ECLI:NL:RBNNE:2023:1840

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
18-220496-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging tegen persoon en auto met letsel en schade

Op 9 maart 2019 heeft de verdachte in Stadskanaal openlijk geweld gepleegd tegen een slachtoffer en diens auto. De verdachte heeft een hoofdrol gespeeld in het incident, waarbij het slachtoffer licht lichamelijk letsel heeft opgelopen en zijn auto aanzienlijke schade heeft geleden. De rechtbank heeft op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de verdachte is bijgestaan door mr. A. Mulder en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. D.P. Menting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer en diens auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook daadwerkelijk heeft bijgedragen aan het geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële en immateriële schade, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade, die in totaal € 11.375,38 bedraagt, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken, waarbij de betrouwbaarheid van de getuigen werd gewogen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.220496.19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Mulder, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 maart 2019 te Stadskanaal, op of aan de openbare weg, te weten op (een oprit gelegen aan) de [adres] aldaar, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer] en/of een goed, te weten een auto (Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] ), door:
  • op/tegen het gezicht, althans elders tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te stompen en/of teslaan en/of
  • tegen het hoofd, althans elders tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappenen/of
  • tegen de spiegel(s) en/of de ruit(en) en/of de bestuurderskant van voornoemde auto te slaan en/ofte schoppen (terwijl die [slachtoffer] zich in die auto bevond).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu weliswaar wettig bewijs voorhanden is, maar overtuigend bewijs ontbreekt. Immers is een grote groep personen bij het gebeuren betrokken geweest en is niet te achterhalen wie precies welke handeling heeft verricht. In dat kader lijken verscheidene getuigen andere daders buiten schot te houden en onder meer verdachte de schuld te geven. Daarbij komt dat veel personen onder invloed van alcohol of drugs waren. Verder vloeit uit verschillende getuigenverklaringen voort dat aangever met het geweld is begonnen en dat verdachte aangever, nadat hij hem kenbaar had gemaakt te moeten vertrekken, slechts een duw heeft gegeven. Voorts kunnen vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] worden gezet; zij hebben in eerste instantie bij de politie verdachte als een van de daders aangewezen, maar bij de rechter-commissaris hebben zij niet expliciet over verdachte verklaard. Tenslotte tonen foto’s aan dat verdachte geen letsel heeft opgelopen en dus niet door de autoruit heen kan hebben geslagen, hetgeen zijn verklaring over het kloppen en het afzetten tegen de auto ondersteunt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019060175 d.d. 6 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Hij verklaarde over het incident dat plaatsvond op de [adres] te Stadskanaal, op 9 maart 2019 tussen 01:30 uur en 02:10 uur. Zij stonden dus op de oprit. Ook werden zij direct agressief naar mij.
[verdachte] duwde mij direct, hij haalde ook uit. Vervolgens begon iedereen zich ermee te bemoeien. Hiermee bedoel ik dat iedereen op mij begon in te slaan. Uiteindelijk kom ik ten val, ik vermoed dat dit gebeurd is door een vuistslag in mijn gezicht. Op het moment dat ik nog sta ben ik omcirkeld door die 15 personen. Ik word geschopt en geslagen. Ik ken maar 2 personen uit deze groep, namelijk [verdachte] en [naam] . Ik zag dat zowel [verdachte] als [naam] mij hebben geschopt en geslagen. Ik weet nog dat de eerste klap tegen mijn hoofd door [verdachte] is gegeven, dit was een vuistslag. Als ik op de grond lig blijven ze mij schoppen en slaan, ook [verdachte] en [naam] . Ik weet nog dat [naam] mij een trap tegen mijn hoofd gaf. Ik ben omhoog gesprongen en snel in mijn auto gesprongen. Ik zie dat de personen die ook op de oprit staan zich rondom mijn auto plaatsen. Vervolgens zie ik ook dat [naam] en [verdachte] in de kring staan. Ik zie dat ze als gekken tegen mijn auto schoppen en slaan. Mijn spiegels zijn er afgeslagen en mijn achterruit is ingeslagen. (...)
Er was ook nog een jongen bij met een leren hesje, kort haar, smal postuur. Kleiner dan ik ben, ik ben zelf 1.86 meter lang. Ik schat hem tussen de 30 en de 40 jaar. Een jongen met een verstandelijke beperking, blond kort haar, 1.70 meter - 1.80 meter lang. Deze personen hebben mij ook geslagen en geschopt. (...)
