ECLI:NL:RBNNE:2023:1838

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
18-182103-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door minderjarige verdachte met jeugddetentie en taakstraf

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 juli 2022 in Drachten, waar de verdachte de aangeefster, een 18-jarige vrouw, onder dwang heeft vastgehouden en seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder het binnendringen van haar vagina met zijn vingers. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 195 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 100 uren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn kwetsbaarheid en het feit dat hij zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan hulpverlening.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-182103-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , thans verblijvende [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gedane onderzoek ter terechtzitting van 20 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (het/de nader te noemen slachtoffer/aangeefster) vast te pakken en/of naar de grond/beneden te trekken en/of op haar/het lichaam te gaan zitten/liggen en/of (bij de polsen) vast te houden en/of de hand op de mond te drukken/houden (om haar het schreeuwen te beletten), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het zoenen (op de mond) en/of het (overal) betasten van het lichaam (waaronder de buik en/of borsten) en/of het betasten van de vagina en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (het/de nader te noemen slachtoffer/aangeefster) ((mede) onverhoeds) vast te pakken/te betasten en/of naar de grond/beneden te trekken en/of op haar/het lichaam te gaan zitten/liggen en/of (bij de polsen) vast te houden en/of de hand op de mond te drukken/houden (om haar het schreeuwen te beletten), [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het zoenen (op de mond) en/of het (overal) betasten van het lichaam (waaronder de buik en/of borsten) en/of het betasten van de vagina van die [slachtoffer] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , [te weten/zoals het zoenen (op de mond) en/of het (overal) betasten van het lichaam (waaronder de buik en/of borsten) en/of het betasten van de vagina en/of het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ,] (die [slachtoffer] ) heeft vastgepakt en/of naar de grond/beneden heeft getrokken en/of op haar/het lichaam is gaan zitten/liggen en/of (bij de polsen) heeft vastgehouden en/of de hand op de mond heeft gedrukt/gehouden (om haar het schreeuwen te beletten), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, (het/de nader te noemen slachtoffer/aangeefster) heeft vastgepakt en/of naar de grond/beneden heeft getrokken en/of op haar/het lichaam is gaan zitten/liggen en/of (bij de polsen) heeft vastgehouden en/of de hand op de mond heeft gedrukt/gehouden (om haar het schreeuwen te beletten), [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten/zoals het zoenen (op de mond) en/of het (overal) betasten van het lichaam (waaronder de buik en/of borsten) en/of het betasten van de vagina van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het primair ten laste gelegde, gelet op de aangifte die gedetailleerd, consistent en betrouwbaar is. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd en het DNA-onderzoek waarbij de Y chromosomale DNA-kenmerken van verdachte op de onderbuik van aangeefster ter hoogte van het schaambeen zijn aangetroffen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er een worsteling tussen verdachte en aangeefster plaatsvond, dat verdachte aangeefster onder dwang hield en dat zij hierna geëmotioneerd was. Ook de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat aangeefster kort na het incident overstuur was en huilde. Ook deze verklaringen geven steun aan de aangifte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primaire feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. Verdachte heeft het feitelijk handelen ontkend, terwijl aangeefster wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd op het punt van het binnendringen van de vagina. De verklaringen van aangeefster zijn, als zijnde niet betrouwbaar, niet bruikbaar voor het bewijs. Daarbij zijn de uitkomsten van het DNA-onderzoek voor verdachte als ontlastend bewijs aan te merken.

Het oordeel van de rechtbank 1

Vooraf
De rechtbank overweegt dat zedenstrafzaken zich kenmerken door het feit dat er doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Bewijs van schuld aan het verwijt of de verwijten is daarom vaak moeilijk vast te stellen.
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, oftewel in casu alleen op grond van hetgeen aangeefster heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bewijsmiddelen
Uit het informatieve gesprek (op 3 juli 2022) met [slachtoffer] , (verder: aangeefster) blijkt het volgende. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 2 juli 2022 omstreeks 21:30 uur is gaan wandelen in het [locatie] in Drachten. Aldaar zag zij een groep van vijf jongens die het gezellig hadden en zij heeft zich op hun uitnodiging bij het groepje gevoegd. Kort hierna begon verdachte aangeefster aan te raken. Zij vond dit niet prettig en wilde weg. Aangeefster stond op, liep weg en verdachte liep haar achterna. Ze heeft verklaard dat hij haar bij haar arm vastpakte en haar meetrok naar de grond. Toen aangeefster op de grond zat gooide verdachte haar achterover op haar rug en ging op haar liggen. Verdachte had aangeefster haar beide polsen vast, begon haar te zoenen en stopte zijn hand in haar broek en onderbroek en raakte haar vagina aan. Aangeefster heeft verklaard dat zij begon te schreeuwen en dat verdachte vervolgens zijn hand over haar mond heen deed. Eén van de andere jongens, naar later blijkt getuige [getuige 1] , heeft verdachte van aangeefster afgehaald en heeft haar getroost. Hierna is aangeefster weggegaan en heeft zij ondertussen met haar vriendin [getuige 2] gebeld.
