In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek tot vaststelling van een dwangsomvergoeding wegens het niet tijdig nemen van een beslissing over haar WW-aanvraag. Eiseres had op 2 november 2021 een WW-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar verzoek tot vaststelling van een dwangsom afgewezen in een primair besluit van 14 maart 2022. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 5 juli 2022, waarin het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft afgewezen dat er een dwangsom verschuldigd is, omdat het Uwv tijdig op de WW-aanvraag heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling van eiseres op 1 maart 2022 door het Uwv is ontvangen, en dat het Uwv binnen de wettelijke termijn heeft gereageerd.
De rechtbank wijst erop dat de afspraken tussen eiseres en het Uwv over de wijze van correspondentie duidelijk waren en dat eiseres zich aan deze afspraken diende te houden. De rechtbank concludeert dat het Uwv geen dwangsom aan eiseres verschuldigd is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding, omdat haar bezwaar ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin en is openbaar uitgesproken op 28 april 2023.