,51 gram
NFiDENT : positief voor MDMA
10. Een schriftelijk stuk, te weten een rapport financieel onderzoek d.d. 30 juni 2021, opgenomen op pagina 412 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als onderzoek van de officier van justitie:

Onderzoek bankrekeningen

Door het iCOV zijn de financiële gegevens van mevrouw [verdachte] verzameld van verschillende organisaties. Zij beschikt over betaalrekening [rekeningnummer] en spaarrekening [rekeningnummer] . In dit proces-verbaal zijn de banktransacties van
[verdachte] verwerkt over de periode 1 januari tot en 31 december 2020.
Blijkens het iCOV is het inkomen van [verdachte] beperkt van omvang. Samenvattend kan gesteld worden dat [verdachte] inkomen net boven bijstandsniveau ontvangt over de onderzoeksperiode.

Onderzoek contante geldstromen

Vanaf 2017 stortte [verdachte] meer contant geld dan zij heeft opgenomen. Zij heeft
€ 39.795,00 gestort en € 15.575,00 opgenomen. Dat betekent dat het saldo van € 24.220,00 afkomstig moet zijn van een andere bron dan het opgevoerde legale inkomen. Dit is onverklaarbaar vermogen. Zij geeft geen afdoende verklaring voor deze kasstortingen.
Er heeft een doorzoeking in de Rotterdamse woning van [verdachte] plaatsgevonden. Daaruit bleek dat [verdachte] daar niet woont. Thans blijkt dat haar Rotterdamse huurwoning door haar onderverhuurd wordt. [verdachte] stelt hiervoor € 750,00 huur in contanten te ontvangen, de huurder stelt tussen € 500,00 en € 600,00 per maand te betalen. Huurder [naam] verklaarde dat zij dit bedrag altijd klaarlegde, contant, in de woning en dat [verdachte] dit dan kwam halen.
Uit de huurtoeslag die [verdachte] ontving, blijkt dat deze stopt per juli 2020. Vanaf die maand zal gehuurd zijn. Voor 2020 betekent dat een half jaar huurontvangsten in contanten van
€ 3.600,00 (6 mnd x € 600,00). De € 3.600,00 aan contante huur is opgenomen in de kasopstelling onder contante opnamen. Samengevat kan vastgesteld worden dat de onderhuur slechts van zeer beperkte invloed op het onverklaarbare contante gestorte bedrag kan zijn.