Mijn auto is voor onderzoek in beslag genomen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 maart 2019,opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op zaterdag 9 maart omstreeks 01:45 uur was ik thuis. Ik woon aan de [adres] in Stadskanaal. Al snel sloeg de sfeer om en kwam [slachtoffer] door een duw of klap op de grond terecht. Vervolgens werd [slachtoffer] door verschillende mannen geschopt en geslagen. Ik heb hiervan concreet gezien dat [verdachte] hem heeft geschopt en geslagen. [slachtoffer] zag op een gegeven moment kans om in de auto te komen. Ik zag dat er toen tegen de auto aan werd geslagen en ook de ramen daarvan raakten. Concreet heb ik [verdachte] tegen de auto aan zien slaan en schoppen. [verdachte] stond daarbij aan de bestuurderszijde en raakte zowel het portier als de voorruit van de auto. Ook bij het spatbord heeft hij de auto geraakt.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 maart 2019,opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
V: U heeft al een verklaring afgelegd zoals ik het kan zien was dat in de nacht van 9 maart op locatie. V: Die jongen die aangereden is wat heeft hij gedaan, geslagen, geschopt?
A: Het enige wat ik gezien heb is dat hij tegen die auto heeft geschopt. Omdat ik die latere verdachte weg had geloodst en in de auto stopte heeft hij tegen de auto aangeschopt. Wat ik gezien had waren er vijf man die hem schopten en sloegen. Op een gegeven moment was hij ook echt even van de wereld. De enige die ik herkende is dus die lange jongen die later werd geschept met de auto van de verdachte.
V: Waar heeft hij tegenaan geschopt?
A: Tegen de linker bestuurderszijde in het midden.
V: Dan was hij er wel bij bij het vechten?
A: Ja dat klopt, daar was hij bij.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 maart 2019,opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
0: Jij bent getuige geweest van het hele gebeuren van zaterdag 9 maart 2019 te [adres] te Stadskanaal.
V: Je hebt het dan over [slachtoffer] ?
A: Ja over [slachtoffer] .
A: Hij had weer eerst een woordenwisseling met [medeverdachte] en [verdachte] (De rechtbank begrijpt dat deze namen bijnamen zijn van verdachte [medeverdachte] respectievelijk verdachte [verdachte] .) en wat drukkerij. [verdachte] en [medeverdachte] kwamen er weer aan en begonnen op hem in te trappen. Ik zag dat hij zo binnen 2 minuten ongeveer in zijn auto kon komen.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2019,opgenomen op pagina 151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 10 maart 2019 onderzocht ik de in beslag genomen personenauto, Volkswagen
Golf met het kenteken [kenteken] , op de opslaglocatie. Ik zag dat deze Volkswagen Golf beschadigd was. Ik zag dat de achterruit eruit lag. In de auto zag ik glassplinters liggen die van de achterruit afkomstig waren. Ik zag dat er een flinke deuk in het linkervoorportier zat. Ik zag dat de linkerbuitenspiegel verdraaid en beschadigd was.
6.
Een geneeskundige verklaring, op 18 maart 2019 opgemaakt en ondertekend door arts G.J.J.
Botterblom, opgenomen op pagina 65 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend zijn verklaring:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] .
Uitwendig waargenomen letsel: bloeduitstorting bovenop het hoofd. Linkerjukbeen drukpijn.
Rechteroog zwelling. Rechterribben drukpijnlijk. Rechterschouder drukpijn. Rechterbovenbeen zwelling.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 11/3/2019.
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.). Er is waarschijnlijk sprake van een hersenschudding.
Geschatte duur van de genezing: 1-2 weken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, aangezien de overtuiging ontbreekt dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde geweldshandelingen. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte aangever slechts heeft geduwd, op de auto heeft geklopt en zich daartegen heeft afgezet. Daarnaast heeft de verdediging de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] in twijfel getrokken.