2
Uit de aangifte die vijf dagen later volgt, blijkt dat aangeefster (op 8 juli 2022) het volgende heeft verklaard. Aangeefster ging op 2 juli 2022 rond 21:30 uur alleen naar het [locatie] in Drachten. In het park zat een groepje van vijf jongens die haar erbij riepen. Omdat het er gezellig uit zag besloot ze erbij te gaan zitten. Verdachte zat naast haar en pakte haar hand en gaf er kusjes op.
3Ook trok hij de arm van aangeefster om zichzelf heen en begon hij haar op de wang te zoenen. Op de momenten dat aangeefster haar arm en hoofd weg wilde trekken pakte hij haar telkens weer beet. Ook pakte hij haar bij het hoofd en/of de hals vast om een flesje bier in haar mond te gieten. Aangeefster heeft verklaard dat zij hieraan een blauwe plek heeft overgehouden. Ze vond de situatie niet fijn en wilde naar huis.
4
Toen aangeefster voor de tweede keer weg wilde lopen pakte verdachte haar vast en liep met haar mee. Op het moment dat ze wat verder van de groep waren en de anderen hen niet meer konden zien ging hij op de grond zitten, pakte haar arm vast en trok haar naar de grond. Hij ging bovenop haar liggen, pakte haar hard bij haar polsen vast en begon aangeefster overal te zoenen en aan te raken, eerst op haar mond en daarna overal op haar lichaam. Hij raakte haar borsten en buik aan.
Aangeefster heeft verklaard dat ze in paniek raakte en begon te huilen en te schreeuwen. Hierop drukte verdachte zijn hand op haar mond en ging door met zoenen en aanraken. Terwijl aangeefster tegenstribbelde ging verdachte met zijn hand bij haar geslachtsdeel en begon dit aan te raken. Eerst raakte hij de bovenkant aan, toen ging hij er tussen en ook ging hij met zijn vingers in haar vagina. Aangeefster heeft verklaard dat ‘hij toen met zijn vingers binnen in is geweest’. Aangeefster heeft uitgelegd dat verdachte met zijn hand in haar onderbroek ging, haar schaamlippen aanraakte, vervolgens tussen haar schaamlippen ging en daarbij de binnenkant aanraakte. Met zijn vingers is hij in de vagina geweest. Dit deed haar pijn en toen ze thuis kwam deed het haar ook nog pijn.
5
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte een naam riep en dat getuige [getuige 1] vervolgens aan kwam rennen. [getuige 1] heeft verdachte van aangeefster afgetrokken en aangeefster verklaarde dat ze hierna begon te huilen en te trillen.
6Aangeefster heeft verklaard dat zij rond 22:45 uur het park verliet en toen haar vriendin [getuige 2] heeft gebeld.
7
Getuige [getuige 1] (verder: getuige [getuige 1] ) heeft verklaard dat hij op 2 juli 2022 met een aantal mensen in het [locatie] in Drachten aan het feesten was en dat aangeefster langsliep en bij hen kwam zitten. Op een gegeven moment wilde verdachte aangeefster wegbrengen en liep hij met haar mee, weg van de groep. Getuige [getuige 1] hoorde verdachte een naam van één van de anderen uit de groep roepen, stond op en zag dat verdachte aangeefster op de grond had laten vallen. Volgens getuige [getuige 1] lagen ze beiden op de grond, lag verdachte bovenop aangeefster en waren ze aan het worstelen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte geweld gebruikte door aangeefster onder dwang te houden en haar te dwingen om op de grond te liggen. Volgens getuige [getuige 1] heeft verdachte aangeefster onrecht aangedaan. Met onrecht bedoelde hij dat verdachte aangeefster onder dwang tegen haar zin heeft gehouden. Op het moment dat hij de worsteling zag heeft hij verdachte van haar losgemaakt en opgetild. Hij zag dat aangeefster hierna huilde, trilde en geschrokken was.