Conclusie

Als de kasstortingen minus kasopnames worden getotaliseerd dan is voor een bedrag van
€ 24.220,00 geen verklaring te vinden. Verdachte heeft verklaard dat zij haar woning in Rotterdam onderverhuurt. Dit zou het gaan over € 3.600,00 in contanten. Daarmee blijft een bedrag van € 20.620,00 euro over waarvoor geen verklaring van herkomst is.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Opzettelijk aanwezig hebben van drugs
Naar aanleiding van een onderzoek naar witwassen en de handel in verdovende middelen vindt er op 19 april 2021 een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres 2] . Dit betreft de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , de partner van verdachte. De politie treft in de slaapkamer en in de woonkamer op een witte salontafel meerdere plastic zakjes aan met vermoedelijk drugs. Op dezelfde salontafel ligt ook een zilverkleurig blikje met daarin witte en bruine bolletjes. In een openstaande rugtas op één van de eetkamerstoelen in de keuken worden meerdere pakketten en zakjes met een witte of bruine substantie aangetroffen. In diezelfde rugtas vindt de politie ook een roze pil. Uit het onderzoek door de politie en het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat de aangetroffen stoffen cocaïne, heroïne, MDMA, paracetamol, fenacetine en coffeïne betreffen. Van deze laatste drie stoffen is bekend dat deze worden gebruikt als versnijdingsmiddelen bij de handel in harddrugs.
Verdachte heeft aangegeven dat zij doordeweeks in de woning aan de [adres 2] verbleef. Op het moment dat de politie de woning betreedt om medeverdachte [medeverdachte 1] aan te houden, is verdachte ook in de woning aanwezig en zit zij op een stoel in de buurt van de salontafel waarop een deel van de drugs zijn aangetroffen.
Naast de aangetroffen verdovende middelen, die deels in het zicht lagen, zijn er in de woning meerdere goederen aangetroffen die duiden op de handel in verdovende middelen, zoals cocaïne persen en meerdere mobiele telefoons. Daar komt bij dat verdachte – zoals hierna bij het onder 3 primair ten laste gelegde zal blijken – ook heeft geprofiteerd van de opbrengsten uit deze handel. Het kan derhalve niet anders dan dat zij wetenschap heeft gehad van het feit dat haar partner handelde in heroïne en cocaïne.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de zakjes met poeder die op verschillende plekken in het huis lagen, pimba betroffen. Pimba is een kleiachtige substantie dat wordt gebruikt voor diverse spirituele doeleinden. Gelet op de wijze waarop de poeders zijn aangetroffen, namelijk kleinere hoeveelheden verpakt in boterhamzakjes, en het feit dat verdachte eerder ter zake van een Opiumwetdelict is veroordeeld, acht de rechtbank deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Daar komt bij dat verdachte pas in een zeer laat stadium, namelijk pas ter terechtzitting, met deze verklaring is gekomen. Indien zij er daadwerkelijk van overtuigd was dat het poeder pimba betrof, had het in de reden gelegen om dat direct al tegenover de politie te verklaren.
Voorts heeft verdachte verklaard dat zij de rugtas waarin de meeste drugs en versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen, nog nooit eerder had gezien. Ook deze verklaring schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. De rugtas stond in het zicht op een stoel in de keuken. Aangezien de woning een gedeelde keuken en woonkamer heeft, bevond verdachte zich ten tijde van de doorzoeking in dezelfde ruimte als de rugtas. Bovendien is in het hoofdvak van de rugtas, waarin ook de drugs zaten, een brief aangetroffen van de ING geadresseerd aan verdachte. Verdachte heeft aangegeven dat zij in het weekend voor de aanhouding samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in Rotterdam was. Daar heeft zij post opgehaald en meegenomen naar Groningen. Aangezien de brief is aangetroffen in de rugtas en het dossier voorts geen bewijs bevat dat de brief op een later moment in de rugtas is gestopt, acht de rechtbank het aannemelijk dat zij de tas mee hebben genomen van Rotterdam naar Groningen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte vol opzet heeft gehad op de aanwezigheid van de aangetroffen heroïne, cocaïne en MDMA. De rechtbank acht derhalve het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Voorbereiden en bevorderen handel in harddrugs
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat haar partner handelde in heroïne en cocaïne.
In dit verband overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat middelen als paracetamol, fenacetine en coffeïne gebruikt worden als versnijdingsmiddelen voor verdovende middelen.
De rechtbank is derhalve ook van oordeel dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voorbereiden, dan wel bevorderen van de handel in heroïne en/of cocaïne door het voorhanden hebben van voor handel bestemde versnijdingsmiddelen. De rechtbank acht derhalve het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Witwassen
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode meerdere contante geldbedragen op haar rekening gestort. Tijdens deze periode heeft de partner van verdachte, medeverachte [medeverdachte 1] , samen met zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 2] , gehandeld in heroïne en cocaïne. Zoals hierboven reeds is overwogen, kan het niet anders dan dat verdachte hiervan op de hoogte is geweest.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat met de handel in verdovende middelen veel contant geld gemoeid is. Het gegeven dat verdachte duizenden euro’s op haar rekening heeft gestort terwijl zij een legaal inkomen uit dienstbetrekking van net boven bijstandsniveau ontving, rechtvaardigt het vermoeden van het witwassen van opbrengsten van uit misdrijf afkomstige geldbedragen. Het mag derhalve van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Volgens verdachte gaat het om contant geld dat zij heeft verdiend met de onderverhuur van haar woning in Rotterdam, met het verkopen van goederen op Marktplaats en geld dat zij heeft gekregen van vrienden en familie. De verdediging heeft ter terechtzitting een aantal stukken overlegd. Dit betreffen een door de verdachte opgesteld overzicht met de herkomst van de contante stortingen, screenshots van haar huidige activiteiten op Marktplaats en een salarisspecificatie van maart 2023. Met betrekking tot het overzicht met de herkomst van de contante stortingen ontbreken de onderliggende stukken, zodat de rechtbank niet kan nagaan in hoeverre deze overzichten juist zijn. De overige stukken hebben geen betrekking op de ten laste gelegde periode. De overlegde stukken betreffen derhalve geen stukken waaruit de rechtbank kan opmaken dat het geld een legale herkomst heeft. De rechtbank acht de verklaring van verdachte omtrent de herkomst van het geld om die reden onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde. Gelet op de periode en de frequentie van de stortingen kan ten slotte worden bewezen dat van het witwassen een gewoonte is gemaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. zij op 19 april 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1670,71 gram cocaïne en 584,45 gram heroïne en 0,51 gram
3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA), zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. zij op 19 april 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een of meer hoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, hoeveelheden paracetamol, fenacetine en coffeïne, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3. primair zij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 april 2021 te Groningen, althans in Nederland, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) (totaal € 20.620), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van de voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf en zij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwetgegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor tebereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit; 3. primair van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 279 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een lagere taakstraf dan door de officier van justitie is geëist. De raadsvrouw heeft de rechtbank gevraagd rekening te houden met de negatieve gevolgen die de onderhavige zaak voor verdachte heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over haar opgemaakt rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs. Daarnaast heeft verdachte versnijdingsmiddelen voorhanden gehad. Zij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het voorbereiden, dan wel bevorderen van de handel in heroïne en/of cocaïne. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, waardoor het aanwezig hebben en de handel daarvan verboden is. Alleen al met het voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid harddrugs en versnijdingsmiddelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het drugsmilieu en de criminaliteit die daarmee vaak gepaard gaat. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken waardoor witwassen kan worden gezien als een misdrijf dat andere misdrijven faciliteert.
De rechtbank is van oordeel dat voor deze feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel een passende straf is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 februari 2023 waarop één zeer oude veroordeling voor de Opiumwet staat.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland van 13 maart 2023. De reclassering ziet geen noodzaak voor het inzetten van interventies. Verdachte heeft de afgelopen periode haar leven opnieuw op een positieve wijze weten op te bouwen. De reclassering adviseert om verdachte ten hoogste een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarnaast mogelijk een onvoorwaardelijk strafdeel zoals een taakstraf. Bijzondere voorwaarden zijn volgens de reclassering niet geïndiceerd. Een voorwaardelijke gevangenisstraf zal als stok achter de deur waarschijnlijk voldoende zijn om recidive te voorkomen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, zoals geëist door de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast zal zij aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uren opleggen. Gelet op de ernst van de feiten en de houding van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een iets hogere voorwaardelijke gevangenisstraf met een langere proeftijd op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 81 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 mei 2023.
Mr. H. van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.