Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3, met dien verstande dat alleen een bewezenverklaring kan volgen ten aanzien van de slachtoffers [benadeelde partij 11] (casus 7) en [benadeelde partij 13] (casus 8), tot een taakstraf van 80 uren alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte maakte deel uit van een dadergroep die zich in wisselende samenstelling heeft beziggehouden met het verkrijgen van bankgegevens van slachtoffers, het aanmaken van een bankapp en een mobiele betaalpas en daarmee uiteindelijk het verrichten van betalingen vanaf de bankrekening van de slachtoffers. De ING bank heeft aangifte gedaan namens de slachtoffers [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 13] . Verdachte is ten aanzien van slachtoffer [benadeelde partij 11] herkend op de camerabeelden van de Albert Heijn, waarop te zien is dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] bezig is met het verrichten van een betaling via een mobiele betaalpas op een telefoon. Beide verdachten hebben daarbij handelingen verricht. Uit het onderzoek is gebleken dat slechts enkele uren daarvoor voor het eerst frauduleus is ingelogd. De app moet op dat moment zijn geïnstalleerd. De installatie van de app en de transactie hebben in een kort tijdsbestek plaatsgevonden. Ten aanzien van het slachtoffer [benadeelde partij 13] is een gebruikt IP-adres gekoppeld aan het bedrijf van de vader van verdachte en is verdachte te zien op de beelden van drie winkels. Hoewel er geen expliciete herkenning is in een proces-verbaal, herkent de officier van justitie verdachte ambtshalve op basis van het screenshot op pagina 189. Ook in dit geval is er een korte tijdsspanne tussen het installeren van de app en de betalingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Het onderzoek Karachi is gestart naar aanleiding van een aangifte van ING, waarin melding is gemaakt van meerdere klanten die slachtoffer zijn geworden van phishing. Zo zouden de potentiële daders hebben gereageerd op advertenties op Marktplaats van de slachtoffers, waarna zij de slachtoffers hebben verzocht om 1 eurocent over te maken via een door hen toegestuurde link. In werkelijkheid werden daarmee de inloggegevens voor het internetbankieren van de slachtoffers afgevangen en werd direct de Mobiel Bankieren app geïnstalleerd, waarop Mobiel Betalen is geactiveerd. Door middel van het gebruik van de mobiele betaalpas op de mobiele telefoon werden vervolgens betalingen verricht vanaf de bankrekening van de slachtoffers.
De politie heeft in het dossier acht casussen uitgewerkt, waarbij onder andere IP-adressen, inlogdata, transactiegegevens en camerabeelden zijn onderzocht. Al deze casussen zijn vervolgens ten laste gelegd.
De rechtbank constateert dat de politie in dit dossier aanknopingspunten naar verschillende verdachten heeft gevonden. De naam van verdachte is echter alleen genoemd in de casussen ten aanzien van de slachtoffers [benadeelde partij 11] (casus 7) en [benadeelde partij 13] (casus 8). De rechtbank spreekt verdachte daarom reeds vrij van alle feiten, voor zover zij betrekking hebben op de overige in de tenlastelegging opgenomen slachtoffers.
Ten aanzien van het slachtoffer [benadeelde partij 13] zijn meerdere betalingen verricht in verband waarmee er camerabeelden zijn opgevraagd van Kruidvat en twee vestigingen van Albert Heijn. Hoewel in het dossier de suggestie wordt gewekt dat ‘NN04’, die op de camerabeelden te zien is, verdachte betreft, is er geen herkenning gedaan in een proces-verbaal. Het dossier biedt onvoldoende basis voor een herkenning van verdachte door eigen waarneming van de rechtbank.
Voorts is ten aanzien van het slachtoffer [benadeelde partij 13] bij een frauduleuze login een IP-adres gebruikt, dat is gekoppeld aan het bedrijf [bedrijf] . Verdachte heeft verklaard dat zijn ouders een zonnebankstudio hebben, genaamd [bedrijf] .
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de verdenking wel in de richting van verdachte wijst, enkel de link van verdachte met het gebruikte IP-adres bij de login onvoldoende is om de betrokkenheid van verdachte vast te stellen bij de feiten ten aanzien van het slachtoffer [benadeelde partij 13] . Uit het dossier zijn verder ook geen aanknopingspunten gebleken, waaruit concrete betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten blijkt.
Ten aanzien van het slachtoffer [benadeelde partij 11] zijn er geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat verdachte betrokken was bij het verkrijgen van de inloggegevens dan wel het installeren van de Mobiel Bankieren app en het activeren de mobiele betaalpas. Verdachte is wel door een verbalisant herkend op de camerabeelden van de Albert Heijn, waarop te zien is dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] betalingen uitvoert met een mobiele telefoon. Op deze telefoon is ingelogd in de internetbankierenomgeving van het slachtoffer. De herkenning van verdachte op deze camerabeelden wordt niet betwist. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte op dat moment wist dat de login in de internetbankierenomgeving om de mobiele betaalpas te openen, voor zover dit al bedoeld wordt met de ten laste gelegde computervredebreuk, en de transacties frauduleus waren. Verdachte heeft dit ter terechtzitting betwist en het tegendeel is niet gebleken. Het vereiste opzet (ten aanzien van feit 2) en het oogmerk (ten aanzien van feit 3) is daarom niet bewezen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Uitspraak