8
Getuige [getuige 2] (verder: getuige [getuige 2] ), heeft verklaard dat aangeefster haar op zaterdag 2 juli 2022 om 22:47 uur huilend opbelde. Aangeefster vertelde tijdens de meerdere telefoongesprekken die zij die avond voerden dat ze aan het wandelen was in een park, aldaar een paar jongens tegenkwam die vroegen of ze bij hen kwam zitten en dat zij dit deed. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster haar vertelde dat zij op een gegeven moment weg wilde lopen, maar dat de verdachte achter haar aankwam, haar op de grond wierp en dat ze op de grond werd gegooid en dat hij haar tegen haar wil zoende en dat hij met zijn vingers in haar vagina is geweest. Getuige [getuige 2] heeft aangegeven dat aangeefster niet het woord vagina gebruikte, maar zei dat ‘hij er ook in ging’ en dat hij dat met zijn vingers deed. Getuige [getuige 2] gebruikte het woord vagina omdat aangeefster vertelde dat verdachte ‘met zijn hand daar beneden zat en dat hij in haar broek zat en dat hij ook bij haar naar binnen ging’.
9Op de daaropvolgende donderdag zat getuige [getuige 2] met aangeefster in de auto en zag zij dat aangeefster een ovale gele vlek van twee bij één centimeter aan de rechterzijde van haar nek had zitten. Toen ze vroeg hoe aangeefster hieraan kwam antwoordde aangeefster dat verdachte haar had vastgepakt.
10
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 juli 2022 met een paar jongens in het [locatie] in Drachten was en dat hij aangeefster daar heeft ontmoet.
11Toen aangeefster zei dat ze naar huis ging heeft verdachte haar omhelsd en een kus gegeven.
12Bij het opstaan heeft hij zijn hand op de mond van aangeefster geplaatst.
13
Bewijsoverwegingen Ten aanzien van betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangeefster op essentiële punten consistent en gedetailleerd zijn en ook worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Algehele betrouwbaarheid
Aangeefster heeft gedetailleerd verklaard wat er op 2 juli 2022 heeft plaatsgevonden. Bij het informatieve gesprek heeft zij aangegeven dat haar vagina is aangeraakt en in haar aangifte heeft zij gedetailleerd verklaard waar de aanrakingen uit bestonden en verklaarde ze dat verdachte ook met zijn vingers in haar vagina is geweest. Ze heeft aangegeven dat dit haar pijn deed en dat ze na het incident overstuur was en huilend haar vriendin [getuige 2] heeft opgebeld. De verklaringen van aangeefster worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] . Zij heeft immers verklaard dat aangeefster haar huilend opbelde en dat zij aangaf dat ze zojuist door verdachte naar de grond werd gegooid en tegen haar wil werd gezoend en hij met zijn vingers in haar vagina is geweest. Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster direct na het geweldsincident hevig geëmotioneerd was. Hij heeft gezien dat verdachte aangeefster tegen haar wil onder dwang heeft gehouden en dat zij hierna erg geschrokken was. Bovendien heeft verdachte bekend dat hij ter plaatse was en dat er iets tussen hem en aangeefster is voorgevallen.
Betrouwbaarheid ten aanzien van het binnendringen
Aangeefster heeft direct bij het informatieve gesprek verklaard dat haar vagina is aangeraakt door verdachte en kort daarvoor heeft zij ook tegen getuige [getuige 2] gezegd dat verdachte in haar vagina is geweest met zijn vingers. Getuige [getuige 2] heeft bovendien in dezelfde bewoordingen verklaard over het binnendringen als de bewoordingen die aangeefster zelf, slechts vijf dagen na het informatieve gesprek, in haar aangifte heeft gebruikt.
Aangeefster heeft in haar aangifte uitgelegd dat zij pas later heeft verklaard over het seksueel binnendringen, omdat ze het door alle gebeurtenissen in eerste instantie was vergeten te vertellen bij het informatieve gesprek. Aangeefster verklaarde dat zij, toen zij later die nacht thuiskwam, merkte dat haar vagina pijn deed. Op een later moment herinnerde zij zich het seksueel binnendringen. Ze wilde hierover al eerder contact opnemen met de politie, maar uit schaamte heeft ze dit niet gelijk gedaan. Anders dan de verdediging is de rechtbank niet van oordeel dat deze uitleg van aangeefster afbreuk doet aan de geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van haar verklaring over het seksueel binnendringen door verdachte. Bovendien heeft getuige [getuige 2] verklaard dat aangeefster direct na het incident tegen haar heeft gezegd dat verdachte met zijn vingers in haar vagina is geweest.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster omtrent het binnendringen.
