ECLI:NL:RBNNE:2023:1842

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
18/138187-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld en voorhanden hebben vuurwapen door inconsistenties in verklaringen

Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een vonnis gewezen in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever en getuige op belangrijke punten inconsistent waren en essentiële tegenstrijdigheden bevatten, waardoor deze verklaringen niet bruikbaar waren voor het bewijs. Het ontbreken van ondersteunend bewijs leidde tot de conclusie dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de diefstal met geweld hadden gepleegd.

De rechtbank oordeelde dat het vuurwapen niet onder de verdachte was aangetroffen en dat het dossier, anders dan de verklaring van de medeverdachte, geen aanknopingspunten bood voor het voorhanden hebben van een vuurwapen door de verdachte. Hierdoor werd de verdachte ook vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen.

Daarnaast was er een benadeelde partij die een vordering tot schadevergoeding had ingediend, maar de rechtbank wees deze vordering af, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen werd geacht. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever ongeloofwaardig waren en niet voor het bewijs konden worden gebruikt. De benadeelde partij werd in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard en moest zijn eigen proceskosten dragen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/138187-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats], zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W.G. ten Have, die verklaard heeft niet uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Delfzijl, gemeente Eemsdelta (op de openbare weg) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee gouden schakelkettingen en/of drie ringen, althans sieraden, en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan aangever no. [nummer]., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen aangever no. [nummer]. gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende verdachte en/of verdachtes mededader,
-meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een klap tegen het hoofd van aangever no.[nummer].
gegeven en/of
-een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van aangever no. [nummer].gericht/gezet en/of
-gezegd: "Ik wil geld en ik schiet, ik schiet" en/of
-met gebalde vuisten tegen het hoofd van aangever no. [nummer] geslagen en/of
-tegen de benen van aangever no. [nummer]. geschopt en/of -die aangever [nummer] naar de grond geslagen en/of geschopt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Delfzijl, gemeente Eemsdelta, en/of Groningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee gouden schakelkettingen en/of drie ringen, althans sieraden, en/of een mobiele telefoon, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2 hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Delfzijl, gemeente Eemsdelta,en/of Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type Vzor50, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie te weten 4 stuks kogelpatronen van het kaliber 7,65, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat ten tijde van de aanhouding een tas met daarin een vuurwapen met munitie onder de medeverdachte is aangetroffen. De medeverdachte heeft verklaard dat het wapen van verdachte is, die het wapen kort voor de aanhouding heeft gebruikt ter afdreiging. Gelet hierop komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring van het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van een vuurwapen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan integraal zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aangever [benadeelde partij] is meerdere malen, zowel door de politie als de rechter-commissaris, gehoord. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever wisselend zijn en tegenstrijdigheden bevatten. Deze tegenstrijdigheden maken de verklaringen van aangever ongeloofwaardig. De ongeloofwaardigheid van de verklaringen van aangever wordt onderstreept door de verklaringen van de getuige, de moeder van aangever. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever en getuige op belangrijke punten inconsistent zijn en op essentiële onderdelen tegenstrijdigheden bevatten, zodat die verklaringen niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Hierdoor en door het ontbreken van ondersteunend bewijs kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte en zijn medeverdachte de in de tenlastelegging onder feit 1 primair genoemde feitelijkheden hebben begaan. Er is niet voldaan aan de juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs. Hetzelfde geldt voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde nu, gelet op de voornoemde onduidelijkheden en tegenstrijdigheden, de rechtbank niet zonder redelijke twijfel kan vaststellen wat er zich op 26 mei 2021 te Delfzijl heeft afgespeeld. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van hetgeen onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
Uit het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat ten tijde van de aanhouding te Groningen een vuurwapen is aangetroffen in een tas die de medeverdachte op dat moment bij zich droeg. Nu het wapen niet onder verdachte is aangetroffen en het dossier, anders dan de verklaring van de medeverdachte, geen aanknopingspunten biedt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen door verdachte, spreekt de rechtbank verdachte vrij van dit feit.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.330,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij -gelet op de gevorderde vrijspraak- niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering. Subsidiair dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij integrale vrijspraak heeft bepleit van het ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk moet worden verklaard, wegens het ontbreken van onderbouwing.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de verklaringen van aangever als ongeloofwaardig kunnen worden beschouwd en derhalve niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] af.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. van der Werff, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. L.N. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2023.
Mr. H. van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.