De rechtbank ziet, anders dan door de verdediging is aangevoerd, geen aanleiding om de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] – afgelegd bij de politie – als onbetrouwbaar aan te merken. De verdediging heeft geen concrete feiten en omstandigheden ingebracht die haar stelling aannemelijk maakt. Daarbij merkt de rechtbank op dat [getuige 1] en [getuige 2] ten overstaan van de rechter-commissaris zijn gehoord als getuigen in de strafzaak van [slachtoffer] en derhalve niet expliciet zijn bevraagd over het ten laste gelegde in onderhavige zaak.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het besprokene ter terechtzitting het volgende vast. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem heeft geschopt en (met de vuist tegen het hoofd) heeft geslagen. Daarnaast heeft aangever onder andere verdachte met andere personen in een kring rond zijn auto zien staan en heeft hij waargenomen dat die personen tegen de auto hebben geschopt en geslagen. Het voorgaande vindt ondersteuning in de getuigenverklaring van [getuige 1] , in de zin dat zij ook over het schoppen en slaan van verdachte – tegen zowel aangever als diens auto – heeft verklaard, waarbij onder andere de bestuurderszijde van de auto is geraakt. Bovendien heeft getuige [getuige 2] waargenomen dat verdachte tegen dit specifieke gedeelte van de auto heeft geschopt. Daarbij komt dat de vorenbedoelde gedraging correspondeert met de schade die de politie aan het bestuurdersportier van het voertuig heeft geconstateerd. Daarnaast heeft getuige [getuige 3] verklaard dat verdachte aangever heeft getrapt. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte actief aan de geweldsgolf heeft deelgenomen door zowel tegen aangever als diens auto te schoppen en te slaan.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 maart 2019 te Stadskanaal, aan de openbare weg, te weten een oprit gelegen aan de [adres] aldaar, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en een auto (Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] ), door:
  • tegen het hoofd, althans elders tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te stompen, te slaan en teschoppen en
  • tegen de spiegels en de ruiten en de bestuurderskant van voornoemde auto te slaan en teschoppen (terwijl die [slachtoffer] zich in die auto bevond).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren. De officier van justitie neemt daarbij in ogenschouw dat het weliswaar een ernstig feit betreft, maar dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op het tijdsverloop niet meer passend is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde strafeis van de officier van justitie geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 9 maart 2019 in Stadskanaal schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer en vervolgens tegen diens auto. Daarbij heeft verdachte een hoofdrol gespeeld. Het slachtoffer heeft aan het voorval licht lichamelijk letsel overgehouden. Zijn auto heeft door het incident flinke schade opgelopen. Ter zitting is gebleken dat het slachtoffer zich als gevolg van de belaging langdurig zeer onveilig heeft gevoeld. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft ook naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte gekeken. De reclassering is er recentelijk niet in geslaagd een adviesrapportage over verdachte op te stellen. Op zitting is naar voren gekomen dat verdachte op dit moment op alle leefgebieden zijn leven op orde heeft. Daarnaast volgt uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 17 maart 2023 dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, acht de rechtbank in beginsel slechts oplegging van een onvoorwaardelijke straf toepasselijk. De rechtbank zal voor het bepalen van de hoogte van de sanctie de door de officier van justitie geëiste straf als uitgangspunt nemen. Gelet op het tijdsverloop van de zaak – sinds de pleegdatum van het misdrijf zijn er ten tijde van de berechting ruim vier jaren verstreken – en het feit dat verdachte niet eerder de fout is ingegaan, ziet de rechtbank echter aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde straf geheel in voorwaardelijke zin op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van tachtig uren met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 9.875,38 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voor wat betreft de materiële schade de vordering gedeeltelijk dient te worden toegewezen – ten aanzien van de boxershort en de spijkerbroek voor een totaalbedrag van € 85,- – met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van hoofdelijkheid. Voorts dient de gevorderde materiële schade aangaande de auto – ten bedrage van € 9.730,38 – niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu verdachte slechts deels verantwoordelijk kan worden gehouden voor de reparatiekosten betreffende de autoruit en dit derhalve een onevenredige belasting voor het strafgeding vormt.
Ten aanzien van het immateriële gedeelte heeft de officier van justitie aangevoerd de vordering toe te wijzen voor een bedrag ter hoogte van € 750,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering ten aanzien van de materiële schade nietontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De raadsvrouw heeft daartoe betoogd dat aangaande de schade aan de auto niet meer valt te herleiden welk bedrag aan verdachte kan worden toegerekend, aangezien dit op een schadecalculatie is gebaseerd en daarbij geen eindrekening is bijgevoegd. Bovendien is het onrealistisch dat de schade pas anderhalf jaar na dato is hersteld, nu op 18 november 2020 de schadebezichtiging is opgenomen. Daarnaast zijn de spatschermen en de zijpanelen aan beide kanten van de auto gespoten, terwijl de politie heeft vastgesteld dat de rechterzijde van de auto onbeschadigd is gebleven. Ook is er sprake van eigen schuld, nu aangever er zelf voor heeft gekozen op verdachte en een hekje in te rijden. Ten slotte was het voertuig niet in nieuwe staat ten tijde van het feit, want in juli 2014 was het kenteken afgegeven.
Verder zijn met betrekking tot de spijkerbroek en de boxershort geen foto’s overgeleverd waarop de schade waarneembaar is.
Ten aanzien van het immateriële gedeelte heeft de raadsvrouw verzocht het schadebedrag in redelijkheid te schatten, in aanmerking genomen dat meerdere personen geweld hebben uitgeoefend ten gevolge waarvan het letsel is ontstaan en verdachte hiervoor dus niet geheel verantwoordelijk kan worden gehouden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, anders dan de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het tenlaste van verdachte bewezen verklaarde feit. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 maart 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Ten aanzien van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 11.375,38 (zegge: elfduizend driehonderdvijfenzeventig euro en achtendertigeurocent), bestaande uit € 9.875,38 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade; - de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 11.375,38 (zegge: elfduizend driehonderdvijfenzeventig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 9.875,38 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 91 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2023.
Mr. H. van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.