Ten aanzien van het DNA-onderzoek
De rechtbank is van oordeel dat de uitkomsten van het DNA-onderzoek niet uitsluiten dat het feitelijk ten laste gelegde handelen wel heeft plaatsgevonden. Het lichaam van aangeefster is vijf dagen na het feit bemonsterd en de meerdere mannelijke DNA-kenmerken die op het lichaam van aangeefster zijn aangetroffen doen niets af aan voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen. Bovendien erkent verdachte zelf ook dat hij de persoon is geweest die aangeefster in het park heeft ontmoet, hetgeen eveneens blijkt uit de getuigenverklaring van [getuige 1] .
Conclusie betrouwbaarheid
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op essentiële punten consistent en gedetailleerd zijn en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de verklaringen van aangeefster over het geheel genomen betrouwbaar en geloofwaardig zijn. De rechtbank ziet ook overigens geen reden om aan de verklaringen van aangeefster te twijfelen. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging met betrekking tot de (on)betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en de betwisting dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Eindconclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en dat deze in voldoende mate wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en van verdachte, zodat ook aan het bewijsminimum is voldaan. Daarom is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 2 juli 2022 te Drachten, gemeente Smallingerland, door geweld, te weten door aangeefster vast te pakken en naar de grond te trekken en op haar te gaan liggen en bij de polsen vast te houden en de hand op de mond te drukken om haar het schreeuwen te beletten, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het zoenen op de mond en het betasten van het lichaam waaronder de buik en borsten en het betasten van de vagina en brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair. Verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 15 dagen en een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad van de Kinderbescherming. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, bepleit rekening te houden met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De raadsvrouw heeft voorts verzocht te benoemen dat verdachte geen gevaar voor de gemeenschap is in verband met zijn asielprocedure.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad), het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
De minderjarige verdachte heeft zich op 2 juli 2022 schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds 18-jarige jonge vrouw in een park. Aangeefster was in die periode bezig een angststoornis te overwinnen. Toen ze bij een wandeling in het park spontaan de vraag kreeg om bij het groepje jongens te gaan zitten ging ze er vanuit dat het opdoen van nieuwe contacten haar hierbij zou helpen. Verdachte werd echter al snel handtastelijk en op het moment dat aangeefster weg wilde gaan heeft hij haar naar de grond getrokken, ontstond er een worsteling en heeft hij haar, ondanks dat zij tegenstribbelde en trachtte te ontkomen, verkracht door zijn vinger(s) in haar vagina te brengen.
Verdachte heeft door zijn handelen in het geheel geen rekening gehouden met de belangen en gevoelens van het slachtoffer. Ondanks dat het slachtoffer onder hem lag te worstelen om uit zijn greep te ontkomen, heeft verdachte zich op geen enkele wijze bekommerd om de schade die hij bij zijn slachtoffer aanrichtte. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het slachtoffer had geen keuze en de rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat het slachtoffer het betasten, zoenen en binnendringen door een onbekende heeft moeten ondergaan.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijkse bestaan. Het behoeft ten slotte geen betoog dat deze verkrachting gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproept in de samenleving en dat vrouwen zich hierdoor in zijn algemeenheid minder veilig voelen.
Documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 8 maart 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van verdachte
Uit het rapport van de Raad van 21 februari 2023, opgesteld door [naam] , raadsonderzoeker van de Raad, blijkt onder meer dat verdachte een ontkennende verdachte is en dat praten over zijn seksuele ontwikkeling voor hem zeer ingewikkeld is. Hierdoor heeft de Raad geen zicht kunnen krijgen op het verloop van zijn seksuele ontwikkeling. De Raad acht het van belang dat hier binnen een opgebouwde vertrouwensrelatie aandacht voor is.
Bij de Raad zijn er grote zorgen om de psychische gesteldheid van verdachte. Hij voelt zich neerslachtig, piekert veel en lijkt zich steeds vaker terug te trekken. Verdachte ervaart te veel onrust en daarom is besloten om nog geen behandeling te starten. Aandacht voor zijn welzijn door middel van gespreksvoering is echter wel van groot belang. De Raad vindt het belangrijk dat behandeling wordt opgestart om te kunnen werken aan de meegemaakte traumatische gebeurtenissen. Tevens vindt de Raad het van belang dat verdachte deel blijft nemen aan school zodat hij beschikt over een ritme en hij onder de mensen is om een verdere neerwaartse spiraal zoveel mogelijk te beperken.
