ECLI:NL:RBNNE:2023:1883

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
18-107052-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gewoontewitwassen en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/107052-21, waarbij de verdachte is veroordeeld voor gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat de verdachte heeft witgewassen, bedraagt € 20.620,00. Deze uitspraak volgt op een vordering van de officier van justitie, die op 16 december 2021 schriftelijk heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt en de verdachte verplicht tot betaling aan de staat van het genoemde bedrag.

De behandeling van de zaak vond plaats op 13 april 2023, waar de officier van justitie, mr. I. Kluiter, de veroordeelde en haar raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart, aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld moest worden op € 20.620,00, het bedrag dat door de verdachte is witgewassen. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten zijn in de vordering en dat, indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, het bedrag gematigd zou moeten worden tot tussen de € 4.000,00 en € 6.000,00, omdat een groot deel van de stortingen herleidbaar zou zijn naar legale bronnen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de legale bronnen die door de verdediging zijn aangedragen niet op juistheid te controleren zijn. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om het bedrag van € 20.620,00 aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 412 dagen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. O.J. Bosker, mr. H. van der Werff en mr. J. Duiven, en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/107052-21
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 11 mei 2023 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 16 december 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 20.620,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/107052-21 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 13 april 2023, waarbij zijn gehoord de officier van justitie mr. I. Kluiter, veroordeelde en haar raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld moet worden op € 20.620,00. Dit betreft het geldbedrag dat door veroordeelde is witgewassen.

Het standpunt van de verdediging

Gelet op de door haar bepleite vrijspraak heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het bedrag dient te worden gematigd tot ongeveer € 4.000,00 tot € 6.000,00 aangezien een groot deel van de contante stortingen herleidbaar zijn naar een legale bron.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
  • de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 11 mei 2023 in de onderliggende strafzaak opgenomen bewijsmiddelen;
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 8 juli 2021.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 11 mei 2023 in de zaak met parketnummer 18/107052-21 veroordeeld voor onder meer gewoontewitwassen.
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van het ingevolge dat vonnis bewezenverklaarde feit.
In de hoofdzaak is bewezen verklaard dat veroordeelde gedurende meerdere jaren een bedrag van € 20.620,00 heeft witgewassen. Dit bedrag bestaat uit geldbedragen die verdachte door de jaren heen op haar rekening heeft gestort en waarvan niet is gebleken dat deze uit legale bron afkomstig zijn.
De rechtbank ziet geen reden om, zoals door de verdediging is bepleit, het bedrag te matigen tot een bedrag van € 4.000,00 tot € 6.000,00. In het vonnis in de hoofdzaak heeft de rechtbank reeds overwogen dat de legale bronnen die door de verdediging zijn opgevoerd op geen enkele wijze op juistheid te controleren zijn.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 20.620,00
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 20.620,00 (zegge: twintigduizend zeshonderd twintig euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 412 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 mei 2023.
Mr. H. van der Werff is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.