De Raad stelt zich op het standpunt dat verdachte zich de afgelopen maanden goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, maar dat gelet op voornoemde omstandigheden een maatregel van de jeugdreclassering wel nodig is om kaders te stellen voor verdachte. Dit heeft hij nodig om school goed op te pakken, maar mogelijk ook om daadwerkelijk hulpverlening op te starten en voort te zetten. Er is eerder geen aanleiding geweest om urinecontroles uit te voeren, omdat er geen signalen van middelengebruik waren, maar omdat de Raad onlangs heeft vernomen dat verdachte bij aankomst in de JJI positief testte op THC is het van belang dat er wel zicht blijft op eventueel middelengebruik.
Bij een bewezenverklaring wordt geadviseerd geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, aangezien verdachte goed meewerkt, niet gerecidiveerd is en al sinds augustus 2022 elektronisch toezicht heeft. Geadviseerd is een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden dat verdachte onderwijs/dagbesteding volgt, meewerkt aan
middelencontrole, meewerkt aan hulpverlening en dat hij drie maanden meewerkt in het kader van Intensieve Trajectbegeleiding Criem (verder: ITB Criem). Daarbij is geadviseerd om aan het
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden. Daarnaast adviseert de Raad een taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf, zodat verdachte de consequentie van zijn gedrag ervaart.
LOVS-oriëntatiepunten
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) ontwikkeld. Het oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van verkrachting door een minderjarige verdachte is een jeugddetentie van zes maanden.
Bij de strafoplegging kan eveneens rekening worden gehouden met voorwaarden die zijn opgelegd in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis en die de verdachte als straf kan hebben ervaren.
Conclusie
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van enige duur. Verdachte maakt echter een kwetsbare indruk en heeft in het verleden traumatische ervaringen opgedaan waaronder een langdurige opsluiting. Voorts heeft verdachte zich goed gehouden aan de strikte schorsingsvoorwaarden die hem zijn opgelegd en is hij sindsdien niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de schorsingsvoorwaarden bij verdachte voor veel onzekerheid hebben gezorgd en dat hij angstig was om hierbij fouten te maken. De spanning en onzekerheid die dit met zich meebrachten, resulteerden erin dat verdachte zichzelf isoleerde. De rechtbank overweegt dat verdachte de schorsingsvoorwaarden als punitief kan hebben ervaren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie op dit moment niet meer passend en geboden is.
Vanwege artikel 77ma Sr kan de rechtbank in deze zaak uitsluitend een taakstraf opleggen indien zij daarnaast een onvoorwaardelijke jeugddetentie oplegt. De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en ook oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, aangezien behandeling van de problematiek van verdachte noodzakelijk is. De rechtbank vindt het van belang dat deze behandeling meteen kan beginnen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 195 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren voldoende recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank legt daarbij als bijzondere voorwaarden op een meldplicht, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan hulpverlening en meewerken aan de ITB Criem gedurende drie maanden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf, te weten een werkstraf van 100 uren opleggen, zodat verdachte de consequenties van zijn gedrag ervaart.
De rechtbank zal geen uitspraak doen over het eventuele gevaar dat verdachte voor de gemeenschap vormt, omdat verdachte niks over zijn seksuele ontwikkeling heeft verklaard en omdat uit het rapport van de Raad volgt dat geen risicoschattingen zijn gemaakt omtrent het herhalingsgevaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 195 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs volgt en/of andere dagbesteding heeft;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan urinecontroles om zicht te krijgen op het eventuele middelengebruik, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
dat de veroordeelde meewerkt aan hulpverlening vanuit de Evenaar of een door de jeugdreclassering aan te wijzen soortgelijke instelling, voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
dat de veroordeelde in het kader van reclasseringstoezicht medewerking verleent aan het toezicht van en de begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van Intensieve Trajectbegeleiding Criem (ITB Criem) gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd.
Geeft aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. W.S. Sikkema en mr.
B. Broerse, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2023.
Mr. W.S. Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002022169486, doorgenummerd 1 tot en met 158.
Pagina’s 12 en 13.
Pagina 23.
Pagina’s 24 en 32.
Pagina’s 24, 34, 35 en 36.
Pagina’s 24 en 25.
Pagina 27.
Pagina’s 59, 63, 64, 65, 66 en 67.
Pagina’s 45, 46 en 47.
Pagina 48.
Pagina 146.
Pagina 151.
De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris van 21 juli 2022.